2.1.In de hoofdzaak vordert Fluvia om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Decoil Bevenrode en Decoil Group hoofdelijk te veroordelen om aan Fluvia te betalen:
de reparatiekosten ad € 148.800,48, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, minus de borg ad € 50.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, met ingang van de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
de schoonmaak- en gasvrijkosten ad € 740,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, met ingang van de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
de onderhouds- en Klassekosten ad € 14.106,42, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, met ingang van de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
de openstaande vrachtfacturen voor de maanden januari en februari 2021 ad € 40.500,00, te vermeerderen met de contractuele boeterente van 1% per maand krachtens artikel 3 sub e van de bevrachtingsovereenkomst, dan wel de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, met ingang van 1 januari 2021 respectievelijk 1 februari 2021, dan wel met ingang van de dag van de dagvaarding, in beide gevallen tot aan de dag van de algehele betaling;
de expertisekosten ad € 1.470,00, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, met ingang van de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling;
de buitengerechtelijke incassokosten, vastgesteld op grond van de Staffel buitenrechtelijke incassokosten (BIK) op € 2.803,08, dan wel een zodanig bedrag dat de rechtbank in goede justitie meent te behoren;
met veroordeling van Decoil Bevenrode en Decoil Group in de proceskosten en de nakosten.