ECLI:NL:RBROT:2022:2043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
21/4729
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ZW-uitkering en afwijzing WIA-aanvraag wegens niet voldoen aan wachttijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering en de afwijzing van de aanvraag voor een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten de ZW-uitkering van eiser per 4 december 2020 te beëindigen, omdat eiser in staat was meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Dit werd onderbouwd door een medische beoordeling die aangaf dat eiser, ondanks zijn klachten, niet volledig arbeidsongeschikt was. Eiser had eerder gewerkt als lasser/slijper en had zich ziekgemeld na het beëindigen van zijn dienstverband. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en dat er geen reden was om aan de juistheid van de arbeidsdeskundige beoordeling te twijfelen.

Daarnaast werd de aanvraag voor de WIA-uitkering afgewezen omdat eiser de wachttijd van 104 weken niet had volbracht. De rechtbank stelde vast dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht was, wat ook de afwijzing van de WIA-aanvraag rechtvaardigde. Eiser was het niet eens met de besluiten van het Uwv en had beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/4729

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.E.M. Jacquemard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Cuman-Resic).

Procesverloop

Met het besluit van 3 november 2020 (het primaire besluit I) heeft het Uwv bepaald dat eiser met ingang van 4 december 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW), omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, namelijk 78,14%.
Met het besluit van 26 maart 2021 (het primaire besluit II) heeft het Uwv aan eiser vanaf 26 mei 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd, omdat hij de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.
Met het besluit van 28 juli 2021(het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiser werkte als lasser/slijper voor gemiddeld 37,10 uur per week. Op 14 oktober 2018 is het dienstverband geëindigd. Het Uwv heeft eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiser zich op 29 mei 2019 bij het Uwv ziekgemeld, waarna eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
Een arts [1] van het Uwv heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 4 december 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van deze functies 78,14% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Omdat dit meer dan 65% is wordt eiser zijn ZW-uitkering beëindigd.
Ook heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld. Eiser heeft per 26 mei 2021 geen recht op een WIA-uitkering, omdat hij de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van de ZW-uitkering en de weigering van de WIA-uitkering. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. Aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat het eerdere verzekeringsgeneeskundige onderzoek juist is heeft het Uwv geen aanleiding gezien om aan de juistheid van het arbeidsdeskundige onderzoek te twijfelen. Het Uwv heeft om die reden besloten dat een arbeidsdeskundige beoordeling door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet aan de orde is. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

Eiser is het niet met het Uwv eens. Eiser vindt dat de ZW-uitkering ten onrechte met ingang van 4 september (de rechtbank begrijpt 4 december 2020) is beëindigd en ten onrechte is geoordeeld dat hij niet heeft voldaan aan de voorwaarde dat hij 104 weken recht op een ZW-uitkering heeft gehad. Hij vindt namelijk dat hij dusdanig fysieke beperkingen heeft dat hij niet in staat is om te werken. Daarnaast is eiser onlangs geopereerd voor de problemen die hij met zijn vinger ondervindt.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiser op 4 december 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en dus geen recht meer had op een ZW-uitkering. Daarnaast is de vraag of het Uwv terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd omdat eiser daardoor de wachttijd van 104 weken niet volgemaakt heeft. De rechtbank moet deze vragen beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser op 4 december 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en dus geen recht heeft op een ZW-uitkering. Gelet op de beoordeling met betrekking tot de ZW-uitkering heeft het Uwv de aanvraag om een WIA-uitkering terecht afgewezen, omdat eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot deze oordelen komt.

Het beroep ten aanzien van de ZW-uitkering

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts heeft informatie opgevraagd bij de huisarts. Dit betreft de brief van 15 oktober 2020. Ook heeft op 21 oktober 2020 telefonisch overleg plaatsgevonden met de huisarts. De arts beschrijft onder andere de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in het rapport van 27 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure werd informatie verkregen van de behandelend sector. Het betreft een brief van afdeling radiologie van het Ikazia Ziekenhuis van 24 november 2020 en een kopie afspraak brief van de polikliniek plastisch chirurg van 25 mei 2021. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verdere) informatie opgevraagd bij de plastisch chirurg van het Ikazia Ziekenhuis van 11 juni 2021 en bij de huisarts van 21 juli 2021. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser gesproken op de hoorzitting. Vervolgens werd een aanvullend medisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
De (verzekerings)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De arts heeft de diagnose verdikte en pijnlijke dig IV rechts ten gevolge van corpus alienum gesteld. Eiser ervaart voornamelijk belemmeringen ten aanzien van het krachtig gebruiken van zijn rechterhand. Dit wordt bij het verzekeringsgeneeskundig onderzoek waargenomen en plausibel geacht. Beperkingen worden aangenomen op het vlak van trillingsbelasting, hand- en vingergebruik, schroefbewegingen, duwen en trekken, tillen tijdens het werk en dragen tijdens het werk. De arts stelt dat eiser ongeschikt is voor zijn maatgevende functie van lasser/slijper. Eiser is niet volledig arbeidsongeschikt, omdat hij niet voldoet aan de uitzonderingscriteria van het Schattingsbesluit. De arts verwacht dat de kans op verbetering van de belastbaarheid redelijk tot goed is in de komende drie maanden, mede gezien de gerichte behandeling die eiser in november 2020 zal ondergaan.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 27 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid bij eiser. Op de data in geding (zowel 4 december 2020 als 26 mei 2021) is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen sprake van een opname in een ziekenhuis of zorginstelling, bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid of sprake van een ernstige psychiatrische stoornis met een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op alle niveaus. Daarnaast is er bij eiser geen sprake van een aandoening met een infauste prognose binnen afzienbare tijd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen reden om beperkingen voor de rugklachten aan te nemen. Uit het meest recente huisartsjournaal blijkt niet dat eiser de huisarts met rugklachten heeft geconsulteerd. Uit de brief van de plastisch chirurg van 11 juni 2021 volgt dat een gewrichtsdestructie van het PIP-gewricht van de vierde straal rechts is vastgesteld en dat een prothese zal worden geplaatst. De verzekeringsarts bezwaar en beroep benoemt dat dit al bekend was bij de primaire beoordeling. De beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wijkt dan ook niet af van de conclusie van de arts.
Eiser meent dat hij dusdanige fysieke beperkingen heeft dat hij niet in staat is om te werken. Daarnaast is eiser onlangs geopereerd voor de problemen die hij aan zijn vinger ondervindt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiser heeft dat niet gedaan. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiser ervaart op 4 december 2020. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om zijn geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser op 4 december 2020 met middelste van de geduide functies meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als lasser/slijper.

Het beroep ten aanzien van de WIA-uitkering

Eiser heeft geen specifieke gronden gericht tegen de weigering van de WIA-uitkering. Om recht te hebben op een WIA-uitkering moet eiser de wachttijd van 104 weken vol hebben gemaakt. Uit de beoordeling van de ZW-uitkering volgt dat de ZW-uitkering van eiser terecht is beëindigd. Dit maakt dat eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt en het Uwv dan ook terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd.

De conclusie van de rechtbank

Het Uwv heeft de ZW‑uitkering van eiser per 4 december 2020 terecht beëindigd, omdat eiser op die datum meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Gelet op de beoordeling met betrekking tot de ZW-uitkering heeft het Uwv de aanvraag om een WIA-uitkering terecht afgewezen, omdat eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt.
Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier op 17 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden aan partijen op:
En zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 26 oktober 2020 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.