ECLI:NL:RBROT:2022:2174

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
10/091946-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in harddrugs met vrijspraak voor witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van handel in harddrugs en witwassen. De verdachte was betrokken bij een georganiseerde drugshandel in cocaïne en heroïne, die plaatsvond van 1 februari tot en met 15 april 2019. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, op professionele wijze handelde in harddrugs, waarbij gebruik werd gemaakt van een telefonische bestellijn. De verdachte had verschillende taken binnen deze organisatie, waaronder het verdelen van drugs en het leveren aan afnemers. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de handel in harddrugs, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van witwassen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte het horloge en de televisie had gewitgewassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een laag recidiverisico en eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/091946-19
Datum uitspraak: 18 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari en 4 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • (partiële) vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde wat betreft het dealen van drugs gedurende de periode 1 mei 2018 tot en met 3 januari 2019;
  • (partiële) vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde witwassen van het horloge, merk Boss;
  • bewezenverklaring van het overige onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen (een bedrag van € 600,- en een televisie, merk Samsung).

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich in de periode van 4 januari tot en met 15 april 2019 tezamen en in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne.
4.1.2.
Inleiding
Op grond van de inhoud van de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen gaat de rechtbank bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In 2018 zijn bij het Team Criminele Inlichtingen van de politie anonieme meldingen ontvangen dat medeverdachte [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ) en zijn broer onder de naam ‘ [naam] ’ handelen in cocaïne en heroïne in Dordrecht. Ze hebben een telefonische bestellijn voor de harddrugs en er werken loopjongens voor hen, die de harddrugs bij de klanten brengen.
Op 9 februari 2019 heeft de politie in Dordrecht een drugsdealer aangehouden, nadat hij cocaïne had afgeleverd aan een klant. De klant heeft verklaard de drugs te hebben besteld bij ‘ [naam persoon] ’, die te bereiken is op het telefoonnummer [gsm-nummer 1] (hierna: - [nummer 1] ).
In de periode van 19 tot en met 26 februari 2019 zijn de telefoongesprekken die zijn gevoerd met nummer - [nummer 1] opgenomen en uitgeluisterd. In de gesprekken is veelal sprake van (versluierd) taalgebruik dat aan drugshandel te relateren is. De persoon met het nummer
- [nummer 1] vraagt bijvoorbeeld wat de ander nodig heeft, waarop de ander antwoordt met ‘wit’ en/of ‘bruin’, aantallen noemt (zoals 50, 20 of 10) en vraagt hoe lang het gaat duren. Verder is gebleken dat het telefoonnummer - [nummer 1] op 11 januari 2019 in gebruik is genomen en dat vanaf dat moment met dit nummer in slechts een maand tijd 8000 keer contact is geweest met 300 verschillende telefoonnummers, waarvan er veel toebehoorden aan bij de verbalisanten ambtshalve bekende drugsgebruikers. Meerdere personen die contact hebben gehad met het nummer - [nummer 1] zijn als getuige gehoord. Uit die verklaringen volgt dat zij bij [naam persoon] cocaïne (‘wit’) en/of heroïne (‘bruin’) bestelden, dat zij dat in ieder geval in januari en februari 2019 via dit nummer deden en dat verschillende loopjongens de drugs kwamen afleveren.
Op 26 februari 2019 is de medeverdachte [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) aangehouden. Hij had op dat moment twee telefoons bij zich; de een met het nummer van - [nummer 1] , en de ander met het nummer [gsm-nummer 2] (hierna: - [nummer 2] ). Verbalisanten hebben de stem van de gebruiker van - [nummer 1] herkend als de stem van [naam medeverdachte 2] .
De politie heeft vastgesteld dat [naam medeverdachte 1] gebruik maakte van het telefoonnummer [gsm-nummer 3] (hierna: - [nummer 3] ). Op 25 en 26 februari 2019 zijn gesprekken die met dit nummer zijn gevoerd, opgenomen en uitgeluisterd. Uit de inhoud daarvan en het nadere onderzoek dat de politie heeft verricht, blijkt dat deze gesprekken te linken zijn aan de drughandel, via - [nummer 1] .
[naam medeverdachte 1] had veel contact met het bij [naam medeverdachte 2] aangetroffen telefoonnummer - [nummer 2] . Verbalisanten hebben de gebruiker van - [nummer 2] aan zijn stem herkend als [naam medeverdachte 2] . [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hadden verder veel contact met de gebruikers van de telefoonnummers [gsm-nummer 4] (hierna: - [nummer 4] ) en [gsm-nummer 5] (hierna: - [nummer 5] ). [naam medeverdachte 2] heeft met nummer
- [nummer 2] in de maanden januari en februari 2019 totaal 3516 keer contact gehad met het nummer - [nummer 4] en 54 keer met het nummer - [nummer 5] . Uit de gesprekken kan worden afgeleid dat [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] de gebruikers van de nummer - [nummer 4] en - [nummer 5] instructies gaven. [naam medeverdachte 2] geeft bijvoorbeeld aan - [nummer 4] namen door van personen ‘die nog moeten’. En [naam medeverdachte 1] zegt tegen - [nummer 5] dat hij ‘van vijf á zes zakjes tientjes moet maken’.
Verbalisanten hebben de stem van de gebruiker van het nummer - [nummer 4] herkend als de stem van de medeverdachte [naam medeverdachte 3] . Meerdere personen die drugs hadden besteld bij [naam persoon] via het nummer - [nummer 1] hebben [naam medeverdachte 3] op een foto herkend als degene die de drugs kwam bezorgen.
Uit de uitgeluisterde gesprekken blijkt dat er kort na de aanhouding van [naam medeverdachte 2] paniek ontstond onder [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 3] en de gebruiker van - [nummer 5] omdat ze ‘hem’ (kennelijk zijnde [naam medeverdachte 2] ) telefonisch niet meer te pakken kregen. [naam medeverdachte 1] zegt dat hij naar zijn woning in Breda rijdt en even later dat hij heeft gezien dat er een inval is geweest. [naam medeverdachte 1] geeft de gebruiker van - [nummer 5] de opdracht om nieuwe telefoons en simkaarten met beltegoed erop te kopen en het moet snel. Ook instrueert hij [naam medeverdachte 3] en de gebruiker van - [nummer 5] om met een eigen auto bij iedereen langs te gaan, het nieuwe nummer aan hen te geven en pen en papier mee te nemen om de nummers van de klanten op te schrijven
‘want we gaan door’. Vervolgens moeten ze bij elkaar komen en de huidige telefoons ‘
breken’. De gebruiker van - [nummer 5] geeft aan [naam medeverdachte 1] door dat één van de nieuwe nummers [gsm-nummer 6] (hierna: - [nummer 6] ) is. De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat hij zijn drugs bestelde bij [naam] via het nummer - [nummer 1] maar dat hij een sms had gekregen dat het nummer was gewijzigd in - [nummer 6] .
Verbalisanten herkennen in een getapt telefoongesprek op 15 maart 2019 de stem van de gebruiker van het nieuwe nummer, - [nummer 6] , als die van de verdachte. Op 15 april 2019 wordt in de auto van de verdachte, een Renault Kangoo met kenteken [kentekennummer] , een telefoon met het nummer - [nummer 6] aangetroffen en een briefje waarop drie telefoonnummers en daarachter een voornaam waren geschreven.
4.1.3.
Betrokkenheid verdachte
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het telefoonnummer - [nummer 1] werd gebruikt als bestellijn van harddrugs, genaamd ‘ [naam bestellijn] ’, en dat de drugshandel via de bestellijn [naam bestellijn] werd uitgevoerd door een groep personen, onder wie de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] en de gebruiker van het telefoonnummer - [nummer 5] .
De rechtbank komt voorts tot de conclusie dat de verdachte de gebruiker van het nummer
- [nummer 5] was. In zijn auto is de telefoon met het nieuwe nummer van de bestellijn [naam bestellijn] gevonden die - [nummer 5] had geregeld en een papier met namen en nummers van personen (die in het dossier als drugsafnemers naar voren komen), waartoe [naam medeverdachte 1] - [nummer 5] opdracht had gegeven. Voorts heeft de politie gedurende de observatie op 26 februari 2019, kort na de aanhouding van [naam medeverdachte 2] , de auto van de verdachte bij de woning van [naam medeverdachte 1] waargenomen, een kwartier nadat - [nummer 5] telefonisch tegen [naam medeverdachte 1] had gezegd dat hij naar hem toe kwam.
Hieruit volgt dat de verdachten nauw met elkaar samen werkten. [naam medeverdachte 1] hield toezicht en instrueerde de anderen, [naam medeverdachte 2] was de telefonist van de bestellijn en [naam medeverdachte 3] de loopjongen die de drugs naar de afnemers bracht. De rechtbank ziet de rol van de verdachte als manusje-van-alles. Niet alleen bracht hij drugs naar afnemers, zoals hij zelf heeft verklaard, maar uit de tapgesprekken blijkt ook dat hij in opdracht van [naam medeverdachte 1] drugs verdeelde over kleinere zakjes, drugs bij [naam medeverdachte 3] bracht (‘bijvulde’) en na de aanhouding van [naam medeverdachte 2] nieuwe telefoons regelde en langs afnemers ging om hun telefoonnummers op te vragen, zodat de bestellijn [naam bestellijn] via een nieuw telefoonnummer kon worden voortgezet.
4.1.4.
Periode
Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevat waaruit blijkt dat het niet anders kan dan dat de verdachte voor 1 februari 2019 harddrugs bezorgde bij afnemers of op andere wijze betrokken was bij de drugshandel via de bestellijn [naam bestellijn] . De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde periode voor 1 februari 2019.
4.1.5.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van
1 februari tot en met 15 april 2019 tezamen en in vereniging met anderen in cocaïne en heroïne heeft gehandeld.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde horloge, merk Boss, heeft witgewassen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht witwassen van het in de woning van de verdachte aangetroffen geldbedrag van € 600,- en een televisie, merk Samsung, wettig en overtuigen bewezen. Zij heeft aangevoerd dat het voorhanden hebben van een grote hoeveelheid contant geld, het feit dat de verdachte van oktober 2018 tot en met februari 2019 geen werk had en zijn betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen, een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. De verklaring van de verdachte dat het geld en de televisie afkomstig zijn uit legale inkomsten, is niet aannemelijk. Daarom moet het ervoor worden gehouden dat het geld en de televisie een criminele herkomst hebben.
4.2.3.
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het geldbedrag van € 600,- en de Samsung televisie middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Naar bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet en waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit een brondelict aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geld en de televisie uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. Bij toetsing door de rechter dienen de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de televisie. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en de televisie. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag en de televisie waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat de door haar aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de televisie.
Verklaring verdachte en onderzoek openbaar ministerie
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij heeft gewerkt voor het contante bedrag van € 600,- en de televisie. Hij heeft een eigen bedrijf in de bouw, genaamd [naam bedrijf] , werkt als zzp’er en verdiende in 2018 en begin 2019 gemiddeld tussen de € 2.800,- en
€ 3.700,- bruto per maand, met uitzondering van de maanden oktober 2018 tot en met februari 2019, waarin hij als barman werkte en nauwelijks wat verdiende, aldus de verdachte. De verdediging heeft ter onderbouwing van deze verklaring op de terechtzitting twee bankafschriften overgelegd van geldopnames van € 600,- op 19 maart 2019 en
€ 1.500,- op 2 november 2018. Het laatste bedrag ziet volgens de verdachte op de aanschaf van de televisie, die hij heeft gekocht met geld dat toen op zijn bankrekening stond.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld en de televisie gegeven. Het lag daarom op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gegeven alternatieve herkomst van het geld.
Het openbaar ministerie heeft echter nagelaten onderzoek te doen naar aanleiding van de verklaring van de verdachte. Het dossier bevat geen (financiële) informatie over het bedrijf van de verdachte, noch bevinden zich bankafschriften of gegevens van de Belastingdienst met betrekking tot de inkomsten of de financiële situatie van de verdachte in het dossier.
Gelet hierop en de verklaring van de verdachte die wordt ondersteund door de bankafschriften kan onder de gegeven omstandigheden niet met de vereiste voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geld en de televisie een legale herkomst hebben. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten witwassen.
4.2.4.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 februari 2019 tot en met 15 april 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, handels- en/of gebruikers-hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne, gedurende een periode van bijna drie maanden. De verdachte maakte deel uit van een groep die zich op professionele wijze en omvangrijke schaal bezig hield met deze handel. Er werd gebruik gemaakt van een telefonische bestellijn voor afnemers, die dagelijks bereikbaar was en regelmatig een nieuw telefoonnummer kreeg. De verdachte voerde in deze groep verschillende taken uit. Hij verdeelde de drugs over zakjes voor de verkoop, bracht de zakjes met drugs naar een loopjongen en leverde ook zelf drugs bij afnemers af.
Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een grote groep veelal kwetsbare afnemers. Dat blijkt ook uit de schrijnende verklaringen die de afnemers bij de politie hebben afgelegd: sommigen van hen zijn al tientallen jaren verslaafd en zien geen uitweg uit hun verslaving. Verder leidt de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. Om deze redenen moet streng worden opgetreden tegen de handel in verdovende middelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
11 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte staat sinds ruim tweeënhalf jaar onder toezicht van de reclassering in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en dat verloopt naar wederzijdse tevredenheid. De verdachte heeft goed aan zijn doelen gewerkt, wat heeft geresulteerd in stabiele dagbesteding en inkomen, behoud van eigen huisvesting, de opbouw van een positief sociaal netwerk en het vergroten van de assertiviteit. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. De verdachte zou het reclasseringstoezicht willen laten continueren, omdat hij het als helpend ervaart. De reclassering ziet echter geen aanleiding om het toezicht (als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen straf) te verlengen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging.
In strafverzwarende zin weegt de rechtbank mee dat het feit in organisatorisch verband is gepleegd en dat de verdachte eerder is veroordeeld voor de handel in verdovende middelen.
In strafverminderende zin weegt de rechtbank mee dat het feit alweer geruime tijd geleden is gepleegd en dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, wat niet aan de verdachte te wijten is. Hierin en omdat de verdachte in de tussentijd niet meer met de politie en justitie in aanraking is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Naast het opleggen van een gevangenisstraf acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf op zijn plaats. Deze is van kortere duur dan de officier van justitie heeft geëist. Dit omdat de rechtbank het aandeel van de verdachte bij de drugshandel -vanwege zijn rol en de korte duur van betrokkenheid - van gelijke orde acht als dat van medeverdachte [naam medeverdachte 3] en minder groot dan het aandeel van de beide andere medeverdachten. De verdachte heeft evenwel - anders dan [naam medeverdachte 3] - een relevant strafblad, waar tegenover staat dat de verdachte langer in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Vanwege het advies in het reclasseringsrapport ziet de rechtbank geen aanleiding om reclasseringstoezicht of andere bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel te verbinden. Gezien de duur van het voorarrest staat er geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer open.

8..In beslag genomen voorwerpen

Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen van een geldbedrag van € 600,- en een televisie, merk Samsung, wordt de vordering van het openbaar ministerie tot verbeurdverklaring van deze in beslag genomen goederen afgewezen. Ten aanzien van het geldbedrag van € 600,- en de televisie, merk Samsung, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
De officier van justitie en de verdediging hebben medegedeeld dat het horloge, merk Boss, welk goed ook op de beslaglijst wordt vermeld, al aan de verdachte is geretourneerd, zodat ten aanzien van dat goed geen last tot teruggave zal worden gegeven.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 80 (tachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, zodat geen onvoorwaardelijk strafdeel resteert, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht,
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het bedrag van € 600,- en de televisie, merk Samsung;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen op of omstreeks 1 mei 2018 tot en
met 15 april 2019
te Dordrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een of meer (handels- en/of gebruikers)hoeveelhe(i)d(en)
van een materiaal
bevattende cocaïne en/of heroïne,
zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet;
2
hij
in of omstreeks 1 mei 2018 tot en met 15 april 2019,
te Dordrecht en/of te Rotterdam, althans in Nederland,
van (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van € 600 of
daaromtrent, althans een geldbedrag, en/of een horloge (merk Boss)
en/of een televisie (merk Samsung), de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of
verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en), te weten een geldbedrag van € 600 of daaromtrent,
althans een geldbedrag, en/of een horloge (merk Boss) en/of een
televisie (merk Samsung), was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie (een) voorwerp(en), te weten een
geldbedrag van € 600 of daaromtrent, althans een geldbedrag, en/of een
horloge (merk Boss) en/of een televisie (merk Samsung), voorhanden
heeft gehad,
en/of
(van) (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag van € 600 of
daaromtrent, althans een geldbedrag, en/of een horloge (merk Boss)
en/of een televisie (merk Samsung), heeft verworven en/of voorhanden
gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij wist dat dat/deze voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.