ECLI:NL:RBROT:2022:2044

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 21/1585 en FT EA 21/1586
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoeker, die te maken heeft met een schuld van in totaal € 46.910,37 aan dertien schuldeisers. Verzoeker heeft een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, waarbij hij 33,04% van de schulden zou aflossen. De bank ABN Amro N.V. heeft echter geweigerd in te stemmen met deze regeling, ondanks dat twaalf van de dertien schuldeisers akkoord gingen. De rechtbank heeft de situatie van verzoeker en de weigering van ABN Amro zorgvuldig beoordeeld. Verzoeker heeft verklaard dat hij geen nieuwe schulden heeft gemaakt sinds zijn aanmelding bij schuldhulpverlening en dat zijn vaste lasten door een beschermingsbewindvoerder worden voldaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat verzoeker voldoet aan de werkverplichting van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoeker en de andere schuldeisers die instemden met de regeling zwaarder wegen dan die van ABN Amro. Daarom heeft de rechtbank ABN Amro bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan ABN Amro opgelegd. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, omdat de rechtbank van mening is dat de gedwongen regeling een gunstiger resultaat zal opleveren voor de schuldeisers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 4 februari 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 29 december 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- ABN Amro N.V. (hierna: ABN);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ABN heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 28 januari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw [persoon A] , werkzaam bij Gemeente Overflakkee (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer C. Mulder, werkzaam bij Rapport Rotterdam Zuid V.O.F. (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift dertien schuldeisers met veertien concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 46.910,37 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 30 augustus 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 33,04% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. In de 285-verklaring staat dat inmiddels 37,09% aangeboden wordt.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoeker heeft op basis van zijn dienstbetrekking. Verzoeker werkt fulltime en heeft een arbeidscontract voor bepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn beschermingsbewindvoerder voldaan.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard, in reactie op het verweerschrift van de ABN, dat hij geen auto heeft. Verzoeker is vrachtwagenchauffeur en hij gebruikt hooguit een leenauto van werk. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat verzoeker inmiddels een bedrag van bijna € 10.000,00 gespaard heeft op de beheerrekening en dat dit bedrag wel meegenomen wordt in het prognoseakkoord. Het beschermingsbewind loopt goed en verzoeker wil, ook na afloop van het minnelijk traject, onder beschermingsbewind blijven staan.
Twaalf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ABN stemt hier niet mee in. Zij heeft twee vorderingen van in totaal € 11.980,78 op verzoeker, welke 25,53% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft ABN gesteld dat de schuld van verzoeker niet te goeder trouw is ontstaan. Verzoeker is in februari 2017 een krediet aangegaan en heeft daarbij verzuimd te vermelden dat hij net een schuldsaneringstraject had afgerond. Op 14 augustus 2019 heeft verzoeker een tweede lening afgesloten en verzoeker heeft in de periode januari 2020 tot en met maart 2020 nog tienmaal een aanvraag voor een persoonlijke lening ingediend, welke door ABN werden afgewezen. ABN verbaast zich over het gemak waarmee verzoeker leningen wenst af te sluiten. Van toelating van verzoeker tot de schuldsaneringsregeling kan in de visie van ABN geen sprake zijn. Daarnaast heeft de ABN zich op het standpunt gesteld dat het voorstel niet goed en betrouwbaar is gedocumenteerd. Het leendoel was de verbouwing van de woning, maar een deel van het geld zou ook naar een ‘date in het buitenland’ zijn gegaan. Bovendien mist het voorstel de nodige onderbouwing, in de VTLB-berekening wordt rekening gehouden met reiskosten, maar het is de bank niet duidelijk of verzoeker met het openbaar vervoer naar werk reist of dat hij een vervoermiddel heeft.
ABN heeft zich in haar verweerschrift voorts op het standpunt gesteld dat verzoeker niet het maximaal haalbare heeft aangeboden. Op 5 juli 2021 was er sprake van een vermogen van
€ 3.600,00, dat is gespaard door de beschermingsbewindvoerder. Dit vermogen wordt niet genoemd in het voorstel, noch lijkt dit te zijn ingebracht ten gunste van het prognoseakkoord. Ten slotte heeft ABN haar twijfels over de duurzaamheid van een minnelijke regeling, gelet op de eerdere minnelijke regeling die geëindigd is in 2017.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft ABN geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ABN bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ABN in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van ABN gezamenlijk een aandeel vormen in de totale schuldenlast van 25,53%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk twaalf van de dertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de gemeente Goeree-Overflakkee. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij geen vervoermiddel bezit en dat de reiskosten zien op gebruik van een leenauto en bevestigd dat het volledige spaarsaldo dat de beschermingsbewindvoerder onder zich heeft, wordt aangewend voor het prognoseakkoord.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker beschikt over een fulltime baan, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dat betekent dat verzoeker reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting voor 36 uur per week. Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat het gespaarde bedrag van bijna € 10.000,00, wat thans op de beheerrekening staat, eveneens wordt meegenomen in het prognoseakkoord.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoeker het maximale ten behoeve van zijn schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoeker staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. Bovendien is ter zitting gebleken dat verzoeker, ook na de minnelijke regeling, onder beschermingsbewind wil blijven staan.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van ABN, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om ABN te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
ABN zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt ABN om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt ABN in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.