ECLI:NL:RBROT:2022:2049

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/493
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leges omgevingsvergunning; beoordeling nieuw bouwplan en hoogte leges

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Alblasserdam over de leges voor een omgevingsvergunning. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning en was het niet eens met de hoogte van de leges die door de gemeente waren opgelegd. De gemeente had een aanslag van € 5.862,50 geheven, maar na bezwaar was dit bedrag verlaagd naar € 4.435,67. Eiser stelde dat de aanslag onterecht was, omdat hij al leges had betaald voor een eerdere aanvraag die hij had gedaan, en dat de wijzigingen in het bouwplan van ondergeschikte aard waren.

De rechtbank oordeelde dat de wijzigingen in het bouwplan niet van ondergeschikte aard waren en dat er sprake was van een nieuw bouwplan. Dit betekende dat de gemeente de leges opnieuw moest berekenen op basis van de opgegeven bouwkosten van € 400.000,-. De rechtbank stelde vast dat de gemeente zich aan de regels had gehouden en dat de hoogte van de leges correct was vastgesteld. Eiser had ter zitting zijn beroepsgrond over de aanleg van een uitrit ingetrokken, waardoor dit punt niet meer ter discussie stond.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2022 in de zaak tussen

[naam eiser], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ablasserdam, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Hoeijenbos.

Procesverloop

Bij aanslag, gedagtekend, 12 februari 2020 (de aanslag), heeft verweerder van eiser € 5.862,50 aan leges omgevingsvergunning geheven.
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 21 december 2020 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de aanslag verlaagd naar € 4.435,67.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 9 augustus 2018 heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning aan de [adres 1] in het kader van het ontwikkelingsplan Souburg. Als geschatte bouwkosten heeft eiser een bedrag van € 400.000,- opgegeven. Bij besluit van 14 december 2018 heeft de gemeente Alblasserdam de gevraagde vergunning verleend. Voor deze aanvraag heeft eiser € 11.607,- aan leges betaald.
Vervolgens heeft eiser op 25 oktober 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning op de locatie [adres 2]. Als geschatte bouwkosten heeft eiser een bedrag van € 400.000,- opgegeven.
Bij besluit van 27 januari 2020 heeft de gemeente Alblasserdam de gevraagde vergunning geweigerd. Voor deze aanvraag is de aanslag opgelegd, die na bezwaar € 4.435,67 bedraagt.
2. Eiser is het niet eens met de hoogte van de aanslag. Eiser voert hiertoe aan dat hij voor de aanvraag van 9 augustus 2018 al (volledig) leges heeft betaald, waarbij de aanvraag van 25 oktober 2019 een geringe aanvulling is op de afgegeven vergunning. De kosten van deze aanvulling zijn € 8.000,-. Op deze kosten moet de aanslag worden gebaseerd, aldus eiser.
Verweerder is van mening dat de aanslag gebaseerd moet worden op het bedrag van € 315.000,- aan bouwkosten.
3. Bij de beoordeling van deze zaak geldt het volgende wettelijk kader.
Op de aanvraag van 25 oktober 2019 is de “Verordening op de heffing en invordering van leges 2019” van de gemeente Alblasserdam (Verordening), zoals door de gemeenteraad van Alblasserdam vastgesteld, van toepassing.
In artikel 2 en onder a van de Verordening staat:
Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit
Onder de naam "leges" worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
In artikel 5, eerste lid, van de Verordening staat:
De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
In artikel 2.3.1.1. van de Tarieventabel staat:
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief 26,66 ‰ van de bouwkosten.
In artikel 2.7 van de Tarieventabel staat:
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een omgevingsvergunning als gevolg van een (naar de omstandigheden beoordeelde) geringe wijziging in het project bedraagt: € 1.000,-.
Het bepaalde in 2.7 vindt geen toepassing indien de wijziging zodanig is dat van een nieuw (bouw)plan sprake is.
4. De rechtbank stelt voorop dat sprake is van een nieuw bouwplan als de wijzigingen in vergelijking met het eerdere bouwplan van ondergeschikte aard zijn.
In dit geval is bij de aanvraag van 25 oktober 2019 wat betreft de woning zelf niet zoveel gewijzigd, maar de locatie van de woning is zodanig gewijzigd dat deze buiten het bouwvlak kwam te liggen. Dit betekende dat verweerder het plan opnieuw en anders dan eerder moest toetsen in verband met het planologisch afwijken. Door deze toets is gebleken dat dit bouwplan in tegenstelling tot de eerdere plan in strijd was met het bestemmingsplan. Dan is geen sprake van een geringe wijziging. Dat de meerkosten van de nieuwe aanvraag volgens eiser slechts € 8.000,- bedragen, legt hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal, omdat de door verweerder uitgevoerde toetsing beduidend anders is dan bij het eerdere bouwplan. De conclusie is daarom dat sprake is van een nieuw bouwplan.
Verweerder moest dan op basis van de opgegeven bouwkosten van € 400.000,- opnieuw leges rekenen, waarbij na bezwaar de bouwkosten op € 315.000,- zijn bepaald.
5. De rechtbank begrijpt dat het voorgaande voor eiser onrechtvaardig kan aanvoelen, maar dat is onvoldoende om de door de gemeenteraad in de Verordening bepaalde regels buiten beschouwing te laten. Nu verweerder zich aan die regels heeft gehouden, waaronder de toepassing van een korting van 50 % op de leges, omdat het aangepaste bouwplan geweigerd is, heeft verweerder de hoogte van de leges juist vastgesteld.
6. Tot slot heeft eiser ter zitting zijn beroepsgrond over de aanleg van een uitrit ingetrokken, zodat dit geen bespreking meer behoeft.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 18 maart 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).