ECLI:NL:RBROT:2022:2271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
C/10/631417 / JE RK 22-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing wijziging omgangsregeling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], en de wijziging van de omgangsregeling met de vader. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor zes maanden, en om de omgangsregeling te wijzigen. De moeder en vader van [naam kind] zijn beide betrokken in deze procedure, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat mr. M. de Bluts en de vader door mr. T. Erdal.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] door de moeder wordt uitgeoefend en dat [naam kind] bij haar woont. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 30 augustus 2021 en zou eindigen op 28 februari 2022. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de standpunten van de betrokken partijen zijn gehoord. De GI heeft aangegeven dat de omgang tussen [naam kind] en de vader gemonitord moet worden, maar dat er momenteel geen contact is tussen de vader en de GI, wat zorgwekkend is.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat er geen verweer is gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 augustus 2022. Wat betreft de wijziging van de omgangsregeling heeft de kinderrechter geconcludeerd dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die een wijziging rechtvaardigen. De omgangsregeling die op 1 juli 2021 was vastgesteld, blijft van kracht. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat de vader contact onderhoudt met de jeugdbeschermer om de omgangsregeling te kunnen waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/63136 / JE RK 22-6 en C/10/631417 / JE RK 22-14
Datum uitspraak: 25 februari 2022

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2018 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. M. de Bluts, te Zoetermeer,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. T. Erdal, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 januari 2022, ingekomen bij de griffie op
3 januari 2022;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 januari 2022, ingekomen bij de griffie op
4 januari 2022.
- het verweerschrift van mr. M. de Bluts namens de moeder van 31 januari 2022, ingekomen
bij de griffie op 2 februari 2022.
Op 21 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M. de Bluts,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. T. Erdal,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 1] en [naam 2].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 30 augustus 2021 is [naam kind] onder toezicht gesteld tot 28 februari 2022.
De voorzieningenrechter heeft bij kort geding vonnis van 1 juli 2021 de volgende omgangsregeling vastgesteld:
de minderjarige verblijft bij de man elke vrijdag van 16.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de man de minderjarige haalt en brengt.

Het verzoek

Verzoek ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/63136:
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van zes maanden.
Verzoek ingeschreven onder het zaaknummer: C/10/631417:
De GI verzoekt de door de voorzieningenrechter op 1 juli 2021 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen in die zin dat de minderjarige een keer per vier weken op zaterdag van 12:00 uur tot 16:00 uur omgang heeft met de vader.

De standpunten

De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling de verzoeken gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de omgang tussen [naam kind] en de vader te monitoren. In kort geding is op verzoek van de vader een omgangsregeling vastgesteld. Het is de GI daarna echter niet gelukt om met de vader in contact te komen. De vader heeft op 19 oktober 2021 te kennen gegeven geen contact meer met de jeugdbeschermer te willen en ook zijn kind niet meer te willen zien. De dag erna heeft de vader een seksvideo van zichzelf en de moeder gestuurd naar de jeugdbeschermer. De jeugdbeschermer heeft hierover in gesprek willen gaan met de vader, maar het is niet gelukt om hem te bereiken. Eerder heeft de moeder aangegeven dat de vader [naam kind] af en toe bij haar thuis ziet. Op dit moment is er echter geen contact meer tussen de ouders. De GI acht gelet op het ontbreken van enig contact met de vader en daardoor het ontbreken van toezicht, de huidige omgangsregeling niet in het belang van [naam kind]. De vader en [naam kind] hebben echter wel recht op omgang en omgang wordt ook van belang geacht. Uit gesprekken met de moeder in september 2021 is gebleken dat [naam kind] gek is op haar vader en het leuk vindt om hem te zien. Daarom wordt verzocht de huidige omgangsregeling niet op te schorten, maar te matigen. Het is van belang dat er zo snel mogelijk contact komt met de vader. Met [naam kind] gaat het verder goed. Op het kinderdagverblijf wordt een vrolijk meisje gezien. Wel heeft [naam kind] een spraak- en taalachterstand. Hier is vanuit het kinderdagverblijf hulpverlening voor ingezet.
Door en namens de moeder is ingestemd met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en is verweer gevoerd tegen het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. Ondanks dat de moeder blij is dat de GI de omgang tussen [naam kind] en de vader wil beperken, acht de moeder het van belang dat er op dit moment in zijn geheel geen omgang meer plaatsvindt tussen [naam kind] en de vader. Tussen de ouders is geen enkele vorm van contact mogelijk en zij heeft geen enkel vertrouwen meer in de vader. Omgang tussen [naam kind] en de vader is daarom alleen mogelijk met tussenkomst van de jeugdbeschermer. Op dit moment ontbreekt echter enig toezicht.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling. De moeder probeert het contact tussen de vader en [naam kind] volledig te beperken door [naam kind] weg te houden van de vader. De vader heeft binnen enkele maanden twee keer een kort geding moeten opstarten om de moeder zo ver te krijgen om haar medewerking te verlenen aan de omgangsregeling. In beide procedures is de moeder veroordeeld tot medewerking aan de omgangsregeling. De vader heeft zich vervolgens wekenlang gehouden aan de omgangsregeling, voor zover de moeder dat toe liet. Het is gelet op de procedures die de vader heeft opgestart meer dan onlogisch dat hij geen interesse zou hebben in [naam kind]. De moeder komt beide vonnissen niet na. Hij heeft zo nu en dan – zo ver de moeder toestaat – omgang met [naam kind]. Dat er in de afgelopen periode geen omgang heeft plaatsgevonden wordt door de vader betwist. De vader is slachtoffer door het toedoen van de moeder. Hij wordt dagelijks door haar gestalkt. De vader ziet niet in waarom de omgangsregeling gewijzigd zou moeten worden, daar deze enkel door het toedoen van de moeder wordt gedwarsboomd. Er zijn geen zorgen over het contact tussen [naam kind] en de vader en ook geen aanwijzing dat de thuissituatie van de vader zorgwekkend zou zijn. Het enige probleem is het opstart moment van de omgang, in die zin dat de moeder daar geen medewerking aan wenst te verlenen. Als de moeder zich aan de gemaakte afspraken zou kunnen houden, zou de huidige situatie voor eenieder leefbaar zijn. De moeder dient zich als gezaghebbende ouder in te zetten om de omgang tussen [naam kind] en de vader te verwezenlijken. Het klopt dat de vader moeilijk bereikbaar is. Hij moet namelijk continue van telefoonnummer wisselen omdat de moeder hem blijft stalken. De vader is gefrustreerd geraakt door de hele situatie en heeft het gevoel niet gehoord te worden door de GI.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling:
Gelet op het feit dat ter zitting geen verweer is gevoerd tegen een verlenging van de
ondertoezichtstelling en de kinderrechter op grond van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling van oordeel is dat de gronden van de ondertoezichtstelling zoals
gesteld in artikel 1:255 BW aanwezig zijn, zal de ondertoezichtstelling van [naam kind]
als onweersproken worden verlengd voor de duur van zes maanden.
Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling:
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de hiervoor genoemde omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De kinderrechter is van oordeel dat hiervan geen sprake is.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders op 1 juli 2021 tijdens de mondelinge behandeling in kort geding overeenstemming hebben bereikt over een omgangsregeling. Daarna is gebleken dat de moeder de neergelegde omgangsregeling na enige tijd heeft stopgezet. Ook het kort geding vonnis van 13 oktober 2021, waarbij de moeder is geboden om haar medewerking te verlenen aan de omgangsregeling, wordt door de moeder niet nagekomen. Het is duidelijk dat tussen de ouders sprake is van onderlinge strijd en wederzijds wantrouwen. De kinderrechter is met de GI van oordeel dat de zorgen die de moeder uit over de vader zorgelijk zijn en dat hier zicht op dient te komen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de vader onbereikbaar is voor de GI. De feiten en omstandigheden die de vrouw aanvoert, zijn echter onvoldoende om de vastgelegde omgangsregeling te wijzigen. Niet is gebleken dat er dermate zorgen zijn over de veiligheid van [naam kind] bij de vader, die de omgang in de weg zou staan. Tijdens eerdere omgangsmomenten werd gezien dat [naam kind] geniet van het contact met haar vader en het fijn vindt om hem te zien. Daarbij komt dat zowel de GI als de moeder het er over eens zijn dat [naam kind] recht heeft op omgang met de vader, maar dat deze omgang dient plaats te vinden met tussenkomst van de GI. Er is dan ook geen sprake van gewijzigde omstandigheden van dien aard dat de omgangsregeling dient te worden teruggebracht. Het verzoek van de GI tot wijziging van de omgangsregeling zal daarom worden afgewezen.
De kinderrechter merkt op dat het van groot belang is dat er contact komt tussen de GI en de vader, zodat er zicht kan worden gehouden op de omgangsregeling. Dit behoort immers tot een van de taken van de jeugdbeschermer bij de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Als de vader werkelijk uitvoering wil geven aan de omgangsregeling, ligt het op zijn weg om contact te onderhouden met de jeugdbeschermer, die een neutrale positie tussen beide ouders kan innemen. Ter zitting heeft de vader ook aangegeven daarvoor open te staan. De kinderrechter verwacht dan ook de inspanning van de vader om bereikbaar te zijn en zelf, al dan niet met behulp van zijn advocaat, contact op te nemen met de jeugdbeschermer. [naam kind] heeft recht op onbelast contact met haar beide ouders, maar dit is alleen mogelijk als beide ouders in het belang van [naam kind] de onderlinge strijd loslaten en zich meewerkend opstellen richting GI.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de onder ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 28 augustus 2022;
wijst af het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.