ECLI:NL:RBROT:2022:2147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/10/631008 / JE RK 21-3407 en C/10/631112 / JE RK 21-3429
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdzorg en ondertoezichtstelling

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de uithuisplaatsing van drie kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], die in een crisisopvang verblijven. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder verzocht om de kinderen onder toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing aan te vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder onverminderd aanwezig zijn, en dat een thuisplaatsing bij de ouders op dit moment niet in het belang van de kinderen is. De moeder en vader hebben beiden verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing, maar de rechtbank concludeert dat er nog veel onduidelijkheid is over de opvoedvaardigheden van beide ouders en dat er onvoldoende stappen zijn gezet om de situatie te verbeteren. De rechtbank heeft daarom besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 24 maart 2022, met de opdracht aan de Raad en de gecertificeerde instelling om zo snel mogelijk een concreet plan van aanpak te presenteren voor een mogelijke thuisplaatsing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Meervoudige kamer
zaakgegevens: C/10/631008 / JE RK 21-3407 en C/10/631112 / JE RK 21-3429
datum uitspraak: 22 februari 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2006 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen [naam kind 2],
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2009 te [geboorteplaats kind 3], hierna te noemen [naam kind 3].
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],
advocaat: mr. M. Verschoor, kantoorhoudende te Rozenburg,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],
advocaat: mr. S.J. Daniels, kantoorhoudende te Utrecht,

[naam curator],

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te [vestigingsplaats],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 20 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de aanvullende rapportage van de Raad van 15 februari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het verslag van de bijzondere curator van 18 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2022;
- het e-mailbericht met bijlage van mr. S.J. Daniels, namens de vader, van 19 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2022;
- het e-mailbericht van [naam kind 2] van 19 februari 2022, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2022;
- de aanvullende bijlage van de bijzondere curator, ingekomen bij de griffie op 21 februari 2022;
- het verweerschrift van mr. M. Verschoor, namens de moeder, van 21 februari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de verslagen van het EMC, Polikliniek Kindergeneeskunde, betreffende het op 17 februari 2022 bij de kinderen verrichte onderzoek, ter zitting door de GI overgelegd.
Op 22 februari 2022 heeft de rechtbank de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], die voorafgaand aan de zitting ieder apart door de voorzitter zijn gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de bijzondere curator,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1],
- twee vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3].

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verblijven in een crisisopvang.
Bij beschikking van 24 december 2021 zijn [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] voorlopig onder toezicht gesteld tot 24 maart 2022.
Bij beschikking van 27 december 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2]
en [naam kind 3] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 27 december
2021 voor de duur van vier weken.
Bij beschikking van [geboortedatum kind 3] 2021 is de gegeven beschikking van 27 december 2021 tot
uithuisplaatsing van de kinderen gehandhaafd en is de beslissing op het overig verzochte aangehouden.
Bij beschikking van 20 januari 2022 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot 24 februari 2022 en is de behandeling van het overig verzochte aangehouden.
Bij beschikking van 20 januari 2022 is [naam curator] als bijzondere curator over [naam kind 2] benoemd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De verzoeken

Het verzoek met zaaknummer C/10/631008:
Op 27 december 2021 heeft de Raad verzocht om [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] voorlopig onder
toezicht te stellen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een
voorziening voor pleegzorg verzocht voor de duur van drie maanden.
Het verzoek met zaaknummer C/10/631112:
Op 29 december 2021 heeft de Raad een gewijzigd verzoek ingediend in die zin dat verzocht
wordt om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een accommodatie
van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de voorlopige
ondertoezichtstelling.
De beslissing op beide verzoeken is bij beschikking van 20 januari 2022 aangehouden.
De Raad heeft de verzoeken ter zitting als volgt toegelicht. De zorgen zijn nog altijd onverminderd aanwezig. Een thuisplaatsing bij een van de ouders is daarom op dit moment niet mogelijk. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder. De moeder is onvoldoende beschikbaar voor de kinderen en lijkt ook onmachtig. De moeder kan de kinderen onvoldoende structuur bieden. Dit blijkt onder andere uit wat [naam kind 2] heeft verteld, te weten dat de kinderen veelal op zichzelf aangewezen zijn. [naam kind 2] voelt zich onder druk gezet door de moeder.
Ook zijn er zorgen over de betrokkenheid van [naam 4]. De incidenten die rondom [naam 4] hebben plaatsgevonden zijn de aanleiding geweest voor het spoedverzoek. De Raad heeft twijfels over de betrouwbaarheid van de moeder als het gaat over de verhalen die zij over hem heeft verteld en haar houding ten opzichte van hem. Het is bijzonder (en zorgelijk) dat [naam kind 2] liever bij [naam 4] wil wonen dan bij een van zijn ouders.
Een plaatsing bij de vader is op dit moment niet mogelijk. De vader werkt fulltime en daarnaast heeft de Raad twijfels of de vader voldoende kan aansluiten bij de behoeften van de kinderen en stevig genoeg in zijn schoenen staat om te voldoen aan de specifieke opvoedvragen van de kinderen. Momenteel wordt onderzocht of de kinderen naar de grootouders moederszijde in Duitsland kunnen. Zolang hier nog onduidelijkheid over is, is het van belang dat zij in de crisisopvang blijven, hoe moeilijk dit voor de kinderen ook is.
De Raad zal de periode van de voorlopige ondertoezichtstelling gebruiken om zo goed mogelijk te onderzoeken wat er nodig is om een thuisplaatsing bij een van de ouders te realiseren. Daarbij zal ook worden gekeken welke hulpverlening er nodig is voor de ouders en de kinderen. Zorgvuldigheid is daarbij noodzakelijk. Veel is nog onduidelijk. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat de moeder alleen in aanwezigheid van haar advocaat met de Raad en de GI wil spreken. De Raad kan mede daarom niet garanderen dat op alle vragen een volledig antwoord kan worden gegeven voor het einde van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De standpunten

De GIheeft zich ter zitting aangesloten bij het verzoek van de Raad. De GI acht een thuisplaatsing bij een van de ouders eveneens nog niet aan de orde. Het netwerk is onderzocht en daar zijn alleen de grootouders moederszijde uitgekomen. Of de kinderen daadwerkelijk bij hen geplaatst kunnen worden, wordt nog nader onderzocht. De kinderen hebben de grootouders sinds 2015 niet meer gezien. Er wordt nog gewacht op de uitslag van een antecedentenonderzoek door de politie. Wel is al bekend dat er via een tante hulpverlening ingezet kan worden en dat [naam kind 2] naar Spirare kan blijven gaan. Voor [naam kind 1] en [naam kind 3] kan online onderwijs geregeld worden. [naam kind 1] en [naam kind 3] zijn het afgelopen weekend voor het eerst bij de grootouders geweest en zijn enthousiast over een tijdelijk verblijf bij hen. [naam kind 2] staat hier niet voor open.
De GI denkt ook aan een gezinsopname. Hiervoor zal echter eerst duidelijk moeten zijn wat er bij de moeder aan problematiek speelt. De moeder heeft op dit moment geen hulp, maar lijkt die wel nodig te hebben. Een persoonlijkheidsonderzoek (hierna: PO) moet hier duidelijkheid over verschaffen. Pas daarna kan worden bepaald welk type gezinsopname passend is. Gedurende de gezinsopname zal ook gekeken worden welke hulpverlening de kinderen nodig hebben.
De kinderen zijn in verband met de vermoedens van seksueel misbruik onderzocht bij het EMC, Polikliniek Kindergeneeskunde. Uit dat onderzoek zijn gelukkig geen zorgsignalen naar voren gekomen.
De omgang tussen de kinderen en de ouders is momenteel onbegeleid. De omgang met [naam kind 1] en [naam kind 3] verloopt gemoedelijk. Ten aanzien van [naam kind 2] zal de omgang echter mogelijk begeleid gaan worden, omdat [naam kind 2] aangeeft zich door de moeder onder druk gezet te voelen. De samenwerking en communicatie tussen de GI en de moeder verloopt moeizaam.
Concluderend is de GI van mening dat de kinderen in de crisisopvang moeten blijven totdat zij mogelijk naar de grootouders kunnen.
De bijzondere curatorheeft toegelicht dat [naam kind 2] heel graag bij [naam 4] wil wonen. Als dat niet kan, wil hij bij de moeder wonen en als ook dat niet kan, wil hij bij de vader wonen. [naam kind 2] staat niet open voor een plaatsing bij de grootouders en wil ook niet langer in de crisisopvang blijven.
Voor [naam kind 2] is het ook belangrijk dat hij bij Spirare kan blijven. [naam kind 2] begrijpt de zorgen, maar deelt deze niet als het [naam 4] betreft. Aangezien de tweede optie voor [naam kind 2] is bij zijn moeder wonen, is het van belang dat daarop wordt ingezet. De ouders geven aan open te staan voor hulpverlening. Er moet door de GI dan wel doorgepakt worden. Er moet een plan van aanpak worden gemaakt waaruit volgt wat er nodig is om een thuisplaatsing bij de moeder (of de vader) mogelijk te maken. Daarvoor moet zo snel mogelijk in kaart worden gebracht welke hulpverlening er nodig is en moet die hulpverlening worden ingezet. Voordat [naam kind 2] bij een van de ouders kan worden geplaatst, moet duidelijk zijn wat de opvoedvaardigheden van beide ouders zijn en of er sprake is van persoonlijke problematiek van de ouders. Een PO kan daarbij helpend zijn.
Door en namens
de moederis verweer gevoerd tegen het verzoek. De afgelopen twee maanden stond de vraag centraal onder welke voorwaarden een thuisplaatsing bij de moeder gerealiseerd kon worden. Dit is zowel in de beschikking van 30 december 2021 als die van 20 januari 2022 door de kinderrechter aangegeven. Toch is hier nog steeds geen duidelijkheid over. De kinderen willen naar huis. De moeder staat open voor alle hulpverlening die nodig is, voor zichzelf en in de thuissituatie. De Raad en de GI zijn echter te afwachtend waardoor de situatie alsmaar langer voortduurt.
Als de kinderen niet direct terug kunnen naar een van de ouders, dan staat de moeder achter een plaatsing bij de grootouders. De kinderen moeten hoe dan ook zo snel mogelijk weg uit de crisisopvang. Het middel, de uithuisplaatsing, wordt nu erger dan de kwaal.
De moeder wil graag dat haar thuissituatie wordt onderzocht. Zij heeft al meerdere keren om hulp gevraagd, maar dan wordt door de GI aangegeven dat daar geen prioriteit aan wordt gegeven. Het grootste probleem volgens de moeder is de hoogbegaafdheid van haar en de kinderen. Hier is te weinig begrip voor en kennis over, waardoor de moeder overbelast is geraakt. De moeder wil hier hulpverlening voor. Zij staat open voor een PO en wil ook hulp voor haar traumaverwerking. De moeder heeft het contact met [naam 4] verbroken. De moeder wil nu vooruit kijken, maar de uithuisplaatsing belemmert dat.
Primair wordt verzocht de kinderen thuis te plaatsen bij de moeder, subsidiair om ze bij de vader te plaatsen en meer subsidiair om ze bij de grootouders te plaatsen.
Door en namens
de vaderis ook verweer gevoerd tegen het verzoek. De kinderrechter heeft duidelijk de opdracht gegeven om aan de slag te gaan met voorwaarden voor een thuisplaatsing bij de moeder of de vader. De zaak is aangehouden, maar er is niet veel gebeurd. Er moet op korte termijn, binnen twee à drie weken, helderheid zijn welke hulp nodig is om [naam kind 1] en [naam kind 3] alvast bij de moeder te plaatsen. De vader staat ook open voor hulp en is ook bereid om (een van de) kinderen op te vangen. Het contact tussen de vader en de kinderen is goed. Als het werk van de vader een belemmering is, dan kan de vader minder gaan werken. Hoewel de vader liever heeft dat de kinderen bij de grootouders verblijven dan in de crisisopvang, betreurt de vader dat nu de focus ligt op de grootouders en niet op een plaatsing bij (een van) de ouders. Er moet zo snel mogelijk een concreet plan komen om toe te werken naar een thuisplaatsing. Deze hele situatie is voor de kinderen erg verdrietig en traumatiserend.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de zorgen, omschreven zowel in de beschikking van 30 december 2021 als die van 20 januari 2022, onverminderd aanwezig zijn.
Aanleiding voor de voorlopige ondertoezichtstelling en vervolgens de spoeduithuisplaatsing waren zorgen over de betrokkenheid van [naam 4] bij het gezin. Vanwege meerdere zorgsignalen – waaronder het naakt slapen van [naam kind 2] en [naam 4] in één bed, de eerdere meldingen van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag aan het adres van [naam 4] bij de politie en het volgens de Raad en de GI niet nakomen van de veiligheidsafspraken door de moeder – kon de (seksuele) veiligheid van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] niet langer gewaarborgd worden in de thuissituatie bij de moeder.
Gedurende het raadsonderzoek zijn daar zorgen over het persoonlijk functioneren van de moeder en de opvoedsituatie bij de moeder bijgekomen. Het lukt de moeder onvoldoende om aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van de kinderen en om hen voldoende stabiliteit en structuur te bieden. Dit blijkt onder meer uit de verhalen van de kinderen. De moeder lijkt onmachtig te zijn.
De moeder erkent overbelast te zijn, maar wijt dit aan de hoogbegaafdheid van de kinderen en die van haarzelf. De moeder bagatelliseert de zorgen over [naam 4] en heeft de kinderen daarmee blootgesteld aan (potentieel) onveilige situaties.
Het is positief dat er geen directe zorgen uit het EMC-onderzoek naar voren zijn gekomen. Dit maakt echter de zorgen over de houding van de moeder niet minder.
Alle betrokkenen zijn het erover eens dat een thuisplaatsing bij de moeder op dit moment niet in het belang van de kinderen is (ondanks dat de moeder dit begrijpelijkerwijs wel zou willen).
De afgelopen twee maanden is, ondanks de opdracht hiertoe van de kinderrechter aan de Raad en de GI, niet voldoende onderzocht of en onder welke voorwaarden op een veilige wijze naar een thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder kan worden toegewerkt. Nog altijd is onduidelijk welke stappen daartoe moeten worden gezet en welke hulpverlening er noodzakelijk is. Hoewel de Raad en de GI inmiddels een aantal ideeën hebben, zoals het afnemen van een PO bij de moeder en een gezinsopname, zijn er nog geen concrete stappen gezet. Bij de ouders zorgt dit voor veel frustratie. Enerzijds begrijpen zij dat het noodzakelijk is om zorgvuldig uit te zoeken wat er precies nodig is en mogelijk is. Dit heeft tijd nodig. Anderzijds is er bij hen (en de kinderen) de behoefte om zo snel mogelijk duidelijkheid te krijgen.
Hoewel de rechtbank met alle betrokkenen van oordeel is dat de crisisopvang geen optimale plek is voor [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3], zijn er op dit moment nog geen passende alternatieven voorhanden. Op de thuissituatie bij en de opvoedvaardigheden van de vader is nog onvoldoende zicht verkregen. Evenals ten aanzien van de moeder zal ook onderzocht moeten worden wat de mogelijkheden van de vader zijn en welke hulpverlening eventueel ingezet moet worden. Zonder hierover helderheid te hebben is een plaatsing van (een van de) kinderen bij de vader een te groot risico.
Ook ten aanzien van de grootouders staan nog niet alle seinen op groen. De kinderen hebben hun grootouders al jaren niet gezien. Bovendien wonen de grootouders in Duitsland. Hoewel de inzet van hulpverlening via een tante in Nederland mogelijk lijkt te zijn en [naam kind 1] en [naam kind 3] online onderwijs kunnen volgen, is ook dit verre van een ideale situatie. Daar komt nog bij dat [naam kind 2] absoluut niet openstaat voor een plaatsing bij de grootouders. Wellicht kunnen de grootouders op (korte) termijn alle kinderen dan wel alleen [naam kind 1] en [naam kind 3] opvangen in de periode dat naar een thuisplaatsing wordt gewerkt, maar nu is daarover nog te veel onzekerheid.
Vanwege het gebrek aan een passend alternatief is de rechtbank van oordeel dat de kinderen voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in de crisisopvang dienen te blijven. Mocht voordien blijken dat inmiddels alle onzekerheden ten aanzien van de grootouders zijn opgeheven, of dat er een ander passend alternatief is gevonden, dan staat het de GI vrij om de rechtbank een nieuw verzoek te doen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog veel zaken zijn die uitgezocht moeten worden en veel vragen zijn die beantwoord moeten worden. Duidelijkheid op zeer korte termijn is geboden. De rechtbank verzoekt de Raad en de GI daarom om zo snel mogelijk alsnog met een zo concreet mogelijk plan van aanpak te komen waarbij wordt aangegeven hoe gewerkt gaat worden aan een thuisplaatsing van de kinderen bij de moeder dan wel bij de vader. Een goede samenwerking en goede communicatie tussen alle betrokkenen is daarbij van groot belang. Het staat de ouders vrij om ook zelf aan de slag te gaan en suggesties te doen. De rechtbank verwacht in elk geval van de ouders dat zij zich coöperatief opstellen. Dit komt de belangen van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] enkel ten goede.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, te weten tot uiterlijk 24 maart 2022;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022 door mr. G.M. Paling, voorzitter, tevens kinderrechter, en mrs. M.P. van der Stroom en S. Jordaan, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.