ECLI:NL:RBROT:2022:2301
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke ontruimingszaak
Op 14 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening tegen de betekening van een vonnis van de kantonrechter, waarin verzoekster was veroordeeld tot ontruiming van haar woning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de betekening van het vonnis geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen sprake is van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Hierdoor verklaarde de voorzieningenrechter zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter baseerde zijn oordeel op artikel 8:83 van de Awb, dat de mogelijkheid biedt om zonder zitting uitspraak te doen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is. De voorzieningenrechter concludeerde dat de aankondiging tot ontruiming niet gelijk te stellen is aan een besluit van een bestuursorgaan, zoals bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De ontruiming was het gevolg van een privaatrechtelijke rechtshandeling, namelijk de opzegging van de huurovereenkomst door de gemeente Rotterdam, die op 1 september 2019 was geëindigd.
Omdat de bestuursrechter zich onbevoegd verklaarde, was verzoekster geen griffierecht verschuldigd en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.