ECLI:NL:RBROT:2022:2202

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
10/231180-21, 10/225942-21, 10/215204-21 en 10/211469-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof, poging tot afpersing, wederspannigheid, bedreiging en diefstallen met gevangenisstraf en tbs met voorwaarden

Op 10 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder straatroof, poging tot afpersing, wederspannigheid, bedreiging en diefstal. De verdachte, geboren in [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. Tijdens de zitting op 24 februari 2022 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 7 maanden en terbeschikkingstelling met voorwaarden eiste. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 27 augustus 2021 een portemonnee van een vrouw had gestolen, en dat hij op 26 augustus 2021 een man had bedreigd met een mes in een poging om zijn telefoon af te nemen. Daarnaast heeft de verdachte zich verzet tegen een arrestantenverzorger, wat leidde tot lichamelijk letsel bij deze ambtenaar. De rechtbank achtte alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, en legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, alsook een tbs-maatregel met voorwaarden. De rechtbank motiveerde haar beslissing door te wijzen op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en concludeerde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door psychische stoornissen. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van € 550,- aan immateriële schade aan [naam slachtoffer 1].

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/231180-21, 10/225942-21, 10/215204-21 en 10/211469-21 (gev. ttz)
Datum uitspraak: 10 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] ,
[postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.
raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/231180-21 en het ten laste gelegde op de dagvaardingen met parketnummers 10/225942-21, 10/215204-21 en 10/211469-21;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring parketnummer 10/211469-21
De verdachte heeft bekend dat hij op 7 augustus 2021 in Rotterdam een tas heeft gestolen bij [naam schoenenzaak] . Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering parketnummer 10/231180-21
4.2.1.
Inleiding
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de nacht van 26 op 27 augustus 2021 in Rotterdam schuldig heeft gemaakt aan een straatroof (feit 1), een poging tot afpersing (feit 2) en dat hij twee dagen later, toen hij vast zat op het politiebureau, verzet heeft gepleegd tegen een arrestantenverzorger (feit 3).
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent dat hij deze feiten heeft gepleegd en door de raadsvrouw is aangevoerd dat hij van deze feiten dient te worden vrijgesproken.
De signalementen die de aangevers van feit 1 en feit 2 van de dader hebben gegeven zijn onvoldoende specifiek en onderscheidend om daarin de verdachte te herkennen.
Ten aanzien van het plegen van het verzet bekent de verdachte dat hij heeft uitgehaald naar de arrestantenverzorger, maar ontkent hij de nekklem te hebben toegepast. Hetgeen bij het laatste gedachtestreepje ten laste is gelegd blijkt onvoldoende uit het dossier.
4.2.3.
Beoordeling
Op 27 augustus 2021 omstreeks 00.50 uur werd aangeefster [naam slachtoffer 1] , op de Strevelsweg in Rotterdam, door een man achterover getrokken waardoor zij op de grond viel. Deze man heeft daarbij haar portemonnee meegenomen. Zij heeft de achtervolging ingezet en even later heeft zij haar portemonnee teruggevonden, maar zonder de 170 euro, drie biljetten buitenlands geld en verschillende papieren die daarin zaten. Op basis van het door haar gegeven signalement en het uitkijken van camerabeelden werd de verdachte even later in die buurt aangehouden. In zijn fouillering zat 170 euro in de coupures zoals door aangeefster benoemd, de drie biljetten buitenlands geld en verschillende papieren, waaronder een doktersrecept op naam van [naam slachtoffer 1] . De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft gepleegd.
Enkele uren daarvoor, op 26 augustus 2021 omstreeks 23.05 uur, liep aangever [naam slachtoffer 2] op de Jagerstraat in Rotterdam met zijn telefoon in de hand. Hij werd van achteren benaderd door een man die hem onder bedreiging van een voorwerp, waarvan hij dacht dat het een mes was, geprobeerd heeft van zijn telefoon te beroven. De aangever kon de man van zich af slaan en wegrennen. Het signalement dat aangever van deze man heeft gegeven komt overeen met het signalement van de man die [naam slachtoffer 1] even later die nacht had beroofd, namelijk een donker getinte man, kaal, ontbloot bovenlijf met daaroverheen een zwarte jas. Op camerabeelden is gezien dat een man die aan dit signalement voldoet die avond om 22.46 uur, 22.50 en 23.05 uur aanwezig was rond de Strevelsweg en de Jagerslaan te Rotterdam. Een verbalisant heeft deze persoon herkend als de verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte dit feit heeft gepleegd.
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De enkele ontkenning van de verdachte is onvoldoende om deze bewijsmiddelen te weerleggen.
4.3.
Bewijswaardering parketnummer 10/225942-21
4.3.1.
Inleiding
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op 23 augustus 2021 in Rotterdam aangever [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd door een steen in zijn richting te gooien, een mes te tonen en in (het slot van) een deur te steken of wrikken.
4.3.2.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent niet dat hij een steen heeft gegooid, maar dit was niet specifiek in de richting van aangever. Uit het dossier blijkt bovendien niet dat de steen in de directe omgeving van de aangever terecht is gekomen. Ook heeft hij verklaard dat het topje van zijn mes krom was en dat hij dat bij de deur recht wilde buigen. Aangevoerd is dat de handelingen van de verdachte niet van dien aard waren en onder zulke omstandigheden verricht zijn dat bij de aangever de redelijke vrees kon bestaan dat er sprake was van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Reden waarom de verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
4.3.3.
Beoordeling
Uit de aangifte van [naam slachtoffer 3] en de verklaring van de verdachte, volgt dat de verdachte een steen in zijn richting heeft gegooid. [naam slachtoffer 3] verklaarde immers dat hij bij de achterdeur stond, dat de verdachte iets gooide en dat dit voorwerp tegen de achterdeur aankwam en de verdachte verklaarde dat hij een steen gooide. Vervolgens ging aangever naar binnen en zag hij op de camerabeelden dat de verdachte een groot mes tevoorschijn haalde en dat in het slot van de deur stak en daarmee begon te wrikken. De aangever verklaarde dat de verdachte een agressieve lichaamshouding had en dat hij het gevoel had dat de man naar binnen wilde komen om hem met het mes te verwonden. Deze agressieve houding volgt ook uit de door [naam slachtoffer 3] genoemde en door camerabeelden ondersteunde omstandigheid dat de verdachte zijn mes trok richting een voorbijganger die hem aansprak op zijn gedrag.
De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, zoals ten laste gelegd. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
4.4.
Bewijswaardering parketnummer 10/215204-21
4.4.1.
Inleiding
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij op 9 juli 2021 in Rotterdam een fiets heeft gestolen. Deze fiets stond gestald en op slot, voor supermarkt Plus aan de Schere.
4.4.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verklaard dat hij de fiets daar heeft opgetild, heeft meegenomen en vervolgens om de hoek heeft weggezet om te kijken of het zijn oude fiets was. Toen hij zich realiseerde dat dit niet het geval was, heeft hij die fiets daar achtergelaten.
De verdediging bepleit vrijspraak, nu de verdachte zich de fiets niet wederrechtelijk heeft toegeëigend.
4.4.3.
Beoordeling
De verdachte bekent dat hij de fiets heeft meegenomen, naar zijn zeggen in de veronderstelling dat het zijn eigen fiets was die eerder van hem was gestolen. Uit de stills van de camerabeelden blijkt dat hij naar het fietsenrek loopt, het achterwiel van de fiets optilt en met de fiets in de richting van de Schammenkamp loopt en vervolgens om de hoek uit beeld verdwijnt. De aangever heeft verklaard dat de fiets op slot stond. De verdachte heeft deze fiets feitelijk in zijn beschikkingsmacht gebracht en daarmee weggenomen als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Doordat de verdachte zich als heer en meester over die fiets heeft gedragen, is ook het oogmerk van de wederrechtelijke toeëigening bewezen. De rechtbank hecht overigens geen geloof aan de verklaring van de verdachte. Wettig en overtuigend is bewezen dat hij deze fiets heeft gestolen.
4.5.
Resumé
Alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/231180-21 heeft begaan, alsook het ten laste gelegde feit op de dagvaardingen met parketnummer 10/225942-21 en 10/215204-21.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/211469-21 ten laste gelegde heeft begaan.
Parketnummer 10/231180-21
1
hij op 27 augustus 2021 te Rotterdam
een portemonnee, die aan [naam slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, door die [naam slachtoffer 1] onverhoeds van achteren te benaderen en hard aan haar rugtas te trekken, waardoor zij ten val kwam en de portemonnee op de grond viel;
2
hij op 26 augustus 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, die aan die [naam slachtoffer 2] toebehoorde, die [naam slachtoffer 2] aan zijn schouder heeft vastgepakt, hem een mes, althans een scherp/puntig voorwerp heeft getoond en heeft gezegd: "Geef aan mij, geef aan mij", althans woorden van gelijke aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 29 augustus 2021 te Rotterdam,
zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [naam slachtoffer 4] , arrestantenverzorger van de politie eenheid Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
door
- te slaan in de richting van het gezicht van die [naam slachtoffer 4] en
- die [naam slachtoffer 4] in/met een zogenaamde nekklem vast te pakken en/of vast te houden en
- te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die [naam slachtoffer 4] hem, verdachte, wilde brengen/houden,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten rode plekken/schrammen/snee op armen en ellenbogen en een pijnlijke nekspier bij die [naam slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad;
Parketnummer 10/225942-21
hij op 23 augustus 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door
- een steen in de richting van die [naam slachtoffer 3] te gooien en
- een mes onder zijn lichaam vandaan te pakken en te tonen en
- een mes in een deur, waarachter die [naam slachtoffer 3] zich bevond, te steken en met het mes te draaien en te wrikken;
Parketnummer 10/211469-21
hij op 7 augustus 2021 te Rotterdam
een tas (merk: Hugo Boss), die aan [naam schoenenzaak] (locatie: [adres delict] te Rotterdam), toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 10/215204-21
hij op 9 juli 2021 te Rotterdam
een fiets (merk: Altec, type Walesa) en fietsslot en fietstas,
die aan een ander toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/231180-21
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Poging tot afpersing.
Wederspannigheid, terwijl de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Parketnummer 10/225942-21
Bedreiging met zware mishandeling.
Parketnummer 10/215204-21
Diefstal.
Parketnummer 10/211469-21
Diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een poging tot afpersing. Willekeurige slachtoffers werden ’s nachts op straat door de verdachte benaderd. Een man werd onder bedreiging van een mes gedrongen tot afgifte van zijn telefoon. Hij kon dit voorkomen door de verdachte van zich af te slaan en weg te rennen. Een vrouw werd op gewelddadige wijze tegen de grond gewerkt waarbij de verdachte haar portemonnee heeft gestolen. De verdachte heeft de aangevers in hun bewegingsvrijheid belemmerd en een inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Dergelijke nare feiten veroorzaken ook gevoelens van onveiligheid in de maatschappij in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder. Dat laatste blijkt ook uit de toelichting van het vrouwelijke slachtoffer bij de door haar ingediende vordering tot schadevergoeding en haar verklaring op de zitting.
Ook heeft de verdachte, toen hij vast zat op het politiebureau, verzet gepleegd tegen een arrestantenverzorger, die daar ook enig letsel aan heeft overgehouden. Dergelijk geweld tegen ambtsdragers kan niet worden getolereerd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging door onder meer een groot mes te tonen. Voor het slachtoffer was dit een bedreigende situatie waar hij blijkens zijn aangifte ook later nog veel last van heeft gehad.
Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal en een diefstal van een fiets, wat een ergerlijk feit is voor de eigenaar van de winkel en van de fiets en bij hen financieel nadeel heeft veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 januari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. In 2009 is aan de verdachte een TBS maatregel met dwangverpleging opgelegd, welke is geëindigd op 28 februari 2018.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam psychiater]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 januari 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken bij zwakbegaafdheid. Ook ten tijde van het ten laste gelegde leed onderzochte aan boven vermelde duurzame stoornis.
Omdat de verdachte de ten laste gelegde feiten geheel ontkent kon een eventueel verband tussen de psychische stoornis en het ten laste gelegde niet worden onderzocht. Daardoor wordt afgezien van advisering over interventies die eventueel recidivegevaar zouden kunnen beperken.
Psycholoog [naam psycholoog]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 januari 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is lijdende aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale narcistische en borderline trekken en aan een licht verstandelijke beperking. Verder is een stoornis in cannabisgebruik niet uit te sluiten. Ten tijde van het plegen van de feiten waren de persoonlijkheidsstoornis en de mentale beperking aanwezig.
De overige vragen omtrent de toerekenbaarheid en het recidive risico konden gelet op de ontkenning van de verdachte niet worden beantwoord.
De psycholoog heeft geen aanbevelingen binnen een strafrechtelijk kader. Wel is vanuit zorgoogpunt op te merken dat de verdachte kennelijk wel (enigszins) aangepast kan functioneren zolang hij binnen een gestructureerd kader leeft. Kennelijk behoeft hij een extern aangereikt structurerend en steunend kader om naar behoren te kunnen functioneren. De verdachte wil dat men hem met een steuntje in de rug helpt.
Bouman GGZ (Fivoor), afdeling reclasseringheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 februari 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
Na het bereiken van enige gedragsverandering en een stabilisering van de leefsituatie tijdens de eerder opgelegde TBS maatregel, is er het afgelopen jaar een verslechtering te zien in de
omstandigheden van de verdachte. Er zijn financiële problemen ontstaan, er is geen dagbesteding meer en hij is ook zijn huisvesting verloren. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor psychische instabiliteit en een mogelijke terugval in harddrugsgebruik. Hij wordt binnen relatief korte tijd na het aflopen van de TBS maatregel in 2019, opnieuw verdacht van meerdere ernstige feiten.
De reclassering heeft op basis van haar eigen onderzoek en de beschikbare informatie wel een risicotaxatie gedaan en de mogelijkheden voor interventies overwogen. Gezien het hoge recidiverisico en de huidige leefomstandigheden acht de reclassering interventie noodzakelijk. Gelet op het verloop van eerdere voorwaardelijke trajecten, is hierbij een stevig en gestructureerd traject geïndiceerd.
De verdachte heeft aangegeven mee te zullen werken aan de uitgebreide voorwaarden van een TBS met voorwaarden, mocht dit geadviseerd en opgelegd worden. Aangezien hij in het eerdere TBS kader heeft laten zien onder soortgelijke voorwaarden in de extramurale fase goed te functioneren, is de reclassering van mening dat de verdachte de kans moet worden gegeven om zich in dit kader te laten begeleiden. Indien hij zich niet aan de opgelegde voorwaarden houdt, wordt middels omzetting naar een TBS met dwangverpleging de noodzakelijk geachte behandeling en begeleiding, alsmede bescherming van de maatschappij, alsnog gewaarborgd.
De reclassering adviseert om een TBS maatregel met voorwaarden op te leggen, onder de voorwaarden zoals in het rapport genoemd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot het volgende.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de zaak kan worden afgedaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met strikte voorwaarden, of dat er aanleiding is om verdachte een strafrechtelijke maatregel in de vorm van terbeschikkingstelling op te leggen.
De raadsvrouw heeft bepleit de maatregel van TBS met voorwaarden niet op te leggen omdat het recidive risico en de mate van toerekenbaarheid onvoldoende zijn vastgesteld.
De rechtbank volgt de conclusies van de psychiater en de psycholoog en legt die ten grondslag aan haar oordeel. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Hoewel er vanuit gedragskundig oogpunt geen uitspraken gedaan konden worden over de toerekeningsvatbaarheid, overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op het duurzame karakter van deze stoornissen, de aard van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze heeft begaan, acht de rechtbank een verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de bij de verdachte bestaande stoornissen eveneens aannemelijk. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen het door de politie opgemaakt sfeer proces-verbaal met meldingen en interventies, waaruit blijkt dat de verdachte al gedurende langere tijd psychisch ontregeld gedrag laat zien. Om deze reden acht de rechtbank de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Hoewel behandeling in het kader van een voorwaardelijk strafdeel in principe mogelijk is, lijkt dit niet kansrijk. Gelet op de inhoud van het rapport van de reclassering is er een stevig kader nodig. Het opleggen van een (klinische) behandeling en begeleiding in het kader van een voorwaardelijk strafdeel biedt onvoldoende bescherming van de maatschappij. Het risico is te groot dat verdachte niet zal meewerken of in ieder geval snel afhaakt en weer onbehandeld zal terugkeren in de samenleving. Een behandeling in een meer gedwongen kader acht de rechtbank dan ook onvermijdelijk. De rechtbank zal daarom de terbeschikkingstelling met voorwaarden aan de verdachte opleggen. Daarbij heeft de rechtbank er ook rekening mee gehouden dat de ernst van de strafbare feiten die door de verdachte blijkens dit vonnis zijn gepleegd, in ernst toenemen.
De bewezen verklaarde feiten zijn feiten waarvoor terbeschikkingstelling kan worden opgelegd, omdat daarop een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld dan wel het feit expliciet wordt genoemd in artikel 37a, ten eerste, Sr (de bedreiging).
Nu de terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, is sprake van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 38e Sr. De totale duur van de op te leggen maatregel kan om die reden een periode van vier jaren te boven gaan.
Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid zal de rechtbank, naast de terbeschikkingstelling, ook een gevangenisstraf opleggen. De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen op zichzelf genomen een langere gevangenisstraf. De rechtbank zal echter de eis van de officier van justitie volgen, omdat het van groot belang is dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld. Dit is ook de reden waarom de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden bevolen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vorderingen benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

8.1.
De vordering van [naam slachtoffer 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/231180-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 550,- aan immateriële schade.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsvrouw heeft primair, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in de vordering bepleit. Subsidiair heeft zij verzocht, gelet op uitspraken in soortgelijke zaken, het toe te wijzen bedrag te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Gelet op de onderbouwing die door de benadeelde partij is gegeven, ziet de rechtbank geen aanleiding om een lagere vergoeding op te leggen dan is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 27 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 550,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.5.
De vordering van [naam slachtoffer 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 4] , via de gemachtigde politie Eenheid Rotterdam, ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 10/231180-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 400,- aan immateriële schade.
8.6.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De verdachte vindt het onterecht om schade te vergoeden wegens verzet in zijn politiecel omdat hij zelf ook letsel opliep. De raadsvrouw verzoekt om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering op grond van de redelijkheid en billijkheid.
8.7.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.8.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.9.
De vordering van [naam slachtoffer 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 5] , ter zake van het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/215204-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 97,90 aan materiële schade.
8.10.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet ontvankelijk verklaring van de vordering.
De raadsvrouw heeft bepleit een bedrag van € 97,90 toe te wijzen, subsidiair een bedrag van € 211,90 toe te wijzen.
8.11.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft bij de omschrijving van de schade de navolgende posten vermeld: kettingslot € 39,95, snelbinder € 7,95 en fietstas € 50,-, totaal een bedrag van € 97,90.
Bij de omschrijving van de vergoede schade heeft de benadeelde partij geschreven dat de nieuwwaarde van de fiets € 459,- was en dat de verzekering een bedrag van € 345,- heeft vergoed. De post “verzoek tot schadevergoeding” is niet ingevuld.
De rechtbank begrijpt de vordering zo dat de benadeelde partij een bedrag van € 97,90 vordert.
Nu in de bewezenverklaring alleen ziet op een fietsslot en een fietstas en in de aangifte evenmin sprake is van een snelbinder, zullen die posten op basis van dagwaarde (75% van de nieuwwaarde) worden toegewezen. In totaal komt dit op een bedrag van € 67,46.
Voor het overige zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 9 juli 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.12.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 67,46, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
8.13.
De vordering van [naam schoenenzaak]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam schoenenzaak] , ter zake van het feit op de dagvaarding met parketnummer 10/211469-21. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 107,44 aan materiële schade.
8.14.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.15.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.16.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 107,44, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 38, 38a, 45, 57, 181, 285, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 10/231180-21 en het ten laste gelegde op de dagvaardingen met parketnummers 10/225942-21, 10/215204-21 en 10/211469-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij
de navolgende voorwaarden over het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
Geen strafbare feiten plegen
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;

Meewerken aan reclasseringstoezicht

  • de veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht, deze medewerking houdt onder andere in:
  • de veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • de veroordeelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de verdachte vast te stellen.
  • de veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • de veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • de veroordeelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
  • de veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • de veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • de veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • de veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met hem, als dat van belang is voor het toezicht.
  • de veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
  • de veroordeelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.

Opname in een zorginstelling

  • de veroordeelde laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
  • de opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden.
  • de veroordeelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

Meewerken aan een time-out

- de veroordeelde werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar.

Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

- aansluitend aan zijn klinische opname zal de veroordeelde verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
- de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in
overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Ambulante behandeling
-aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de veroordeelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
- de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole

- de veroordeelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak hij wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.

Dagbesteding

- de veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.

Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind

- de veroordeelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.

Niet naar het buitenland (reisverbod)

- de veroordeelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven;
geeft aan reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 1], te betalen een bedrag van
€ 550,- (zegge: vijfhonderdenvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 1] te betalen
€ 550,-(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdenvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 550,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
11 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 4], te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 4] te betalen
€ 250,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderdvijftig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam schoenenzaak] ,te betalen een bedrag van
€ 107,44 (zegge: honderdzeven euro en vierenveertig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam schoenenzaak] te betalen
€ 107,44(hoofdsom,
zegge: honderdzeven euro en vierenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 107,44 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
2 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] ,te betalen een bedrag van
€ 67,46 (zegge: zevenenzestig euro en zesenveertig cent),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer 5] te betalen
€ 67,46(hoofdsom,
zegge: zevenenzestig euro en zesenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 67,46 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/231180-21
1
hij op of omstreeks 27 augustus 2021 te Rotterdam
een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld
tegen die [naam slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die
[naam slachtoffer 1] onverhoeds van achteren te benaderen en hard aan haar rugtas te
trekken, waardoor zij ten val kwam en de portemonnee op de grond viel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 26 augustus 2021 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
[naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, die aan die [naam slachtoffer 2]
toebehoorde die [naam slachtoffer 2] aan zijn schouder heeft vastgepakt, hem een mes, althans een
scherp/puntig voorwerp heeft getoond en heeft gezegd: "Geef aan mij, geef aan mij",
althans woorden van gelijke aard en strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 29 augustus 2021 te Rotterdam,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtenaar, [naam slachtoffer 4] , arrestantenverzorger van de politie eenheid
Rotterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten
het verstrekken van voedsel aan hem, verdachte,
door
- te slaan en/of te stompen in de richting van het lichaam en/of het gezicht van die
[naam slachtoffer 4] en/of
- die [naam slachtoffer 4] in/met een zogenaamde nekklem vast te pakken en/of vast te houden en/of
- te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die [naam slachtoffer 4] hem, verdachte, wilde brengen/houden,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten (een) rode plek(ken)/schram(men)/snee op armen en/of
ellenbogen en/of een pijnlijke nekspier bij die [naam slachtoffer 4] ten gevolge heeft gehad;
(art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/225942-21
hij op of omstreeks 23 augustus 2021 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een steen in de richting van die [naam slachtoffer 3] te gooien en/of
- een mes onder zijn lichaam vandaan te pakken en/of te tonen en/of
- een mes in het slot van een deur, waarachter die [naam slachtoffer 3] zich bevond, te steken
en/of met het mes te draaien en/of te wrikken;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/215204-21
hij op of omstreeks 9 juli 2021 te Rotterdam
een fiets (merk: Altec, type Walesa) en/of fietsslot en/of fietspomp en/of fietstas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer 10/211469-21
hij op of omstreeks 7 augustus 2021 te Rotterdam
een (nek)tas (merk: Hugo Boss), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam schoenenzaak] (locatie: [adres delict] te Rotterdam), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
(art 310 Wetboek van Strafrecht)