ECLI:NL:RBROT:2022:2239

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
10/341949-21 / TUL VV: 09/842281-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tijdens rellen op de Coolsingel te Rotterdam

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen tijdens de rellen op 19 november 2021 op de Coolsingel in Rotterdam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte was ten tijde van de rellen preventief gedetineerd en heeft zich tijdens deze ongeregeldheden aangesloten bij een grote menigte die zich tegen de politie keerde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een 'flying kick' heeft uitgedeeld aan een politieagent, wat heeft geleid tot de poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft hij openlijk geweld gepleegd tegen een politievoertuig. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn motivatie om terug te keren in de maatschappij en zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij afgewezen, omdat deze anoniem was ingediend en niet kon worden vastgesteld of de benadeelde partij bevoegd was tot het indienen van de vordering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/341949-21
Parketnummer vordering TUL VV: 09/842281-20
Datum uitspraak: 25 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. R.S. Boonstra, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, waarbij de verdachte wel moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een locatieverbod te weten dat de verdachte zich met ingang van heden gedurende een periode van 2 jaar niet zal bevinden binnen een straal van 500 meter van de Coolsingel in Rotterdam, met bevel dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
  • gedeeltelijke tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in de zaak met parketnummer 09/842281-20, te weten voor de duur van zes maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1)
4.1.1.
Standpunt verdediging
Het onder 1 ten laste gelegde kan niet bewezen worden en daarom moet de verdachte daarvan worden vrijgesproken. Allereerst is het onzeker dat de verdachte de persoon is op de camerabeelden, nu de verdachte ontkent dat hij degene is op deze camerabeelden en deze beelden onduidelijk zijn. Daarnaast zijn er geen aanknopingspunten voor de datum, de locatie en het tijdstip van het Dumpert-filmpje. Verder betwist de verdediging dat de verdachte met de geweldshandeling opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Tot slot ontbreekt een samenwerkingsverband in die zin dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De enkele aanwezigheid in elkaars nabijheid tijdens de rellen is daarvoor onvoldoende.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de persoon is op de close-up stills op pagina 41 van het procesdossier, door de politie genaamd [naam] . De persoon op deze camerabeelden oftewel de verdachte had een baard, droeg een trui met lichte lange mouwen en een donkere bodywarmer voorzien van een capuchon. De politie heeft met behulp van camerabeelden van stadstoezicht het doen en laten van deze aldus geïdentificeerde persoon gevolgd.
Om 20.34 uur werd deze op de camerabeelden van stadstoezicht gevolgde persoon gelokaliseerd op de Coolsingel, ter hoogte van de C&A. Op de beelden van de camera’s 84003 (gelegen aan de Coolsingel – C&A) en 84005 (gelegen aan de Coolsingel OZ-WTC) zijn bepalende kenmerken te zien die ook op het Dumpert-filmpje zichtbaar zijn: een dwars over de weg rijdende politiebus, een in de nabijheid daarvan geparkeerde personenauto en de aanwezigheid van drie agenten van de mobiele eenheid op de weg en drie op de stoep. Uit deze camerabeelden van stadstoezicht kan afgeleid worden dat de verdachte zich op dezelfde locatie bevond als waar het Dumpert-filmpje zich afspeelde, hij stond tegenover de politieagent die de vliegende trap ontving. Op het Dumpert-filmpje is zichtbaar dat degene die de vliegende trap uitdeelt een kledingstuk met lange lichte mouwen draagt terwijl de kleding van zijn bovenlichaam voor het overige donker is. Op de beelden van cameratoezicht zijn anders dan de verdachte, ter plaatse geen relschoppers zichtbaar met dergelijk gekleurde kleding.
In de telefoon van de verdachte is een WhatsAppgesprek aangetroffen tussen de verdachte en een contactpersoon waarin de verdachte vraagt: “Heb je die video van mij nog van die flying kick? Stuur die [is] anders aub”. De contactpersoon heeft geantwoord dat zij even gaat kijken en even later heeft zij aan de verdachte een bestand met daarop het Dumpert-filmpje gestuurd. Daarnaar gevraagd verklaarde de verdachte ter terechtzitting dat hij in dit WhatsAppgesprek bedoelde te vragen naar een videofilm die gemaakt zou zijn van de vliegende trap van de verdachte tegen een politiebus die avond (zie feit 2 hieronder) en dat vervolgens per abuis het Dumpert-filmpje is gestuurd. De rechtbank acht die lezing van dit WhatsAppgesprek echter ongeloofwaardig, nu de verdachte na ontvangst van het Dumpert-filmpje niet reageerde, bijvoorbeeld door aan te geven dat dit niet de beelden betreft die hij bedoelde of te zeggen dat hij niet op die beelden te zien was. Dat duidt er op dat het Dumpert-filmpje wel degelijk “die video van mij van die flying kick” betreft oftewel van de verdachte.
Op het Dumpert-filmpje zelf is de verdachte niet herkenbaar te zien. Op basis van het (beperkte) signalement van de trappende persoon in het Dumpert-filmpje, de localisatie van de verdachte door middel van de beelden van openbaar cameratoezicht ter plaatse waar het Dumpert-filmpje zich heeft afgespeeld en de inhoud van het Whatsappgesprek op de telefoon van de verdachte, een en ander in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat het de verdachte is geweest die de vliegende trap aan de agent zoals zichtbaar op het Dumpert-filmpje heeft uitgedeeld.
Op het Dumpert-filmpje is te zien dat de verdachte een trap met kracht geeft tegen de borst van de politieagent. Uit de aangifte volgt dat de verdachte hierbij een aanloop nam, met beide benen los van de grond kwam en met zodanige explosieve kracht trapte dat de ME-er hard op de grond viel. Door op een dergelijke wijze een trap tegen het bovenlichaam te geven, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de politieagent zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Het feit dat de politieagent beschermende kleding droeg doet daar niet aan af.
Wat betreft het ten laste gelegde medeplegen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat de verdachte heeft gehandeld in de voor een bewezenverklaring van medeplegen noodzakelijke nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De verdachte heeft deze trap weliswaar in het bijzijn van de mensenmassa gegeven, maar dit is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat er sprake is van medeplegen.
4.1.3.
Conclusie
Het verweer tot algehele vrijspraak wordt verworpen. Het betoog dat er onvoldoende bewijs is voor medeplegen, slaagt.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de openlijke geweldpleging tegen goederen en personen wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte met een voorwerp richting de politieagenten heeft gegooid. Daarnaast blijkt uit andere camerabeelden dat de verdachte eenmaal heeft getrapt tegen een politievoertuig en een terrastafel op een ander politievoertuig heeft gegooid.
4.2.2.
Beoordeling
Het geven van een trap tegen een politievoertuig (derde gedachtestreepje onder het tweede feit) is door de verdachte bekend. Dit onderdeel van het feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een fles/voorwerp in de richting van de politieagenten heeft gegooid en een terrastafel tegen een (ander) politievoertuig heeft gegooid. Omdat bij deze ten laste gelegde handelingen enige twijfel bestaat of de verdachte deze heeft verricht, zal de rechtbank de verdachte hiervan vrijspreken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 19 november 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politiefunctionaris ( [code politiefunctionaris] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een "zogenaamde" flying-kick en/of karatetrap op/tegen de borst van die politiefunctionaris heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 19 november 2021 te Rotterdam, openlijk, te weten op de Coolsingel in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed te weten één politievoertuig door
- tegen een politievoertuig te schoppen en/of te trappen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
poging tot zware mishandeling.
Feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, terwijl de schuldige opzettelijk goederen vernielt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 19 november 2021 zijn op social media diverse oproepen verschenen om te demonsteren tegen de coronamaatregelen. Aan deze oproep hebben aanvankelijk slechts enkele tientallen mensen gehoor gegeven. Maar binnen een half uur groeide dit groepje zeer snel en zijn in het centrum van Rotterdam ernstige ongeregeldheden ontstaan. De grote menigte en de dreigende sfeer was de reden om naast de politie ook ME in te zetten.
De ontstane situatie werd achteraf door meerdere agenten omschreven als een ‘oorlogsgebied’: er werd voortdurend zwaar vuurwerk afgestoken, er werden branden gesticht en mensen belaagden de agenten en andere hulpverleners met stenen en andere harde voorwerpen. Zelfs toen de politie trachtte een veilige situatie te creëren voor de brandweer zodat deze kon blussen en het gevaar voor bewoners van het naastgelegen pand kon worden weggenomen, bleven mensen gericht stenen gooien in de richting van de agenten en de brandweerlieden. Dat resulteerde erin dat de brandweer haar pogingen om te blussen moest staken. De agenten hebben waarschuwingsschoten gelost en zich zelfs genoodzaakt gezien om gericht te schieten. Ook diverse goederen zoals politievoertuigen zijn beschadigd door er tegen te schoppen en met voorwerpen op te slaan.
De verdachte heeft zich bij de rellen op de Coolsingel aangesloten en heeft bijgedragen aan het geweld. De verdachte heeft een vliegende trap tegen een politievoertuig gegeven. Niet veel later heeft hij wederom een vliegende trap gegeven, nu tegen de borst van een agent. Doordat de agent op de grond viel en de rellende menigte zich vervolgens tegen hem en zijn ME-collega’s keerde, hebben deze ME-collega’s zich genoodzaakt gezien om waarschuwingsschoten te lossen.
De deelname aan de rellen, de poging tot zware mishandeling en het openlijk geweld tegen het politievoertuig zijn elk op zichzelf al nare feiten, maar door hun onderlinge verband zijn ze nog kwalijker. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen gehoor heeft gegeven aan het ter plaatse optredende gezag, dat op dat moment bezig was om de orde ter plaatse te kunnen controleren en herstellen. De verdachte heeft vervolgens met zijn gewelddadige handelen, met name de vliegende trap tegen de ME-er, bijgedragen aan een situatie waarin politiemensen hebben gevreesd voor hun leven en zich genoodzaakt voelde om waarschuwingsschoten te lossen.
7.3.
Strafmaatverweer
De verdediging heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de volgende omstandigheden. Er dient rekening te worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals blijkt uit het reclasseringsrapport. Hij is gemotiveerd om op een positieve manier terug te keren in de maatschappij en is inmiddels met de COVA-training gestart. Daarnaast was er geen sprake van een leidersrol bij de rellen. De verdediging heeft daarom verzocht om een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest en een fors deel voorwaardelijk is.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en nog in een proeftijd liep voor een andersoortig delict.
7.4.2.
Reclasseringsrapportage
De reclassering heeft op 21 december 2021 in het kader van een lopend toezicht gerapporteerd over de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte ondanks een belast verleden goed heeft meegewerkt met het begeleid wonen-traject, een fulltimebaan had en zijn schulden aan het regelen was. De verdachte mist wel soms afspraken met de reclassering. De reclassering schat in dat er een gemiddeld risico is op geweld. Als het onvoorwaardelijk strafdeel 9 maanden zal zijn, dan zal de verdachte zijn woning en de begeleiding daar verliezen.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in het bijzonder tegen de achtergrond van de rellen waarbij zij plaatsvonden, is het opleggen van een gevangenisstraf passend en geboden. De verdediging heeft verzocht aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het al ondergane voorarrest, maar de rechtbank volgt daarin de verdediging niet. Met name gelet op de bijzondere omstandigheden waaronder de poging tot zware mishandeling en de openlijke geweldpleging hebben plaatsgevonden en gelet op het aandeel dat de verdachte daarin heeft gehad, kan met een straf als de verdediging voor ogen staat niet worden volstaan. Een gevangenisstraf van 9 maanden in dit geval passend.
Wel zal een deel van de voorgenomen straf gelet op de eerdergenoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte voorwaardelijk worden opgelegd. Dit voorwaardelijke strafdeel van drie maanden dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, omdat het de eerste keer is dat de verdachte heeft deelgenomen aan rellen en deze maatregel mede gezien de persoon van de verdachte, het gevorderde toepassingsgebied en de duur daarvan niet proportioneel is. De rechtbank wijst de door de officier van justitie daartoe gedane vordering af.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partij

De vordering van de benadeelde partij politiefunctionaris [code politiefunctionaris]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd politiefunctionaris [code politiefunctionaris] , ter zake het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 450,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en hij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
De vordering benadeelde partij is anoniem ingediend. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu op grond van artikel 51f lid 4 van het Wetboek van Strafvordering niet kan worden vastgesteld of de benadeelde partij bevoegd is tot het indienen van de vordering.
De vordering van de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd Politie Eenheid Rotterdam, ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 16.000,00 aan materiële schade.
8.4.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu sprake is van het in vereniging met anderen geweld plegen, de verdachte niet alleen maar wel mede verantwoordelijk is te houden voor het veroorzaken van de gestelde schade en heeft, gelet op de rol van de verdachte tijdens het openlijk geweld, geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 1.000,00. Hij heeft verzocht om aan de verdachte ter zake van het aan de benadeelde partij toe te wijzen bedrag de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van strafrecht op te leggen.
8.5.
Standpunt verdediging
Primair heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat, gelet op de bepleite vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging, gelet op de rol van de verdachte ten aanzien van de toegebrachte schade, matiging van het toe te wijzen bedrag bepleit.
8.6.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde gedraging die aan de vordering tot schadevergoeding ten grondslag ligt (gooien met een tafel naar de betreffende politiebus).

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 30 december 2020 is de verdachte ter zake van diefstal met geweld en diefstal in vereniging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 14 januari 2021.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen dan wel dat de proeftijd dient te worden verlengd.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van genoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan dat vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Dit is geheel aan hemzelf te wijten. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om de tenuitvoerlegging te gelasten. Wel houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte nog geen CoVA-training had gevolgd en zijn leven lijkt te willen veranderen door zich onder andere te houden aan de bijzondere voorwaarden die bij ditzelfde vonnis waren opgelegd. Bovendien betreft het een andersoortig strafbaar feit. In die omstandigheden wordt aanleiding gezien om deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gedeeltelijk te gelasten, te weten voor de duur van één maand.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij politiefunctionaris [code politiefunctionaris] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
gelast gedeeltelijk de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
1 (één) maand, van de bij vonnis van 30 december 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een politiefunctionaris ( [code politiefunctionaris] ) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, een "zogenaamde" flying-kick en/of karatetrap op/tegen de borst, althans op/tegen het lichaam van die politiefunctionaris heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meerdere momenten op of omstreeks 19 november 2021 te Rotterdam, openlijk, te weten op de Coolsingel en/of de Bulgersteyn, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) perso(o)n(en), te weten één of meer politiefunctionaris(sen) en/of (een) goed(eren) te weten één of meer politievoertuig(en) en/of één of meer ME-bus(sen) door
- (meermalen) de confrontatie te zoeken met die politiefunctionaris(sen) en/of agressief/opruiend gedrag jegens die politiefunctionaris(sen) te vertonen en/of
- een fles, althans een (hard) voorwerp, te gooien naar en/of in de richting van die/dat politiefunctionaris(sen) en/of politievoertuig(en) en/of ME-bus(sen) en/of
- (meermalen) tegen een politievoertuig te schoppen en/of te trappen en/of
- een (terras)tafel op een politievoertuig te gooien en/of
- een (terras)tafel op/tegen/door de voorruit van een politievoertuig te gooien.