ECLI:NL:RBROT:2022:2138

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
10-287885-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor diefstal met geweld en mishandeling door vijftienjarige verdachte met stroomstootwapen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vijftienjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, mishandeling en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De verdachte heeft op 21 oktober 2021 samen met een mededader de telefoon van een slachtoffer gestolen. Tijdens deze diefstal heeft de verdachte het slachtoffer geduwd en een taser tegen haar been gehouden, wat leidde tot een stroomstoot. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie had een jeugddetentie van 120 dagen geëist, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 75 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan een behandeltraject. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/287885-21
Datum uitspraak: 10 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
raadsvrouw mr. S. Ben Ahmed, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 27 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 en 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde geweldshandelingen en de onder 2 ten laste gelegde mishandeling. De verdachte ontkent dat hij de aangeefster heeft geduwd en een taser tegen haar been heeft gehouden. De raadsvrouw acht een feit van algemene bekendheid dat een taser kleine brandwondjes (‘puntjes’) veroorzaakt, maar op de foto’s van het letsel van de aangeefster is te zien dat zij een blauwe plek op haar been heeft. Dit letsel komt niet overeen met wat een taser veroorzaakt, maar is mogelijk veroorzaakt door stoten of vallen.
4.2.2.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte op 21 oktober 2021, samen met een ander, de aangeefster van haar telefoon heeft beroofd en dat hij een taser bij zich had. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte een taser op haar bovenbeen zette. Zij hoorde aan het geluid dat het een taser was en zij voelde ook een lichte irritatie en zag later ook een rode plek. Die rode plek is te zien op de foto die aangeefster van haar bovenbeen heeft gemaakt.
De vraag is of de verdachte moet worden gevolgd in zijn verklaring dat hij de taser niet op het bovenbeen van aangeefster heeft gebruikt omdat het letsel dat aangeefster stelt te hebben opgelopen niet kan passen bij een taser.
Verbalisant [naam agent] heeft in een proces-verbaal van bevindingen (documentcode [documentcode] ) het stroomstootwapen beschreven dat bij de verdachte thuis is aangetroffen. Het stroomstootwapen heeft de vorm van een zaklamp en de stroomstoot wordt gegeven middels een blank metalen ring aan de voorzijde van de lamp.
De rechtbank stelt vast dat het niet gaat om een prototypisch stroomstootwapen met twee elektroden of ‘punten’, maar om een als zaklamp vormgegeven taser met een groter contactoppervlak. De rechtbank acht het daarom zeer wel aannemelijk dat het letsel van de aangeefster veroorzaakt is door het stroomstootwapen van de verdachte en ziet geen reden om aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de aangeefster te twijfelen, ook niet ten aanzien van de duw die de verdachte haar zou hebben gegeven. De rechtbank acht om die reden wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2021 te Rhoon, gemeente Albrandswaard
,(in een woning gelegen aan de Havendam)
,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (IPhone 11 pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam slachtoffer] (weg) te duwen toen ze haar telefoon terug wilde pakken en/of een taser op of tegen het been van die [naam slachtoffer] te zetten en/of houden en/of (vervolgens) met die taser een stroomstoot te geven;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2021 te Rhoon, gemeente Albrandswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer] heeft mishandeld door een taser op het been van die [naam slachtoffer] te zetten en/of met die taser een stroomstoot te geven;
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2021 tot en met 26 oktober 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam en/of te Rhoon, gemeente Albrandswaard een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, namelijk een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp) voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
diefstal, vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2.
mishandeling
3.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op vijftienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, een mishandeling en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. De verdachte heeft op 21 oktober 2021 samen met een vriend in de woning van het slachtoffer [naam slachtoffer] haar telefoon gestolen. De verdachte had via Marktplaats een afspraak gemaakt om de telefoon van het slachtoffer te kopen. Hij is vervolgens samen met een vriend naar het huis van het slachtoffer gegaan en nam daarbij een stroomstootwapen mee. Hij heeft tijdens de diefstal het slachtoffer geduwd en het wapen tegen haar been gehouden en er een stroomstoot mee gegeven.
Door op deze manier te handelen heeft de verdachte op intimiderende wijze een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, temeer omdat een woning bij uitstek de plaats is waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Daarnaast veroorzaken dergelijke misdrijven in de samenleving onrust en algemene gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft zich van die gevolgen voor het slachtoffer en de samenleving niets aangetrokken. Daarnaast brengt het voorhanden hebben van een stroomstootwapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
14 december 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Orthopedagoog/GZ-psycholoog drs. E. Vlieg heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 2 januari 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Uit het onderzoek is niet gebleken dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis of een verstandelijke beperking. De verdachte kan daarom geheel verantwoordelijk worden gesteld voor zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde. Het recidivegevaar kan als laag tot matig worden beschouwd. Zonder interventie bestaat er gevaar van een verdere scheefgroei in de ontwikkeling van de verdachte en zal het recidivegevaar verhoogd worden. Om dit gevaar terug te dringen, dient er hulp te worden ingezet. Deze zou vooral op het hier en nu gericht moeten zijn en op een analyse van de factoren die tot het ten laste hebben geleid. Hierbij wordt gedacht aan een traject delict-analyse bij een instelling als ‘De Waag’ en deelname aan ‘Perspectief Herstelbemiddeling’. Van beide interventies zal een preventieve werking uitgaan en het empathische vermogen van de verdachte - wat in de kern aanwezig is - vergroten. Een coach vanuit het wijkteam of bijvoorbeeld ‘Its4Sure’ zou ondersteunend kunnen zijn bij het voorkomen van recidive en ook op praktisch gebied, zoals scholing en werk. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, zou een - eventueel deels - voorwaardelijke detentiestraf een passende afdoening zijn.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, (hierna: te noemen JBRR) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 januari 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2022. Dit rapport houdt voor zover van belang het volgende in.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, dan heeft hij zonder goed na te denken over de consequenties, een diefstal met geweld gepleegd. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de kans op herhaling niet aanzienlijk is. De verdachte erkent zijn aandeel in het delict, begrijpt dat snel geld verdienen op zo’n manier en gebruik maken van geweld maatschappelijk ontoelaatbaar is en heeft er spijt van dat hij hier geen goede keuzes heeft gemaakt. Indien het ten laste gelegde bewezen kan worden geacht, adviseert de Raad om de verdachte een (deels) voorwaardelijke en een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. De Raad is van mening dat de verdachte gebaat is bij duidelijkheid en dat er consequenties worden verbonden aan delinquent gedrag. Het strafrechtelijk traject moet een duidelijk signaal afgeven aan de verdachte dat zijn gedrag onacceptabel is en dat gezien de aard en de ernst van het delict jeugddetentie op zijn plaats is. Om de kans op herhaling te verkleinen is het van belang dat hij vanuit specialistische behandeling handvatten aangeboden krijgt hoe hij met zijn emoties kan omgaan en hoe hij deze kan omzetten in constructieve oplossingen en handelingen. Tevens is van belang dat hij en het gezin leren hoe om te gaan met de heftige dingen die zij in het verleden hebben meegemaakt. De Raad is van mening dat daar vermoedelijk op den duur voor de verdachte ook behandeling voor nodig is.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur van de straf in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat de verdachte deels verantwoordelijkheid heeft genomen en dat hij gebaat is bij behandeling. Nu de psycholoog, de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten om zich te houden aan een contact- en locatieverbod met de aangeefster en de medeverdachte [naam medeverdachte] . De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat de verdachte contact zal opnemen met de aangeefster of dat hij in de buurt van haar woning zal komen. Ten aanzien van het verzochte contactverbod met [naam medeverdachte] is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten in een te ver verband staan met [naam medeverdachte] om voor hem een contactverbod op te leggen.
De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie heeft geëist, geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De verdachte heeft zich weliswaar schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank ziet echter, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding de bijzondere voorwaarden en/of het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Gelet op het feit dat de verdachte first offender is en gelet op het geringe recidive-risico behoeft er niet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen over het beslag.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van € 109,05 behoort aan de verdachte toe. Ten aanzien van dit in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 100,- aan materiële schade en een bedrag van € 850,- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de materiële schade afgewezen dient te worden, dan wel zij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Het doosje van de telefoon inclusief de oplader en de oortjes zijn tijdens het delict in de woning achtergebleven en de telefoon is in zijn geheel teruggegaan naar de benadeelde partij. Daardoor is geen sprake van materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw bepleit dat deze gematigd dient te worden nu de verdachte geen geweldshandelingen heeft gepleegd.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, worden toegewezen tot een bedrag van € 50,-. De rechtbank stelt in dat kader vast dat de benadeelde partij de telefoon voor een bedrag van € 100,- minder heeft verkocht dan het bedrag dat zij met de verdachte had afgesproken. De benadeelde partij heeft gesteld dat de oorzaak van dit lagere verkoopbedrag is gelegen in het feit dat de doos, de oplader en de koptelefoon van de telefoon ontbraken, omdat de verdachte deze zou hebben meegenomen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de politie deze voorwerpen heeft meegenomen om deze op sporen te onderzoeken. De benadeelde partij heeft deze spullen blijkbaar niet teruggekregen. Hieruit volgt dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de bewezen verklaarde strafbare feiten en het voor de benadeelde partij verloren gaan van voornoemde spullen. De rechtbank stelt de hierdoor ontstane materiële schade van de benadeelde partij op € 50,-. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 850,-, zodat de vordering van de benadeelde partij volledig zal worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 21 oktober 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 900,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
75 (vijfenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- meewerkt aan een behandeling van De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan de hulp van een jongerencoach, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- naar school en/of stage gaat volgens het rooster;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: € 109,05;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededader, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 900,- (zegge: negenhonderd euro), bestaande uit € 50,- aan materiële schade en € 850,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededader van de verdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen
€ 900,-(hoofdsom,
zegge:
negenhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
21 oktober 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M. van Kuilenburg en K.T.F. Chocolaad-de Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2022.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 21 oktober 2021 te Rhoon, gemeente Albrandswaard (in een woning gelegen aan de Havendam)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon (IPhone 11 pro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [naam slachtoffer] (weg) te duwen toen ze haar telefoon terug wilde pakken en/of een taser op of tegen het been van die [naam slachtoffer] te zetten en/of houden en/of (vervolgens) met die taser een stroomstoot te geven;
subsidiair:
hij op of omstreeks 21 oktober 2021 te Rhoon, gemeente Albrandswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een telefoon (IPhone 11 pro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededader(s) in verband met een mogelijke verkoop overhandigd hadden gekregen om te bekijken en aldus, in elk geval anders
dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op of omstreeks 21 oktober 2021 te Rhoon, gemeente Albrandswaard tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [naam slachtoffer] heeft mishandeld door een taser op het been van die [naam slachtoffer] te zetten en/of met die taser een stroomstoot te geven;
3
hij in of omstreeks de periode van 21 oktober 2021 tot en met 26 oktober 2021 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam en/of te Rhoon, gemeente Albrandswaard een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 5 van de Wet wapens en
munitie, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, namelijk een stroomstootwapen (in de vorm van een zaklamp) voorhanden heeft gehad;