ECLI:NL:RBROT:2022:2018

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
10/301761-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken met betrekking tot heroïne en cocaïne

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die ten laste was gelegd dat hij opzettelijk verdovende middelen, te weten heroïne en cocaïne, aanwezig had in een woning en een auto. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, eiste vrijspraak voor het primair ten laste gelegde en veroordeling voor de subsidiaire feiten, met een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de woning en de auto verdovende middelen zijn aangetroffen, maar dat de verdachte niet voldoende betrokkenheid bij deze middelen kon worden aangetoond. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachten waren niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte van de ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet of betrokkenheid bij het aanwezig hebben van de verdovende middelen. De rechtbank heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/301761-21
Datum uitspraak: 25 januari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. F.W. Verweij, advocaat te Utrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Vrijspraak

4.1.
Feit 2 primair
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Feit 1 en feit 2 subsidiair
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 1 en feit 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Hiertoe is aangevoerd dat in de woning, waar de verdachte op dat moment reeds een kwartier binnen was, open en bloot verdovende middelen zijn aangetroffen alsmede attributen voor het verwerken van drugs. [naam], die samen met de verdachte en twee medeverdachten in de woning aanwezig was, bevestigt in haar verklaring dat zij op het moment dat zij de woning binnen kwam drugs zag liggen. Tevens zijn in de auto, waar de verdachte en [naam] vanuit België mee naar Nederland zijn gekomen, verdovende middelen aangetroffen onder de bijrijdersstoel. [naam] verklaart hier niets van te weten en enkel het voertuig te hebben bestuurd. Daarbij verklaart zij aan dat het de verdachte was die op de bijrijdersstoel heeft gezeten en niemand anders.
Aangevoerd is dat de verklaring die de verdachte geeft kennelijk leugenachtig is. De verklaring van de verdachte omtrent zijn aanwezigheid in de woning en hetgeen zich daarvoor zou hebben afgespeeld, wordt niet alleen niet bevestigd door [naam], maar tevens niet door de twee medeverdachten.
Gelet op die combinatie van factoren kan het niet anders dan dat de verdachte wist dat zich in de woning en de auto heroïne en cocaïne bevond en daarmee ook opzet heeft gehad op het aanwezig hebben daarvan.
4.2.2.
Beoordeling
Ten laste is gelegd dat de verdachte alleen of met anderen kortgezegd in een woning verdovende middelen heeft bewerkt althans aanwezig heeft gehad en met een auto verdovende middelen heeft vervoerd althans daarin aanwezig heeft gehad.
Vaststaat, dat in de auto, waarin verdachte is meegereden naar Nederland en in de woning waarin hij later is aangehouden verdovende middelen zijn aangetroffen. De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij of wetenschap van de aanwezigheid van deze verdovende middelen.
Verdachte was ongeveer een kwartier in de bewuste woning toen de politie daar binnen kwam en de verdovende middelen aantrof. Deze woning is niet van de verdachte. Dat er mogelijk in het zicht verdovende middelen hebben gelegen maakt niet dat daarmee een bewezenverklaring van het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van die verdovende middelen vaststaat. De verdachte moet ook een zekere beschikkingsmacht over deze verdovende middelen hebben gehad. Daarvoor biedt het dossier geen ondersteuning.
Voor wat betreft de in de auto aangetroffen verdovende middelen geldt het volgende. De verdachte is samen met medeverdachte Najmi met deze auto vanuit België naar Nederland gekomen. Najmi bestuurde de auto, die zij van iemand had geleend.
Tegenover de ontkenning van verdachte, dat hij wetenschap van de aanwezigheid van die verdovende middelen had, staat in feite alleen de verklaring van zijn medeverdachte Najmi, dat zij niets van de verdovende middelen in de auto afwist.
Uit het dossier blijkt niet of is onderzocht of zich DNA van verdachte op de verpakking van de in de auto aangetroffen verdovende middelen bevond en evenmin of de telefoon van verdachte, die hij met de toegangscode aan de politie heeft overhandigd, is uitgelezen en of daaruit enige relatie met de aangetroffen verdovende middelen is gebleken.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank niet in op grond waarvan de door verdachte afgelegde verklaring kennelijk leugenachtig zou zijn en die van zijn mede verdachte Najmi wel geloof zou verdienen, terwijl er verdovende middelen in de door haar geleende en bestuurde auto werden aangetroffen.
De enkele aanwezigheid van verdachte in de auto en zijn korte verblijf in de woning zijn dus onvoldoende om te kunnen concluderen, dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij het opzettelijk bewerken, vervoeren en/of aanwezig hebben van de in die auto en woning aangetroffen verdovende middelen. Verdachte dient dan ook van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 25 januari 2022.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en F.W.H. van den Emster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 januari 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 1.136,1 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 13,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Rotterdam, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ongeveer 66,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
- ongeveer 7,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 november 2021 te Rotterdam, opzettelijk heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 66,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of
- ongeveer 7,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;