ECLI:NL:RBROT:2022:2161

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
10/750006-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongemotiveerde vrijspraak van strafbare voorbereidingshandelingen onder de Opiumwet

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 16 maart 2022, is de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde strafbare voorbereidingshandelingen onder de Opiumwet. De zaak betreft een onderzoek naar de verdachte, die in de periode van 27 november 2018 tot en met 14 januari 2019 in of omstreeks Zevenhuizen, althans in Nederland, samen met anderen of alleen, zich heeft ingespannen om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van stoffen die op de bij de Opiumwet behorende lijst I staan.

Tijdens de zitting op 1 en 2 maart 2022 heeft de officier van justitie, mr. L.L. van Delft, vrijspraak gevorderd. De verdediging voerde aan dat de dagvaarding partieel nietig was, omdat het Openbaar Ministerie geen keuze had gemaakt tussen de verboden in artikel 10a van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde echter dat de dagvaarding voldoende duidelijkheid bood over de beschuldigingen, waardoor deze geldig was.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen. Zowel de officier van justitie als de verdediging waren van mening dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij zonder nadere motivering. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750006-19
Datum uitspraak: 16 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdahcte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
raadsvrouw mr. J.J. Boelaars, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 1 en 2 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Standpunt officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft vrijspraak van het ten laste gelegde gevorderd.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de dagvaarding partieel nietig is. In de tenlastelegging is door het Openbaar Ministerie geen keuze gemaakt tussen de verboden die in artikel 10a, eerste lid, onder 2 en onder 3 van de Opiumwet zijn genoemd waardoor de dagvaarding op dit onderdeel niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
4.2.
Beoordeling
Uit de dagvaarding blijkt, door de verfeitelijking van de tenlastelegging, voldoende duidelijk en concreet wat de verdachte wordt verweten, zodat de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 Sv. De dagvaarding is dus geldig.

5..Vrijspraak zonder nadere motivering

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en B. Vaz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2018 tot en met 14 januari 2019
Zevenhuizen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van hoeveelheden en/ of een hoeveelheid van een materiaal en/of middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen en/of
voorwerpen en/of stoffen voorhanden heeft gehad,
immers heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededader(s) daartoe
- een container met nummer 115, staand op het terrein [adres], verhuurd en/of ter beschikking gesteld aan een of meer anderen en/of
- in voornoemde container, althans in een container met nummer 115, staand op het terrein [adres], ongeveer 3000 liter azijnzuuranhydride en/of 1025 kilo natriumcarbonaat opgeslagen
zulks terwijl hij verdachte wist of ernstige reden had te vermoeden dat dat/die stoffen en of handelingen bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).