ECLI:NL:RBROT:2022:2238

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
10/960082-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing en bedreiging van volksvertegenwoordigers via sociale media

Op 25 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing en bedreiging. De verdachte plaatste diverse berichten op een openbare Facebookpagina waarin hij opriep tot geweld tegen volksvertegenwoordigers en gezagsdragers. Tevens verspreidde hij een afbeelding waarin een mes tegen de keel van minister Hugo de Jonge wordt gehouden, vergezeld van een bedreigende tekst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing en bedreiging, en legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte de grenzen van de vrijheid van meningsuiting had overschreden door aan te zetten tot geweld en het creëren van angst bij de minister. De verdachte werd vrijgesproken van een ander ten laste gelegd feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960082-20
Datum uitspraak: 25 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadslieden mr. J.W.D. Roozemond en mr J.J.J. Zwaan, advocaten te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.D. Kardol heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Verzoek bewijsuitsluiting wegens vormverzuimen
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van meerdere onherstelbare vormverzuimen. De TOOI-melding van 21 juni 2020 is onvoldoende concreet en specifiek, maar heeft niettemin voor het politieonderzoek als basis gediend. Kort daarna heeft de stelselmatige observatie op 23 juni 2020 plaatsgevonden. Daarnaast is betoogd dat op het moment van de aanhouding en doorzoeking van de woning op 6 juli 2020 geen sprake was van een heterdaad-situatie. Aan artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering is te ruim toepassing gegeven. De rechter-commissaris had gelet op het tijdsverloop een machtiging moeten verlenen voor de doorzoeking en dat is niet gebeurd. Hierdoor is de verdachte in zijn belangen geschaad. Gezien de ernst van de verzuimen dient bewijsuitsluiting te volgen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank acht de TOOI-melding van 21 juni 2020 voldoende concreet en specifiek. De naam en achternaam van de verdachte, het plan van de verdachte om de volksvertegenwoordigers van hun vrijheid te willen beroven, de middelen hiervoor te verzamelen en het begrip burgerarrest komen duidelijk naar voren in deze melding. Gelet hierop kon deze melding als basis fungeren voor een proces-verbaal van verdenking. Op basis daarvan zijn de BOB-middelen zoals de stelselmatige observatie ingezet en zijn de benodigde machtigingen daarvoor afgegeven.
Het tweede standpunt heeft betrekking op de gestelde doorzoeking van de woning. Vaststaat dat in de woning van de verdachte de gegevensdragers in het zicht van de opsporingsambtenaren zijn aangetroffen. Deze gegevensdragers zijn vervolgens zonder dat sprake was van een doorzoeking in beslag genomen. Een machtiging van de rechter-commissaris was dan ook niet nodig.
4.1.3.
Conclusie
Er is gelet op het voorgaande geen sprake van vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verweren tot bewijsuitsluiting worden verworpen.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij baseert zich daarbij op het onderzoek van de gegevensdragers van de verdachte waaruit blijkt dat de verdachte een adressenlijst van volksvertegenwoordigers heeft ontvangen van een ander. Diezelfde lijst is door de verdachte gedeeld met een ander. Op 18 juni 2020 is door de verdachte een bericht gestuurd dat de coalitie in hechtenis moet. De adressenlijst van de volksvertegenwoordigers had de verdachte nodig om deze volksvertegenwoordigers te gijzelen en/of wederrechtelijk van hun vrijheid te beroven. Gelet op de oproepen die door de verdachte zijn geplaatst in combinatie met het delen van de adressenlijst kon het niet anders dan dat deze bestemd waren om het burgerarrest uit te voeren.
4.2.2.
Beoordeling
Op de laptop van de verdachte is een lijst met de privéadressen van een aantal volksvertegenwoordigers gevonden en deze adressenlijst is door de verdachte met een ander gedeeld. In (de printscreens van) het chatgesprek waarin de adressenlijst is gedeeld, is geen begeleidende tekst zichtbaar. Niet kan worden vastgesteld wat de daadwerkelijke bedoeling van de verdachte met (het verzenden van) die adressenlijst was. Daar komt bij dat het zogenoemde burgerarrest, dat de verdachte beoogde, zou plaatsvinden op of rond het regeringscentrum in Den Haag. De lijst met privéadressen kan hieraan niet gelinkt worden. Niet bewezen kan worden dat de adressenlijst bestemd was als voorbereiding van gijzeling en/of wederrechtelijke vrijheidsberoving van de volksvertegenwoordigers en dat de verdachte hiertoe opzet had.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering (feiten 2 en 3)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen niet bewezen worden en de verdachte dient daarvan vrijgesproken te worden
Ten aanzien van feit 2 betwist de verdediging dat de achter de gedachtestreepjes in de tenlastelegging vermelde berichten een opruiend karakter hebben. De verdachte stond bekend als een persoon die veel zei, maar waar feitelijk niets van terecht kwam. Ter zitting heeft de verdachte aanvullend nog verklaard dat hij met ‘burgerarrest’ slechts het overhandigen van een aangifte tegen genoemde gezagsdragers en volksvertegenwoordigers bedoelde, geen ongeoorloofd of gewelddadig handelen. Ten aanzien van feit 3 betwist de verdediging dat sprake is van een bedreiging. De afbeelding en de tekst in deze afbeelding zijn van dien aard en bovendien onder zodanige omstandigheden geuit dat niet de redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte zijn woorden ten uitvoer zou brengen. De afbeelding circuleerde al enige tijd op het internet en moet worden gezien als internethumor.
4.3.2.
Beoordeling
Opruiing
Vast staat dat de verdachte meermalen op de Facebookpagina van [naam Facebookpagina] teksten heeft geplaatst, waaronder de in de tenlastelegging genoemde teksten, en daarop de onder 3 beschreven afbeelding heeft geplaatst. Hij heeft dit desgevraagd ter terechtzitting bekend. De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of de verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan opruiing (feit 2) en bedreiging van minister Hugo de Jonge (feit 3).
Dat het ‘burgerarrest’ slechts het uitreiken van een aangifte zou zijn, zoals de verdachte achteraf heeft verklaard, acht de rechtbank onlogisch en ongeloofwaardig. De gebruikte woorden in de berichten, de opgenomen gesprekken tussen de verdachte en zijn partner en overige berichten in de gegevensdragers van de verdachte tonen in tegendeel aan dat de verdachte de volksvertegenwoordigers en andere gezagsdragers daadwerkelijk wilde arresteren en bereid was hierbij geweld te gebruiken. De rechtbank wijst onder meer op de uitlatingen “Den Haag uitmeppen”, “kwaadschiks in de boeien slaan” en “oppakken en onder arrest te plaatsen”. Gelet op de context waarin deze teksten op de Facebookpagina geplaatst zijn en de oproep die daarbij werd gedaan, zetten deze teksten aan tot strafbare feiten en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag. De berichten zijn daarmee opruiend in de zin van artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht.
Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte hierbij heeft gehandeld in de voor een bewezenverklaring van medeplegen noodzakelijke nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De verdachte heeft, zoals hij heeft verklaard, deze teksten zelf en op eigen initiatief geplaatst.
Bedreiging
Op de afbeelding (feit 3) is een foto/‘still’ uit een Rambo-filmscene te zien, waarop Rambo een groot mes op/tegen de keel van een persoon uit de film zet. Op de afbeelding is die persoon vervangen door een afbeelding van Hugo de Jonge. De geplaatste afbeelding is als zodanig dreigend van aard, met name in combinatie met de vermelde tekst: “Don’t push it or I’ll give you a war you won’t believe”. Dat deze afbeelding op het internet circuleert en vaak wordt gedeeld door anderen, maakt de bedreiging niet minder laakbaar. Uit de aangifte die namens Hugo de Jonge is gedaan blijkt ook dat hij op de hoogte is geraakt van deze afbeelding en bij hem de redelijke vrees is ontstaan. Dat De Jonge geruime tijd ná de plaatsing van de afbeelding op de hoogte is geraakt doet aan het bedreigende karakter niet af. Hetzelfde geldt voor de stelling van de verdachte dat bij/boven de afbeelding nog een tekst was geplaatst waaruit zou blijken dat het doel was om de mening te uiten dat de burger zich het mes op de keel gezet voelt. Daargelaten dat van een dergelijke aanvullende tekst niets blijkt, neemt dat niet de bedreigende aard van de afbeelding weg en heeft de verdachte met plaatsing de aanmerkelijke kans op het doen ontstaan van vrees bij de aangever voor lief genomen.
4.3.3.
Conclusie
De verweren ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde worden verworpen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
Hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 6 juli 2020 te Boxtel, althans in Nederland, meermalen, in het openbaar, bij geschrift heeft opgeruid tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, door het op de Facebookpagina [naam Facebookpagina] plaatsen van berichten :
- Een bericht waarin wordt opgeroepen om de volksvertegenwoordiging, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM ), het Outbreak Management Team (OMT), en de Burgemeester van Den Haag de heer Remkes onder een burgerarrest te plaatsen en goedschiks of kwaadschiks in de boeien te slaan (Door profiel ‘ [Facebookprofiel verdachte] ’ gedeeld op 13 juni 2020 in de Facebookgroep [naam Facebookpagina] );
- Een bericht waarin wordt opgeroepen volksvertegenwoordigers (waaronder minister De Jonge) op te pakken en onder arrest te plaatsen, met daaraan toegevoegd de tekst : ‘Dan maar de dood of de gladiolen maar 1 ding zeg ik uw allemaal en dat is dat wij recht hebben op zelfbescherming.’ (Door profiel ‘ [Facebookprofiel verdachte] ’ gedeeld op 25 juni 2020 in de Facebookgroep [naam Facebookpagina] );
- Een bericht met de tekst: ‘DE LEUGEN REGEERT LATEN WE ZE OP DE KOP DEN HAAG UITMEPPEN WANT HET IS OVERAL HET ZELFDE, VOLKSVERTENWOORDIGERS ZIJN CRIMINELEN EN MOORDENAARS GEWORDEN !! MANNEN STA VERDOMME OP EN MELD JE BIJ ME AAN’ (Door profiel ‘ [Facebookprofiel verdachte] ‘ gedeeld op 30 juni 2020 in de Facebookgroep [naam Facebookpagina] );
3.
Hij op 30 juni 2020 te Boxtel en/of Den
Haag, althans in Nederland, Hugo de Jonge (tot 10 januari 2022 Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door een bericht op de Facebookpagina [naam Facebookpagina] te plaatsen, welk bericht een (bewerkte) afbeelding bevat uit de film Rambo waarop Rambo bij een persoon een mes op/tegen de keel zet en waarop de persoon die het mes op de keel krijgt is vervangen door een afbeelding van Hugo de Jonge en waarop de tekst vermeld staat: “DON’T PUSH IT OR I’LL GIVE YOU
A WAR YOU WON’T BELIEVE”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2
in het openbaar, bij geschrift, tot enig strafbaar feit en gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien, meermalen gepleegd.
Feit 3
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opruiing door op de openbare Facebookpagina [naam Facebookpagina] teksten te plaatsen, waarin hij in bedreigende bewoordingen oproept tot wederrechtelijke vrijheidsberoving dan wel gijzeling en geweld tegen volksvertegenwoordigers en gezagsdragers. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een minister, door een afbeelding te verspreiden waarop te zien is dat een mes tegen de keel van deze minister wordt gehouden met daarbij een bedreigende tekst.
Vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie zijn fundamentele onderdelen van onze rechtsstaat. Er kan en mag veel worden gezegd. Dat geldt ook, juist, voor uitlatingen die niet kunnen rekenen op een breed maatschappelijk draagvlak. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen is de verdachte daarbij echter de grenzen van wat strafrechtelijk toelaatbaar is, overgegaan. Door publiekelijk op te roepen tot een burgerarrest dat zich richt op gewelddadige arrestatie van volksvertegenwoordigers en gezagsdragers en door een afbeelding van een politicus met een mes tegen zijn keel met een bedreigende tekst te verspreiden, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bovengenoemde strafbare feiten. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan angst en gevoelens van onveiligheid bij de minister. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Daarnaast rekent de rechtbank de verdachte aan dat hij zich geen rekenschap heeft gegeven van het feit dat het plaatsen van de bewezenverklaarde berichten anderen kan aanzetten tot het daadwerkelijk plegen van strafbare feiten en geweld.
7.3.
Strafmaatverweer
De verdediging heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de volgende omstandigheden. De verdachte heeft na schorsing van de voorlopige hechtenis bijna twee jaar onder schorsingsvoorwaarden moeten leven die zijn bewegingsvrijheid hebben beperkt. Er dient ook rekening te worden gehouden met de slechte medische toestand van de verdachte. De verdediging heeft daarom verzocht om artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht op te leggen dan wel een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en ook na schorsing niet meer met justitie in aanraking gekomen.
7.4.2.
Rapportages
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsrapport, gedateerd 28 april 2021.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte kent een geschiedenis waarin hij zich van jongs af aan heeft bekommerd om minderbedeelden en er weinig aandacht is geweest voor zijn eigen problematiek. Hierdoor heeft hij in mindere mate een reflectief vermogen kunnen ontwikkelen. De reclassering ziet weinig beschermende factoren. De verdachte zit vol aversie tegen de overheid, waardoor de mogelijkheden om te werken aan gedragsverandering er niet zijn. Het herhalingsgevaar wordt als hoog ingeschat. De reclassering adviseert om de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is het opleggen van een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Mede gelet op de medische toestand van de verdachte, het tijdsverloop en het feit dat de verdachte zich vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis (24 juli 2020) tot nu toe heeft moeten houden aan behoorlijk beperkende bijzondere voorwaarden, ziet de rechtbank redenen om van de eis af te wijken. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 90 dagen opleggen. Daarvan zal een gedeelte in voorwaardelijke vorm, te weten 71 dagen, worden opgelegd, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Het onvoorwaardelijk gedeelte is daarmee gelijk aan het voorarrest. Met een dergelijke straf kan gelet op de ernst van de feiten echter niet worden volstaan. Daarom zal de rechtbank daarnaast een taakstraf van 120 uren opleggen. Hierbij heeft de rechtbank in matigende zin ook rekening gehouden met de slechte gezondheid van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen taakstraf en deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 131 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
71 (eenenzeventig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. A. Bonder en R. van der Hoeven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 6 juli 2020 te Boxtel, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk, ter voorbereiding van het/de te plegen misdrijf /misdrijven wederrechtelijke vrijheidsberoving en/of gijzeling, een of meerdere informatiedragers, te weten een of meerdere telefoon(s) en/of een of meerdere computer(s) met daarop adresgegevens van (te ontvoeren) leden van de volksvertegenwoordiging en/of voorwerpen, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en /of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
Hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2020 tot en met 6 juli 2020 te Boxtel, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in het openbaar, bij geschrift en/of bij afbeelding heeft opgeruid tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, door het (mede) beheren en/of volgen van de Facebookpagina [naam Facebookpagina] en het in deze groep en/of op zijn eigen Facebookpagina plaatsen van berichten en/of afbeeldingen en/of video's (waaronder):
- Een bericht waarin wordt opgeroepen om de volksvertegenwoordiging, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Outbreak Management Team (OMT), en de Burgemeester van Den Haag de heer Remkes onder een burgerarrest te plaatsen en goedschiks of kwaadschiks in de boeien te slaan (Door profiel ' [Facebookprofiel verdachte] ' gedeeld op 13 juni 2020 in de Facebookgroep [naam Facebookpagina] );
- Een bericht waarin wordt opgeroepen volksvertegenwoordigers (waaronder minister De Jonge) op te pakken en onder arrest te plaatsen, met daaraan toegevoegd de tekst: 'Dan maar de dood of de gladiolen maar 1 ding zeg ik uw allemaal en dat is dat wij recht hebben op zelfbescherming.' (Door profiel ' [Facebookprofiel verdachte] ' gedeeld op 25 juni 2020 in de Facebookgroep [naam Facebookpagina] );
- Een bericht met de tekst: 'DE LEUGEN REGEERT LATEN WE ZE OP DE KOP DEN HAAG UITMEPPEN WANT HET IS OVERAL HET ZELFDE, VOLKSVERTENWOORDIGERS ZIJN CRIMINELEN EN MOORDENAARS GEWORDEN!! MANNEN STA VERDOMME OP EN MELD JE BIJ ME AAN' (Door profiel ' [Facebookprofiel verdachte] ' gedeeld op 30 juni 2020 in de Facebookgroep [naam Facebookpagina] );
3.
Hij in de periode van 30 juni 2020 tot en met 6 januari 2022 te Boxtel en/of Den
Haag, althans in Nederland, Hugo de Jonge (tot 10 januari 2022 Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een bericht op de Facebookpagina [naam Facebookpagina] te plaatsen, welk bericht een (bewerkte) afbeelding bevat uit de film Rambo waarop Rambo bij een persoon een mes op/tegen de keel zet en waarop de persoon die het mes op de keel krijgt is vervangen door een afbeelding van Hugo de Jonge en waarop de tekst vermeld staat: “DON’T PUSH IT OR I’LL GIVE YOU
A WAR YOU WON’T BELIEVE”.