ECLI:NL:RBROT:2022:2166

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
10/750057-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen en voorbereidingshandelingen onder de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen van een bedrag van ruim 123.000 euro en strafbare voorbereidingshandelingen onder de Opiumwet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden en heeft gemotiveerd vrijspraak uitgesproken voor het witwassen van geld dat in een woning was aangetroffen, evenals voor het bezit van een vuurwapen, omdat de wetenschap niet bewezen kon worden. Een NFI-rapport van DNA-onderzoek werd uitgesloten van het bewijs, en er was ook een ongemotiveerde vrijspraak voor drie andere feiten. De uitspraak volgde na onderzoek op de terechtzittingen van 1 en 2 maart 2022, waarbij de officier van justitie vrijspraak had gevorderd voor het ten laste gelegde. De rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen, en sprak de verdachte daarvan vrij. De beslissing van de rechtbank werd genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de griffier was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750057-19
Datum uitspraak: 16 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 1 en 2 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Standpunt officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft vrijspraak van het ten laste gelegde gevorderd.

4..Vrijspraak zonder nadere motivering

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2018 toe en met 14 januari 2019 te Berkel en Rodenrijs, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal en/of middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad,
te weten in een pand aan de Industrieweg 98 te Berkel en Rodenrijs
- ongeveer 3.000 liter Azijnzuuranhydride en/of
- ongeveer 1.025 kilo Natriumcarbonaat
waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).