ECLI:NL:RBROT:2022:2047

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 21/1581
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek tot gedwongen schuldregeling in het kader van de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoekster, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoekster heeft een verzoek ingediend om een dwangakkoord te bewerkstelligen, waarbij zij een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. De schuldeisers, waaronder Ziggo Services B.V. en Elbuco B.V., hebben echter geweigerd in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling niet goed en controleerbaar is gedocumenteerd en dat er onvoldoende bewijs is dat het aanbod het uiterste is waartoe verzoekster in staat is. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster zich heeft afgemeld als gedupeerde in de kinderopvangtoeslagaffaire, wat mogelijk nadelige gevolgen heeft voor de schuldeisers. De rechtbank concludeert dat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster en wijst het verzoek om een gedwongen schuldregeling af. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 4 februari 2022
afwijzen gedwongen schuldregeling
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 29 december 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a lid 1 Faillissementswet ingediend om twee schuldeisers, te weten:
  • Ziggo Services B.V. ,in behandeling bij LAVG (hierna te noemen: Ziggo);
  • Elbuco B.V., (hierna te noemen: Elbuco),
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
LAVG heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift ingediend, niet alleen namens Ziggo, maar ook namens Univé Schade N.V. (hierna te noemen: Univé) en Intrum Nederland B.V. (hierna te noemen: Intrum).
Ter zitting van 28 januari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw A. Booster, werkzaam bij Budget Solutions (hierna te noemen: beschermingsbewindvoerder).
Tevens is ter zitting digitaal gehoord conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis):
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna te noemen schuldhulpverlening),
De beschermingsbewindvoerder heeft op 31 januari 2022 aanvullende stukken aan de rechtbank doen toekomen.
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers, waarvan één preferente en twaalf concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 27.880,31 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 17 juni 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 11,04% aan de preferente schuldeisers en 5,52% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij een hernia heeft, waarvoor zij zware medicatie moet slikken. Verzoekster heeft geen startkwalificatie of recente werkervaring. Verzoekster ontvangt al vanaf 2015 een uitkering op grond van de Participatiewet. Verzoekster is, blijkens de aanvullende stukken die de beschermingsbewindvoerder de rechtbank heeft doen toekomen, door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieverplichting tot en met 30 januari 2024.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Volgens het verzoekschrift stemmen elf schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. Ziggo en Elbuco stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van respectievelijk
€ 94,80 en € 1.556,92 op verzoekster. Deze vorderingen belopen 0,3% en 5,6% van de totale schuldenlast. Uit het verweerschrift van LAVG blijkt echter dat ook Univé en Intrum niet met de aangeboden schuldregeling hebben ingestemd. Zij hebben een vordering van respectievelijk € 494,00 en € 2.913,90 op verzoekster. Deze vorderingen belopen 1,77% en 10,45% van de totale schuldenlast.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat LAVG via het schuldenknooppunt akkoord is gegaan met de schuldenregeling voor zowel Univé, Intrum als Ziggo. Vervolgens heeft LAVG het akkoord ten aanzien van Ziggo ingetrokken. Schuldhulpverlening is er vanuit gegaan dat Univé en Intrum nog steeds akkoord zijn.
Schuldhulpverlening heeft voorts verklaard dat verzoekster mogelijk gedupeerde is in de kinderopvangtoeslag-affaire. Omdat het echter heel lang kan duren voordat de Belastingdienst de aanmelding van verzoekster in behandeling neemt, heeft verzoekster zich afgemeld. Beschermingsbewind heeft contact opgenomen met de belastingdienst en zij heeft verklaard dat de afmelding intern ontvangen is en verwerkt zal worden.

3..Het verweer

In haar verweerschrift namens Ziggo, Univé en Intrum stelt LAVG dat het onduidelijk is waarom het verzoekschrift zich slechts richt tegen Ziggo en Elbuco, terwijl Univé en Intrum ook niet akkoord zijn gegaan met het aanbod. LAVG zet allereerst uiteen dat er bij een onderhands dwangakkoord meerdere belangrijke waarborgen ontbreken; er is geen controle op de afwikkeling en de beoordeling van de aangemelde vorderingen in het minnelijk traject. Daarbij is van belang dat verzoekster als slachtoffer van de Toeslagenaffaire is aangemeld. LAVG is van mening dat verzoekster erkend slachtoffer is, omdat zij in het systeem het label ‘Toeslagen Herstel’ heeft gekregen. Nu een saneringskrediet wordt aangeboden bestaat er geen garantie dat een eventuele schadevergoeding in het minnelijk traject, ten goede zal komen aan de schuldeisers. Hierdoor staat niet vast dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster financieel in staat moet worden geacht. Daarnaast staan er op de crediteurenlijst van verzoekster veel oude schulden. Het is LAVG niet bekend of schuldhulpverlening heeft onderzocht of de betreffende schuldeisers de verjaring van hun vordering hebben gestuit. Wellicht is de hoogte van de totale schuldenlast dus lager en kan het uitkeringspercentage hoger zijn dan thans wordt aangeboden. Bovendien blijkt uit het aanbod dat de ex-partner van verzoekster haar financieel zou hebben misbruikt. Niet is onderzocht of verzoekster haar ex-partner hier aansprakelijk voor kan stellen, de schuldenlast zou dan ook kunnen dalen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben de weigerende schuldeiser geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Ziggo en Elbuco bij hun weigering vast. De rechtbank gaat in haar vonnis uit van het verzoekschrift en zal dus in beginsel slechts Ziggo en Elbuco als weigerende schuldeisers aanmerken.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Ziggo en Elbuco in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank is van oordeel dat Ziggo en Elbuco in redelijkheid tot weigering van instemming hebben kunnen komen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat het aanbod goed en controleerbaar is gedocumenteerd. In het verzoekschrift worden slechts Ziggo en Elbuco aangemerkt als weigerende schuldeiser, terwijl LAVG zich in haar verweerschrift op het standpunt stelt dat zowel Univé als Intrum eveneens niet akkoord zijn gegaan. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat Univé en Intrum akkoord zijn gegaan via het schuldenknooppunt. Schuldhulpverlening heeft dit echter niet onderbouwd met stukken, noch heeft zij het verzoekschrift aangepast toen zij door LAVG op de hoogte was gesteld dat Univé en Intrum ook weigeren akkoord te gaan met het voorstel. Het ligt op de weg van schuldhulpverlening om een verzoekschrift in te dienen waarbij alle weigerende schuldeisers als zodanig worden aangemerkt.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Het aanbod betreft een saneringskrediet gebaseerd op de huidige inkomsten uit hoofde van een uitkering op grond van de Participatiewet. Verzoekster is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot en met 30 januari 2024. Verzoekster heeft verklaard dat zij een hernia heeft, waarvoor zij zware medicatie moet slikken. Verzoekster heeft echter tevens verklaard dat zij zich had aangemeld als gedupeerde in de kinderopvangtoeslag-affaire, maar dat zij haar aanmelding heeft ingetrokken omdat het mogelijk nog heel lang kan duren voordat de Belastingdienst een beslissing neemt. Echter, indien verzoekster aangemerkt wordt als gedupeerde in de Kinderopvangtoeslagaffaire, dan zal er compensatie aan de schuldeisers plaatsvinden overeenkomstig het Besluit compensatie schuldentrajecten. Nu verzoekster haar aanmelding als gedupeerde heeft ingetrokken, worden de schuldeisers daar mogelijk ook mee benadeeld. Bovendien is een saneringskrediet aangeboden en gelet op het bovenstaande kan de rechtbank niet zonder meer vaststellen dat verzoekster het maximaal haalbare aan heeft geboden.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van Ziggo en Elbuco als weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om Ziggo en Elbuco te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.
Nu het verzoek wordt afgewezen, behoeven de overige argumenten van LAVG geen nadere bespreking.
De rechtbank zal bij afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022.