Op 22 februari 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West en andere belanghebbenden aanwezig waren. De ouders hebben verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de uithuisplaatsing te verlengen, waarbij zij stelden dat er onvoldoende inspanningen zijn geleverd om een thuisplaatsing te realiseren. De GI heeft echter aangegeven dat de problematiek van de ouders complex is en dat er geen passende hulpverlening kan worden geboden door de eerder aangedragen instellingen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] in een pleeggezin verblijft en dat er zorgen zijn over het middelengebruik van de ouders en hun psychiatrische problematiek. De kinderrechter heeft besloten om de uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen tot 23 april 2022, met de mogelijkheid om de resterende negen maanden aan te houden. De kinderrechter heeft de GI verzocht om een rapportage te doen over de stand van zaken en heeft de ouders de kans gegeven om een plan van aanpak bij Brijder voor te leggen. De kinderrechter benadrukt dat dit de laatste kans is voor de ouders om een veilige opvoedsituatie voor [naam kind] te realiseren.
De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft de zaak voor het overige aangehouden en een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling.