ECLI:NL:RBROT:2022:2192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
ROT 22/776
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening exploitatievergunning niet-commerciële coffeeshop Zwijndrecht

Op 24 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een exploitatievergunning voor een niet-commerciële coffeeshop in Zwijndrecht. De verzoeker had op 29 juni 2021 een aanvraag ingediend voor deze vergunning, maar de burgemeester van Zwijndrecht had deze aanvraag op 24 september 2021 buiten behandeling gesteld. Dit besluit werd later door de burgemeester bevestigd in een bestreden besluit van 17 januari 2022, waarin het bezwaar van de verzoeker ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 9 maart 2022. De gemeente Zwijndrecht had in juni 2021 een pand aangekocht waar eerder een coffeeshop was gevestigd, met de bedoeling daar een niet-commerciële coffeeshop te vestigen. De gemeente had echter een inschrijfprocedure ingesteld voor de toekenning van een gedoogverklaring, waar de verzoeker te laat op had gereageerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, omdat de inschrijfperiode voor de vergunning inmiddels was verstreken en de verzoeker niet meer kon deelnemen aan de selectieprocedure.

Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. De verzoeker had niet voldaan aan de voorwaarden voor de aanvraag, waaronder het ontbreken van een ondernemingsplan. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/776

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 maart 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en

de burgemeester van Zwijndrecht, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).

Procesverloop

Bij besluit van 24 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om een exploitatievergunning buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 17 januari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningen-rechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 maart 2022 op zitting behandeld. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. De gemeente Zwijndrecht (de gemeente) heeft in juni 2021 het gebouw aangekocht aan het [adres] in Zwijndrecht waar vroeger de coffeeshop [naam coffeeshop] was gevestigd. Dit pand was door de gemeente eerder verkocht aan stichting [naam stichting] , de stichting die [naam coffeeshop] exploiteerde met de bedoeling dat zich daar een niet-commerciële coffeeshop zal vestigen. Op basis van het coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021 is in de gemeente Zwijndrecht één niet-commerciële coffeeshop toegestaan.
Verzoeker heeft op 29 juni 2021 een aanvraag voor een exploitatievergunning van een niet-commerciële coffeeshop in Zwijndrecht ingediend. Nadat verweerder heeft verzocht om aanvullende informatie die volgens hem was vereist en die niet is gekomen, heeft hij de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Standpunten van partijen
2.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag tot verlening van een exploitatievergunning voor een niet-commerciële coffeeshop terecht buiten behandeling is gesteld. Het is volgens verweerder onduidelijk waarom verzoeker de statuten van een op
18 augustus 2021 opgerichte niet-commerciële coffeeshop in Ridderkerk bij zijn aanvraag heeft gevoegd. De aanvraag is niet alleen buiten behandeling gesteld vanwege het niet opgeven van de beoogde locatie, maar ook vanwege het ontbreken van andere gegeven, zoals informatie met betrekking tot het ondernemingsplan.
2.2.
Verzoeker voert aan dat het spoedeisend belang is gelegen in het tijdelijk stopzetten van de procedure met betrekking de aanvraag voor een exploitatievergunning voor een niet-commerciële coffeeshop in Zwijndrecht. Het is onjuist dat hij geen gebruik wenste te maken van de gelegenheid om zijn bezwaar mondeling toe te lichten. Hoewel daarom is verzocht, heeft verzoeker geen inhoudelijke reactie gekregen op zijn vraag wie deze zaak bij verweerder nu in behandeling heeft. Verder klopt het niet dat verzoeker niet zou hebben voldaan aan de voorwaarde om alle benodigde stukken/gegevens aan te leveren.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang bij deze procedure?
3.1.
De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of er sprake is van spoedeisend belang bij dit verzoek om een voorlopige voorziening voordat kan worden toegekomen aan de inhoud van de zaak. De voorzieningenrechter oordeelt dat in deze zaak het spoedeisend belang ontbreekt.
3.2.
Uit de “Bekendmaking openstelling inschrijfprocedure toekenning nieuwe gedoogverklaring coffeeshop op grond van het coffeeshopbeleid Zwijndrecht 2021” (hierna: inschrijfprocedure)” volgt dat de burgemeester bekend heeft gemaakt dat er in Zwijndrecht, op grond van het coffeeshopbeleid één gedoogverklaring beschikbaar was voor een niet-commerciële coffeeshop, te exploiteren door een stichting. Aanvragen hiervoor konden worden ingediend gedurende een termijn van zes weken, te weten in de periode van 20 mei 2021 tot en met 30 juni 2021. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze termijn inmiddels is verstreken.
Zoals verweerder heeft toegelicht, heeft hij inmiddels conform de inschrijfprocedure een selectie gemaakt van de aanvragen die compleet waren en heeft de beoordelingscommissie een gegadigde geselecteerd aan wie binnenkort de exploitatievergunning zal worden verleend. Dit betekent dat verzoeker niet meer kan meedoen aan de selectieprocedure voor exploitant van de niet-commerciële coffeeshop. Gelet daarop heeft verzoeker geen spoedeisend belang bij deze procedure.
Indien verzoeker de mogelijkheid had willen hebben om nog invloed kon uitoefenen op de inschrijfprocedure voor de niet-commerciële coffeeshop, had het op zijn weg gelegen om al tijdens de bezwaarfase een verzoek om voorlopige voorziening in te dienen. Dat heeft hij niet gedaan.
Is er sprake van een evidente onrechtmatigheid?
3.3.
Omdat er geen sprake is van spoedeisend belang, kan het verzoek alleen worden toegewezen als het bestreden besluit volgens de voorzieningenrechter evident onrechtmatig is. Hiervan is in dit geval niet gebleken.
3.3.1.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in zijn betoog dat hij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
Verweerder heeft verzoeker en zijn gemachtigde in de gelegenheid gesteld te worden gehoord op 13 januari 2022 om 14.15 uur. Uit een e-mailbericht van [persoon A] van de bezwaarschriftencommissie van 9 december 2021 blijkt dat de gemachtigde van verzoeker zich vanwege familieomstandigheden had afgemeld voor de hoorzitting en dat werd bekeken of de hoorzitting op een ander moment kon plaatsvinden. De gemachtigde van verzoeker is verzocht om een toelichting te geven op de familieomstandigheden die voor hem aanleiding waren geweest zich voor de hoorzitting af te melden. Hierop heeft hij op dezelfde dag per mail meegedeeld dat zijn schoonmoeder in Colombia ernstig ziek was en dat zijn privésituatie om die reden prioriteit had. Op 13 december 2021 heeft [persoon A] te kennen gegeven dat verzoeker en zijn gemachtigde nogmaals in de gelegenheid zouden worden gesteld om te worden gehoord. Bij e-mailbericht van 21 december 2021 heeft [persoon A] de gemachtigde van verzoeker nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen één week kenbaar te maken of hij wenste te worden gehoord. Het tijdstip van de hoorzitting is daarbij gewijzigd in 14.45 uur. Zou de gemachtigde van verzoeker hierop niet reageren, dan werd er vanuit gegaan dat verzoeker en zijn gemachtigde het bezwaar niet wensten toe te lichten. Verzoeker heeft niet onderbouwd dat hij op dit laatste bericht heeft gereageerd. Verweerder was dan ook niet gehouden om verzoeker en zijn gemachtigde in de bezwaar-fase alsnog te horen.
3.3.2.
Verder is van belang dat verzoeker zijn aanvraag voor een exploitatievergunning van een niet-commerciële coffeeshop niet heeft onderbouwd met het vereiste ondernemingsplan. Het is een feit van algemene bekendheid dat het bij het opstarten van een nieuwe onderneming niet ongebruikelijk is om een ondernemingsplan op te stellen, waarin beschreven wordt hoe de onderneming op een succesvolle manier bepaalde ondernemingsdoelen gaat realiseren. Dat het in het geval van verzoeker onmogelijk was om een ondernemingsplan voor de nog niet bestaande niet-commerciële coffeeshop op te stellen volgt de voorzieningenrechter daarom niet. Daarbij konden andere gegadigden kennelijk wel een ondernemingsplan aan de gemeente voorleggen, terwijl ook voor hen gold dat het ging om een nog op te starten coffeeshop. Al om deze reden voldeed verzoeker niet aan de voorwaarden voor de door hem gewenste exploitatievergunning. Ook in zoverre is het bestreden besluit niet evident onrechtmatig.
Conclusie
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.