Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiser], te [woonplaats eiser], eiser,
Belastingdienst/Toeslagen, verweerder,
Procesverloop
.
Overwegingen
.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de huurtoeslag van eiser, die als toeslagpartner van [naam 1] wordt aangemerkt. De Belastingdienst/Toeslagen had bij besluit van 23 juni 2020 het voorschot huurtoeslag voor 2020 vastgesteld op € 1.529,-, na eerder een hoger bedrag van € 3.669,- te hebben toegekend. De aanpassing van het voorschot was gebaseerd op de verblijfstatus van eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland zou hebben. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat er ten onrechte geen hoorzitting heeft plaatsgevonden en dat de motivering van het besluit onvoldoende is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, als vreemdeling zonder rechtmatig verblijf, geen aanspraak kan maken op huurtoeslag, conform artikel 9 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst zich terecht heeft gebaseerd op de verblijfcodes van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid van deze codes. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.