11..Beslissing
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 1:
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks de periode 1 mei 2017 tot en met 13 september 2018, te [plaatsnaam] en/of te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft/hebben verdachte(n) meermalen (een) voorwerp(en), te weten:
- een geldbedrag van 49.850 euro en/of
- een geldbedrag van 73.312,-, althans een (groot) geldbedrag
verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruikt, terwijl hij, tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk, geheel of gedeeltelijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
Fideliolaan 64 te Hoogvliet Rotterdam
hij op of omstreeks 14 januari 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp te weten: -een contant geldbedrag van 26.710,-, althans een (groot) geldbedrag heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij tezamen met zijn mededader(s), althans alleen, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk, geheel of gedeeltelijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
3.
Fideliolaan 64 te Hoogvliet Rotterdam
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en) (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een pistool van het merk Smith & Wesson, model 5906, met serienummer [serienummer] , kaliber 9mm, en/of munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet van de Categorie III, te weten 11 stuks S&B kogelpatronen, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
4.
[adres 3]
hij op of omstreeks 14 januari 2019, te [plaatsnaam], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één (of meer) accijnsgoederen, te weten ongeveer 100.000 stuks sigaretten, althans een grote hoeveelheid sigaretten, voorhanden heeft gehad dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing is/zijn betrokken.
5.
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te [plaatsnaam] en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden en/ of een hoeveelheid van een materiaal en/of middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, te weten:
in een pand aan de [adres 3]
- 3 jerrycans met totaal ongeveer 90 liter Azijnzuuranhydride, en/of
- pompwerktuig met slang, en/of
- een hoeveelheid teiltjes met daaraan vermoedelijk restanten van verdovende
middelen van lijst I van de Opiumwet, en/of
- 2 zeven met daaraan vermoedelijk restanten van verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet
en/of in een tuinhuis nummer [nummer 2] , gevestigd aan het [adres 5]
- meerdere zakken bruinkleurig poeder, en/of
- een hoeveelheid teilen met divers keukengerei, en/of
- mondkapjes en/of veiligheidsbrillen, en/of
- een stoffilter voor een gezichtsmasker, en/of
- diverse pannen van (groot) formaat, en/of
- een flexibele luchtafvoerslang, en/of
- drukpers en toebehoren, en/of
- meerdere jerrycans met een nog onbekende vloeistof , en/of
- divers verpakkingsmateriaal, en/of
- een zakje met een witte substantie, en/of
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
6.
hij op of omstreeks de periode van 27 november 2018 toe en met 14 januari 2019 te [plaatsnaam] en/of Zevenhuizen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden en/ of een hoeveelheid van een materiaal en/of middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad, te weten in een pand aan de [adres 3] en/of in een container (met nummer [nummer 1] ) op het terrein de [adres 4]
- 3.000 liter Azijnzuuranhydride (100 jerrycans van 30 liter)
- 1.025 kilo Natriumcarbonaat (41 stuks 25 kilo zakken)
- 1 stuks 20 liter jerrycan met daarin nog 6 liter Azijnzuuranhydride
- 8 stuks 25 liter jerrycan, leeg, waarvan 7 stuks zonder dop voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
7.
hij op of omstreeks 14 januari 2019 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 43,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 47,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 2,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.