ECLI:NL:RBROT:2022:2144

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/10/628732 / JE RK 21-3000
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 22 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West en andere belanghebbenden aanwezig waren. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de uithuisplaatsing te verlengen, waarbij zij stelden dat er onvoldoende inspanningen zijn geleverd om een thuisplaatsing te realiseren. De GI heeft echter aangegeven dat de problematiek van de ouders complex is en dat er geen passende hulpverlening kan worden geboden door de eerder aangedragen instellingen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in een pleeggezin verblijft en dat er zorgen zijn over het middelengebruik van de ouders en hun psychiatrische problematiek. De kinderrechter heeft besloten om de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen tot 23 april 2022, met de mogelijkheid om de resterende negen maanden aan te houden. De kinderrechter heeft de GI verzocht om een rapportage te doen over de stand van zaken en heeft de ouders de kans gegeven om een plan van aanpak bij Brijder voor te leggen. De kinderrechter benadrukt dat dit de laatste kans is voor de ouders om een veilige opvoedsituatie voor [naam kind] te realiseren.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de zaak voor het overige aangehouden en een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/628732 / JE RK 21-3000
datum uitspraak: 22 februari 2022

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2019 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 13 januari 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 14 februari 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 22 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. A.L. Witteveen,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1].
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam 2], ambulant begeleider vanuit De Hoop en [naam 3] en [naam 4] vanuit pleegzorg Horizon.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 13 januari 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 23 januari 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 23 februari 2022 en de beslissing op het verzoek voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van een jaar. Een periode van elf maanden resteert.
De GI heeft het aangehouden verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De problematiek van de ouders is erg complex. De Borgh heeft aangegeven geen passende hulp te kunnen bieden. De ouders hebben de tijd gehad om een plan op te stellen hoe zij voor [naam kind] willen zorgen, maar hebben dit niet gedaan. Pas nu de tijd gaat dringen komen zij met allerlei opties. De ouders hebben een nieuwe instelling aangedragen, namelijk Brijder. De GI acht dit een gepasseerd station. De moeder is eerder onder behandeling van Brijder geweest. Dit zou een herhaling van zetten zijn. De moeder heeft destijds de behandeling succesvol doorlopen, maar gezien wordt dat het haar niet lukt om het geleerde voor een langere periode vast te houden. Dit is een terugkerend probleem. Het is nu tijd dat [naam kind] de duidelijkheid krijgt die ze nodig heeft en dat vanuit een stabiele situatie gewerkt kan worden aan een omgangsregeling. [naam kind] begint zich te hechten in het huidige pleeggezin, maar zij kan daar niet blijven. Er zal gezocht worden naar een perspectiefbiedend pleeggezin. Wellicht dat de oma mz [naam kind] kan opvangen, maar de ouders hebben hierover nog geen overeenstemming.

De standpunten

Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzoek. Gedurende de uithuisplaatsing heeft de GI onvoldoende in het werk gesteld om een thuisplaatsing te realiseren. De ouders betwisten dat een nieuwe gezinsopname bij Brijder een herhaling van zetten zou zijn. Daarnaast heeft Brijder aangegeven maatwerk te kunnen bieden. Bij Brijder kunnen de ouders eerst met een detoxperiode starten, waarna behandeling in een een commitment behandelingsgroep van drie weken volgt. Hierbij wordt gekeken of Brijder voldoende het vertrouwen heeft dat de ouders een intensief traject aan kunnen gaan. Pas als dat het geval is wordt [naam kind] betrokken bij de opname. Bij opname kunnen de ouders ook therapie volgen om te zorgen dat zij hun progressie blijvend vol kunnen houden. Brijder kan ook rekening houden met het werk van de vader. De moeder heeft de verwijzing voor een intake al geregeld. Brijder heeft aangegeven direct plaats te hebben. Dit is een laatste optie die nog goed onderzocht moet worden. De ouders weten dat dit hun laatste kans is en willen zich volledig inzetten als die kans hun gegund wordt.
Namens de pleegouders is door Pleegzorg Horizon toegelicht dat het met [naam kind] goed gaat in het pleeggezin. Het contact tussen de pleegouders en de ouders is goed. De gezinsstructuur biedt [naam kind] houvast. [naam kind] ontwikkelt zich leeftijdsadequaat. De omgangsafspraken worden door de ouders niet altijd nagekomen. [naam kind] kan niet in het huidige pleeggezin blijven. Zij hoeft niet per direct weg, maar de plaatsing kan niet nog een aantal maanden duren.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er onveranderd zorgen zijn over het middelengebruik van de ouders, hun onderlinge relatie en hun psychiatrische problematiek en dat gezien die problematiek een gezinsopname bij Het Samenhuis en De Borgh niet mogelijk is. Beide instellingen geven aan geen passende hulpverlening te kunnen bieden.
Inmiddels hebben de ouders opnieuw een instelling aangedragen. De ouders willen dat de mogelijkheid voor een nieuwe gezinsopname bij Brijder nog onderzocht wordt. De GI heeft zich daartegen verzet gezien de complexe problematiek van de ouders en de duidelijkheid die [naam kind] nodig heeft over haar perspectief. Een opname bij Brijder is volgens de GI een herhaling van zetten. Het is de ouders sinds de geboorte van [naam kind] niet gelukt om een blijvend veilige opvoedsituatie voor haar te realiseren. [naam kind] heeft inmiddels al verschillende woonsituaties gekend.
Hoewel de kinderrechter enerzijds met de GI van oordeel is dat [naam kind] op korte termijn behoefte heeft aan duidelijkheid over haar perspectief, is de kinderrechter anderzijds met de ouders van oordeel dat het noodzakelijk is om de mogelijkheden bij Brijder, als allerlaatste optie, nog te onderzoeken. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat het uitgangspunt bij een uithuisplaatsing is dat naar een terugplaatsing bij de ouders dient te worden toegewerkt. Echter, in bepaalde gevallen kan het belang van het kind met zich brengen dat het beter is als het ergens anders opgroeit. [naam kind] verblijft inmiddels al geruime tijd niet meer bij de ouders. Een eerdere gezinsopname bij Yulius is mislukt. [naam kind] is jong en kwetsbaar. De aanvaardbare termijn om in onzekerheid te verblijven over waar zij zal opgroeien is zo goed als voorbij. De tijd begint te dringen.
Namens de ouders is betoogd dat een gezinsopname bij Brijder snel kan starten en dat Brijder maatwerk kan bieden. De vraag is of dat daadwerkelijk het geval is. De kinderrechter verwacht van de ouders dat in overleg met de GI binnen twee maanden een concreet plan van aanpak van Brijder wordt overgelegd, waaruit blijkt wat Brijder de ouders concreet kan bieden en wat de inschatting van Brijder is over de betrouwbaarheid van de ouders en de kans van slagen van het traject. Dit brengt voor [naam kind] vooralsnog geen negatieve gevolgen met zich mee. [naam kind] wordt immers in dit voortraject (intake en opstellen behandelplan) nog niet betrokken en zij kan nog enige tijd in het huidige pleeggezin blijven.
Voor de ouders dient helder te zijn dat Brijder hun allerlaatste kans is. Wanneer Brijder de ouders afwijst, houdt het gezien het belang van [naam kind] bij duidelijkheid over haar perspectief op. Datzelfde geldt indien het traject bij Brijder niet op zeer korte termijn starten. Het is dan in het belang van [naam kind] dat vanuit een situatie met rust en stabiliteit toegewerkt gaat worden naar een gestructureerde omgangsregeling.
Nu de uitkomsten van een eventuele gezinsopname nog onduidelijk zijn, is het naar het oordeel van de kinderrechter eveneens noodzakelijk dat onderzocht gaat worden welke andere perspectiefbiedende mogelijkheden er voor [naam kind] zijn. De kinderrechter verwacht daarom van de GI dat gelijktijdig met de aanmelding bij Brijder een plan B wordt bedacht. Daarbij dienen de mogelijkheden van het netwerk goed onderzocht te worden.
Uit het voorgaande volgt dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Gelet op het voorgaande ziet de kinderrechter aanleiding om het verzoek voor de duur van twee maanden toe te wijzen en voor de resterende negen maanden aan te houden.
De kinderrechter verzoekt de GI om uiterlijk drie werkdagen voor de hierna te noemen datum een rapportage te doen toekomen omtrent de dan huidige stand van zaken en daarbij te vermelden of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 23 april 2022;
verklaart deze beschikking tot dusver uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de GI, de belanghebbenden en mr. Witteveen in deze zaak zal plaatsvinden op
19 april 2022 te 14.00 uurin het
gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. G.M. Paling, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, de belanghebbenden en mr. Witteveen;
verzoekt de GI uiterlijk drie werkdagen voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden en mr. Witteveen) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C.J. Holierhoek als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.