ECLI:NL:RBROT:2022:2039

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 21/1594 en FT EA 21/1595
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met meerdere schuldeisers. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 6,6% aan de preferente schuldeisers en 3,3% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Van de in totaal 29 schuldeisers hebben 28 schuldeisers ingestemd met de regeling, maar Elbuco B.V. heeft geweigerd in te stemmen. Elbuco heeft een vordering van € 1.375,60, wat 1,4% van de totale schuldenlast bedraagt, en heeft aangegeven dat de vordering niet te goeder trouw is ontstaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd is en dat verzoekster zich heeft ingespannen om haar schulden te voldoen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling en dat de vordering van Elbuco een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van Elbuco, die niet heeft ingestemd met de regeling. Daarom heeft de rechtbank Elbuco bevolen om in te stemmen met de schuldregeling en de kosten van de procedure aan Elbuco opgelegd, begroot op nihil.

De rechtbank heeft tevens bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en kan binnen acht dagen na de uitspraak worden aangevochten door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer 1] en [nummer 2]
uitspraakdatum: 4 februari 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 31 december 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Elbuco B.V. (hierna: Elbuco);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 28 januari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
Ter zitting van 28 januari 2022 zijn telefonisch gehoord conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis):
- mevrouw C. Post, werkzaam bij Van den Bosse Bewindvoeringen B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift één schuldeiser met een preferente vordering en achtentwintig schuldeisers met tweeëndertig concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 97.184,41 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 30 september 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 6,6% aan de preferente schuldeisers en 3,3% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster had ten tijde van het aanbod een arbeidscontract voor 10 uur per week voor bepaalde tijd. Gemiddeld werkte verzoekster 20 uur per week. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat zij inmiddels werkzaam is bij ASVZ voor 25 uur per week en dat zij op 26 januari jl. te horen heeft gekregen dat zij meer uur kan werken. Het is verzoekster duidelijk dat zij 36 uur per week moet werken en anders aanvullend moet solliciteren. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat de tv die zij van Elbuco had gehuurd, bij een eerdere ontruiming in 2013 kapot is gegaan. Verzoekster kon zes maanden na de ontruiming de spullen komen ophalen, maar de tv was helaas al kapot. Verzoekster heeft verklaard dat als zij de tv nog had gehad, dat ze het dan zou hebben ingeleverd.
Achtentwintig schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Elbuco stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 1.375,60 op verzoekster, welke 1,4% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft Elbuco te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat de vordering niet te goeder trouw is ontstaan. Verzoekster heeft een huurovereenkomst afgesloten en het gehuurde blijft gedurende de huurperiode eigendom van Elbuco. Verzoekster heeft geweigerd het gehuurde in te leveren.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Elbuco geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Elbuco bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Elbuco in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Elbuco een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,4%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk achtentwintig van de negentwintig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een baan voor 25 uur per week, op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Verzoekster heeft aan haar werkgever gevraagd of zij meer kan werken en haar zijn op 26 januari jl. extra uren toegekend. Het is verzoekster bekend dat zij aanvullend dient te solliciteren, wanneer zij niet 36 uur per week werkzaam is.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Elbuco, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Elbuco te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Elbuco zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Elbuco om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Elbuco in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.