ECLI:NL:RBROT:2022:2171

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
10/091903-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van handel in harddrugs en vrijspraak van witwassen

Op 18 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van handel in harddrugs en witwassen. De verdachte was betrokken bij een georganiseerde drugshandel, die zich gedurende een periode van tien maanden afspeelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als leider van de groep fungeerde, die op professionele wijze en op grote schaal cocaïne en heroïne verhandelde. De rechtbank baseerde haar oordeel op diverse getuigenverklaringen en afgeluisterde gesprekken, waaruit bleek dat de verdachte instructies gaf aan medeverdachten en nauw samenwerkte met hen. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de periode van 1 mei 2018 tot en met 5 maart 2019 samen met anderen handelde in harddrugs. De verdachte werd echter vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen, omdat de rechtbank van oordeel was dat de verdachte een verifieerbare verklaring had gegeven voor de herkomst van de in beslag genomen goederen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor het witwassen van luxe goederen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een criminele herkomst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/091903-19
Datum uitspraak: 18 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] te ( [postcode verdachte] ) [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad,
raadsvrouw mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari, 24 januari en 4 februari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • (partiële) vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor wat betreft de periode
  • (partiële) vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit, voor wat betreft de periode tussen 1 mei 2018 en 14 april 2019, zodat alleen 15 april 2019 resteert als pleegdatum;
  • (partiële) vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde feit, voor wat betreft het witwassen van de twee horloges, geluidsapparatuur, drie paar damesschoenen en een tas;
  • bewezenverklaring van de overige onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, te weten het medeplegen van drugshandel en witwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis;
  • ten aanzien van het beslag de beslissingen te nemen, zoals de officier van justitie heeft vermeld op de door haar overgelegde beslaglijst d.d. 28 oktober 2021.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde periodes 1 mei 2018 tot en met 31 januari 2019 en 6 maart tot en met 15 april 2019, omdat het dossier geen bewijs bevat voor betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde drugshandel in deze periodes.
4.1.2.
Inleiding
Op grond van de inhoud van de aan dit vonnis gehechte bewijsmiddelen gaat de rechtbank bij haar beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Vanaf mei 2018 zijn bij het Team Criminele Inlichtingen van de politie anonieme meldingen ontvangen dat [naam verdachte] en zijn broer onder de naam ‘ [naam] ’ handelen in cocaïne en heroïne in Dordrecht. Ze hebben een telefonische bestellijn voor de harddrugs en er werken loopjongens voor hen, onder wie ene [naam persoon] , die de harddrugs bij de klanten brengen.
Op 9 februari 2019 heeft de politie in Dordrecht een drugsdealer aangehouden nadat hij cocaïne had afgeleverd aan een klant. De klant heeft verklaard de drugs te hebben besteld bij ‘ [naam bestellijn] ’, die te bereiken is op het telefoonnummer [gsm-nummer 1] (hierna: - [nummer 1] ).
In de periode van 19 tot en met 26 februari 2019 zijn de telefoongesprekken die zijn gevoerd met nummer - [nummer 1] opgenomen en uitgeluisterd. In de gesprekken is vaak sprake van (versluierd) taalgebruik dat aan drugshandel te relateren is. De persoon met het nummer
- [nummer 1] vraagt bijvoorbeeld wat de ander nodig heeft, waarop de ander antwoordt met ‘wit’ en/of ‘bruin’, aantallen noemt (zoals 50, 20 of 10) en vraagt hoe lang het gaat duren. Verder is gebleken dat het telefoonnummer - [nummer 1] op 11 januari 2019 in gebruik is genomen en dat vanaf dat moment met dit nummer in slechts een maand tijd 8000 keer contact is geweest met 300 verschillende telefoonnummers, waarvan er veel toebehoorden aan bij de verbalisanten ambtshalve bekende drugsgebruikers. Meerdere personen die contact hebben gehad met het nummer - [nummer 1] zijn als getuige gehoord. Uit die verklaringen volgt dat zij bij [naam bestellijn] cocaïne (‘wit’) en/of heroïne (‘bruin’) bestelden, dat zij dat in ieder geval in januari en februari 2019 via dit nummer deden en dat verschillende loopjongens de drugs kwamen afleveren.
Op 26 februari 2019 is de medeverdachte [naam medeverdachte 1] aangehouden. Hij had op dat moment twee telefoons bij zich; de een met het nummer van - [nummer 1] en de ander met het nummer [gsm-nummer 2] (hierna: - [nummer 2] ). Verbalisanten hebben de stem van de gebruiker van - [nummer 1] herkend als de stem van [naam medeverdachte 1] .
De politie heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [gsm-nummer 3] (hierna: - [nummer 3] ). Op 25 en 26 februari 2019 zijn gesprekken die met dit nummer zijn gevoerd, opgenomen en uitgeluisterd. Uit de inhoud daarvan en het nadere onderzoek dat de politie heeft verricht, blijkt dat deze gesprekken te linken zijn aan de drughandel, via - [nummer 1] . De verdachte had veel contact met [naam medeverdachte 1] via het bij hem aangetroffen telefoonnummer - [nummer 2] en met de gebruikers van de nummers - [nummer 4] en - [nummer 5] . Gebleken is dat de medeverdachten [naam medeverdachte 2] respectievelijk [naam medeverdachte 3] de gebruikers van deze telefoonnummers zijn. Meerdere personen die drugs hadden besteld bij [naam bestellijn] via het nummer - [nummer 1] hebben [naam medeverdachte 2] op een foto herkend als degene die de drugs kwam bezorgen.
Uit de uitgeluisterde gesprekken blijkt dat er kort na de aanhouding van [naam medeverdachte 1] paniek ontstond onder de verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] omdat ze [naam medeverdachte 1] telefonisch niet meer te pakken kregen. De verdachte is langs de woning van [naam medeverdachte 1] in Breda gereden en heeft gezien dat er een inval is geweest. De verdachte heeft [naam medeverdachte 3] de opdracht gegeven om heel snel nieuwe telefoons en simkaarten te kopen en daar beltegoed op te zetten. Ook instrueerde hij [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] om bij afnemers langs te gaan om het nieuwe nummer van de werktelefoon aan hen door te geven en de nummers van de afnemers te noteren, zodat zij door konden gaan met de drugshandel.
4.1.3.
Betrokkenheid verdachte
De verdachte heeft verklaard dat de gesprekken die hij met de medeverdachten voerde over drugs gingen. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij opdrachten gaf aan de anderen, een oogje in het zeil hield en [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] op pad stuurde. [naam medeverdachte 1] bediende de werktelefoon, aldus de verdachte.
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn werkzaamheden uitvoerde in opdracht van iemand en dat diegene de baas was van de groep. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt dat de verdachte in opdracht van een ander handelde. Verder blijkt uit de tapgesprekken dat de verdachte steeds meteen, zonder enige vorm van ruggenspraak, instructies aan de medeverdachten gaf en direct en onomwonden antwoordde als zij hem iets vroegen. Daarbij komt dat de verdachte in een gesprek met [naam medeverdachte 2] , nadat [naam medeverdachte 2] zegt ‘
je moet wel(de rechtbank leest: rijden naar afnemers),
want het is jouw ding ook’, antwoordt ‘
ik laat dat door werkers doen, daarom zijn ze aangenomen’ en ‘
en als het soms mis gaat dan is het zo en dan help ik, dat is geen probleem’. Deze omstandigheden en uitspraken duiden op een leidinggevende positie.
Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat het telefoonnummer - [nummer 1] werd gebruikt als bestellijn van harddrugs, genaamd ‘ [naam bestellijn] ’, dat de drugshandel via de bestellijn [naam bestellijn] werd uitgevoerd door een groep personen, onder wie de verdachte en de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] en dat de verdachten daarbij nauw en bewust met elkaar samenwerkten. [naam medeverdachte 1] was de telefonist van de bestellijn, [naam medeverdachte 3] degene die de drugs verdeelde over kleinere zakjes en de drugs bij [naam medeverdachte 2] bracht (‘bijvulde’) en [naam medeverdachte 2] de loopjongen die de drugs bij de afnemers bezorgde. De verdachte vertelde de medeverdachten wat zij moesten doen, hoe zij dat moesten doen en controleerde of het goed ging. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte als leider van de groep kan worden aangemerkt.
4.1.4.
Periode
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier geen bewijs bevat dat de verdachte zich ná 5 maart 2019 nog met drugshandel heeft bezig gehouden.
Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich ook vóór februari 2019 schuldig heeft gemaakt aan de handel in harddrugs via de bestellijn [naam bestellijn] . Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Diverse getuigen hebben verklaard dat zij al jaren drugs kochten via de bestellijn [naam bestellijn] . De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat voor de zomer van 2018 ‘ [bijnaam verdachte] ’ de telefoon beantwoordde als hij naar de bestellijn [naam bestellijn] belde. [bijnaam verdachte] was vrijgekomen, een paar keer van nummer gewisseld en sinds de zomer van 2018 was er een andere telefonist. [bijnaam verdachte] zat volgens [naam getuige] nu in Marokko.
De rechtbank concludeert dat [naam getuige] met ‘ [bijnaam verdachte] ’ de verdachte bedoelt. De verdachte is op 12 mei 2017 in een andere zaak uit detentie gekomen en op het moment dat [naam getuige] werd gehoord, was de verdachte in Marokko. Deze door [naam getuige] gegeven persoonlijke omstandigheden over ‘ [bijnaam verdachte] ’ vinden dus steun in de feiten. Daarbij komt dat de drie medeverdachten ook deze bijnaam voor de verdachte gebruiken. [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] hadden in de contactenlijst van één van hun telefoons ‘ [bijnaam verdachte] ’ respectievelijk ‘ [bijnaam verdachte] ’ staan bij een nummer dat aan de verdachte toebehoorde. Verder bevat het dossier een tapgesprek waarin de verdachte [naam medeverdachte 3] de opdracht geeft om [naam medeverdachte 2] te bellen, waarop [naam medeverdachte 3] dat doet en tegen [naam medeverdachte 2] zegt dat ‘ [bijnaam verdachte] ’ hem heeft gebeld. Ten slotte verwijst [naam medeverdachte 2] in het door [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] gevoerde (OVC-)gesprek dat over de drugshandel gaat, met ‘ [bijnaam verdachte] ’ naar de patron met het huis met vier verdiepingen, wat van toepassing is op de verdachte.
De verklaring van [naam getuige] vindt ook op een ander punt steun in de feiten. [naam getuige] heeft verklaard dat een bezorger de markt probeerde over te nemen na de arrestatie van de telefonist en dat hij daar al mee bezig was toen hij nog voor hen ( [naam bestellijn] ) reed. Dit vindt steun in de verklaring van [naam medeverdachte 2] , die steeds nieuwe Nokia’s kreeg en de oude bewaarde en daarmee volgens zijn eigen verklaring zelf wilde verder gaan en ook daadwerkelijk voor zichzelf is begonnen. Voorts heeft [naam getuige] veel bij [naam bestellijn] gekocht en was hij volgens eigen verklaring trouw als de dealer goed was. De rechtbank heeft, gezien het voorgaande, geen enkele reden om aan de juistheid of geloofwaardigheid van de verklaring [naam getuige] te twijfelen.
Mogelijk waren niet altijd (alleen) de medeverdachten gedurende de ten laste gelegde periode betrokken, maar uit het dossier blijkt afdoende dat er altijd een samenwerkingsverband met anderen, zoals bezorgers en bijvullers, was.
4.1.5.
Conclusie
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 mei 2018 tot en met 5 maart 2019 tezamen en in vereniging met anderen in cocaïne en heroïne heeft gehandeld.
4.2.
Vrijspraak feit 2
4.2.1.
Partiële vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde twee horloges, geluidsapparatuur en de door de verdediging aangevoerde drie paar damesschoenen en tas heeft witgewassen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht witwassen van de overige op de tenlastelegging vermelde luxe goederen, die in de woning van de verdachte zijn aangetroffen, wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft aangevoerd dat sprake is van meerdere witwastypologieën, waardoor een vermoeden van witwassen gerechtvaardigd is. De verdachte was in het bezit van een grote hoeveelheid luxe goederen, hij had geen legale inkomsten, er waren aanzienlijke, onverklaarde overboekingen op en vanaf zijn bankrekeningen en hij onderhield veel contact met personen uit het drugscircuit. De verdachte heeft geen concrete, verifieerbare en op voorhand niet onwaarschijnlijke (enigszins geloofwaardige) verklaring gegeven voor de herkomst van het geld waarmee de luxe goederen zijn aangeschaft, zodat het ervoor moet worden gehouden dat sprake is van een criminele herkomst.
4.2.3.
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde witwassen is vereist dat komt vast te staan dat de goederen middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. Naar bestendige jurisprudentie kan, in een geval zoals dat zich hier voordoet en waarin geen direct bewijs voor inkomsten uit een brondelict aanwezig is, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de goederen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
Bij toetsing door de rechter dienen de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien zulks zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat de door haar aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de goederen.
Verklaring verdachte en onderzoek openbaar ministerie
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de goederen die in de tenlastelegging worden vermeld met legaal geld heeft gekocht, of heeft gekregen. Hij is zes jaren mantelzorger voor zijn vader geweest (tot augustus 2017), waar hij maandelijks een behoorlijk bedrag voor ontving. Ook heeft hij een grote som geld cadeau gekregen tijdens zijn bruiloft in mei 2018. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij geld heeft geleend van familie en vrienden en dat een groot deel van de goederen oud is. De dameskleding heeft zijn echtgenote al voor hun bruiloft zelf aangeschaft of gekregen en ook een deel van zijn kleding is jaren oud. De verdediging heeft diverse stukken overgelegd, zoals een zorgovereenkomst van 26 september 2014, foto’s en meerdere bankafschriften ten name van de verdachte, waarop de storting van het PGB salaris wordt vermeld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van de goederen gegeven. Het lag daarom op de weg van het openbaar ministerie om hier nader onderzoek naar te doen.
De rechtbank is van oordeel dat dat onderzoek ontoereikend is geweest. De politie heeft geen onderzoek gedaan naar de in beslag genomen goederen. Uit het dossier blijkt niet hoe oud de goederen zijn en wat de waarde daarvan is. Daar staat tegenover dat uit de door de verdediging overgelegde stukken blijkt dat de verdachte een [bijnaam verdachte] tijd een behoorlijk hoog legaal inkomen (PGB salaris) genereerde. Verder heeft de politie geen onderzoek gedaan naar de door de verdachte gestelde bruidsschat en leningen.
Gezien het vorenstaande kan niet met de vereiste voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de goederen met legale gelden zijn aangeschaft. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem verweten witwassen.
4.2.4.
Conclusie
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 mei 2018 tot en met
5maart 2019 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, handels- en/of gebruikers-hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne, gedurende een periode van tien maanden. De verdachte was een leider van een groep, die zich op professionele wijze en omvangrijke schaal bezig hield met deze handel. Er werd gebruik gemaakt van een telefonische bestellijn voor afnemers, die dagelijks bereikbaar was en regelmatig een nieuw telefoonnummer in gebruik nam. Verschillende loopjongens brachten de drugs bij de afnemers. Ook werden ‘beterschapjes’, gratis drugs, aan de afnemers gegeven om hen als klant te behouden en hen te stimuleren vaker te bestellen.
Harddrugs leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat dergelijke verdovende middelen, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. De verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de verslaving van een grote groep veelal kwetsbare afnemers. Dat blijkt ook uit de schrijnende verklaringen die de afnemers bij de politie hebben afgelegd: sommigen van hen zijn al tientallen jaren verslaafd en zien geen uitweg uit hun verslaving.
Verder leidt de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit. Om deze redenen moet streng worden opgetreden tegen de handel in verdovende middelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
2 december 2021. Daaruit blijkt dat de verdachte wel eerder tot een forse gevangenisstraf is veroordeeld voor het medeplegen van cocaïnehandel in de periode 2016/2017, maar dat die veroordeling pas op 29 oktober 2019 onherroepelijk werd. Dat is na de in dit geval bewezen verklaarde periode. De rechtbank zal deze veroordeling daarom niet strafverzwarend laten meewerken.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een voortgangsrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 december 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft al meer dan twee jaar reclasseringstoezicht in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Hij heeft in die periode vrijwel nooit hulpvragen gehad en het toezicht is voornamelijk een stok achter de deur geweest. De verdachte heeft zijn leven op orde gekregen. Hij is met zijn gezin verhuisd naar Alblasserdam om opnieuw te beginnen en los te raken van de oude omgeving en hij heeft een baan. Bij het opleggen van een straf wordt geadviseerd geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Een reclasseringstoezicht of andere interventies lijken niet meer van toegevoegde waarde.
Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij sinds oktober 2021 gedetineerd zit wegens de oude straf en dat hij over anderhalve maand, als hij vrijkomt, alles achter zich wil laten en van zijn werkgever terug mag keren naar zijn baan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur daarvan heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Op grond van het voorgaande, met name gezien het feit dat de drugshandel in organisatorisch verband is gepleegd en omvangrijk was, de leidinggevende rol die de verdachte daarin had en de lange periode dat de verdachte bij deze drugshandel was betrokken, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier geen recht doet aan het feit. Het opleggen van een taakstraf is in een dergelijk geval niet aan de orde. De rechtbank komt daarom tot een hogere gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist.
Omdat het feit geruime tijd geleden is gepleegd en sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, wat niet aan de verdachte te wijten is, zal evenwel een fors deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd.
De rechtbank acht het passend en geboden om aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

8..In beslag genomen voorwerpen

Omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen van de goederen die op de tenlastelegging worden vermeld, wordt de vordering van het openbaar ministerie tot verbeurdverklaring van deze in beslag genomen goederen afgewezen.
Ten aanzien van deze goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, met uitzondering van de onder nummer 1 en 2 op de beslaglijst vermelde Rolex horloges. Gebleken is dat deze horloges nep zijn. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet, dan wel het algemeen belang. Deze goederen zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Op de beslaglijst van 28 oktober 2021 worden voorts nog goederen vermeld die niet in de tenlastelegging staan. Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft geconcludeerd tot teruggave van deze goederen aan de verdachte. De rechtbank zal ook daartoe een last geven.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer de onder de nummers 1 en 2 vermelde Rolex horloges;
- gelast de teruggave aan de verdachte van alle overige in beslag genomen goederen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 februari 2022.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks 1 mei 2018 tot en
met 15 april 2019
te Rotterdam en/of te Breda en/of te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk
heeft verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of
vervoerd,
een of meer (handels- en/of gebruikers) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende
ongeveer cocaïne en/of heroïne,
zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks 01 mei 2018 tot en
met 15 april 2019,
te Dordrecht, althans in Nederland,
van (een) voorwerp(en), te weten een of meer horloge(s) (merk Rolex
en/of Audemars Piguet Royal Oak en/of een televisie (merk Philips
en/of een home-cinema set (merk Philips) en/of schoeisel (merk Isabel
Marant Etoile en/of Louis Vuiton en/of Chanel en/of Valentino en/of
Christian Louboutin en/of Balenciaga) en/of kleding (merk Peuterey
en/of Moncler en/of Canada Goose en/of Moose Knuckels en/of
Dsqueared2) en/of een of meer (hand)tas(en) (merk Louis Vuiton)
een/of een of meer zonnebril(len) (merk Dita en/of Cartier),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een)
voorwerp(en), te weten een of meer horloge(s) (merk Rolex en/of
Audemars Piguet Royal Oak en/of een televisie (merk Philips en/of een
home-cinema set (merk Philips) en/of schoeisel (merk Isabel Marant
Etoile en/of Louis Vuiton en/of Chanel en/of Valentino en/of Christian
Louboutin en/of Balenciaga) en/of kleding (merk Peuterey en/of
Moncler en/of Canada Goose en/of Moose Knuckels en/of Dsqueared2)
en/of een of meer (hand)tas(en) (merk Louis Vuiton) een/of een of meer
zonnebril(len) (merk Dita en/of Cartier), was, en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie (een) voorwerp(en), te weten een of
meer horloge(s) (merk Rolex en/of Audemars Piguet Royal Oak en/of
een televisie (merk Philips en/of een home-cinema set (merk Philips)
en/of schoeisel (merk Isabel Marant Etoile en/of Louis Vuiton en/of
Chanel en/of Valentino en/of Christian Louboutin en/of Balenciaga)
en/of kleding (merk Peuterey en/of Moncler en/of Canada Goose en/of
Moose Knuckels en/of Dsqueared2) en/of een of meer (hand)tas(en)
(merk Louis Vuiton) een/of een of meer zonnebril(len) (merk Dita en/of
Cartier), voorhanden heeft gehad,
en/of
eerdergenoemd(e) voorwerp(en) heeft verworven en/of voorhanden
gehad en/of overgedragen en/of omgezet of van eerdergenoemd(e)
voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt
terwijl hij wist dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.