ECLI:NL:RBROT:2022:1988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 22/1 FT EA 22/1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling onder de Faillissementswet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord, ingediend door verzoeker die kampt met financiële problemen. Verzoeker heeft vijftien schuldeisers, waarvan twee preferente en dertien concurrente, met een totale schuld van € 128.312,10. Hij heeft een schuldregeling aangeboden, waarbij hij 2,25% aan de preferente en 1,13% aan de concurrente schuldeisers zou betalen. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en houdt rekening met verzoekers beperkte afloscapaciteit door zijn Participatiewet-uitkering en zijn gezondheidsproblemen.

Tijdens de zitting op 9 februari 2022 was de weigerende schuldeiser niet aanwezig, terwijl de overige veertien schuldeisers instemden met de regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van de weigerende schuldeiser 36,7% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en de instemmende schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van de weigerende schuldeiser. De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn gezondheidsproblemen en de verwachting dat hij in de toekomst geen hoger inkomen zal verwerven.

De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en deze schuldeiser veroordeeld in de kosten van de procedure. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen, omdat de gedwongen schuldregeling in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen acht dagen na uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 17 februari 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 3 januari 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend één schuldeisers, te weten:
- [schuldeiser] (hierna: [schuldeiser]);
die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 9 februari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer R. van der Poort, werkzaam bij Stroomopwaarts (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift vijftien schuldeisers, waarvan twee preferente en dertien concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 128.312,10 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van
15 november 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 2,25% aan de preferente schuldeisers en 1,13% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. De uitkeringsinstantie heeft verzoeker vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot en met 28 februari 2022. Verzoeker heeft fysieke en psychische problemen, waarvoor hij in behandeling is. Verzoeker was voor zijn psychische problemen aanvankelijk doorverwezen naar Parnassia, maar omdat zij vol zaten, wordt verzoeker nu intern behandeld bij de huisarts. Het intakegesprek is al geweest en de volgende behandeling staat gepland op 14 februari 2022. Verder is verzoeker in behandeling bij een cardioloog voor zijn hartritmestoornissen. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat de ontstaansdatum van de vordering van de [schuldeiser] verkeerd in het verzoekschrift staat opgenomen. De vordering is ontstaan in 2001 bij de verkoop van de woning van verzoeker, niet in 2015. De schuld was
€ 109.000,00 en verzoeker heeft de afgelopen jaren wel afbetaald op de schuld, zodat nu nog slechts € 47.104,40 openstaat.
Ten aanzien van de sollicitatieverplichting heeft schuldhulpverlening verklaard dat hij contact heeft gehad met de werkcoach van verzoeker. De verwachting van de werkcoach is dat verzoeker in maart 2022 gekeurd kan worden en dat een nieuw plan van aanpak kan worden opgesteld waarin het hoogst haalbare voor verzoeker vrijwilligerswerk zal zijn.
Veertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 47.104,40 op verzoeker, welke 36,7% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [schuldeiser] verklaard het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het voorstel is gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl verzoeker relatief jong is en bovendien niet is afgekeurd. [schuldeiser] vraagt zich af of er niet meer middelen te verkrijgen zijn waarmee verzoeker de schuld kan aflossen. [schuldeiser] wijst er ten aanzien hiervan op dat schuldhulpverlening niet over dezelfde middelen en bevoegdheden beschikt als een bewindvoerder in de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser] een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 36,7%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk veertien van de vijftien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Stroomopwaarts. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker kampt met hartritmestoornissen waarvoor hij in behandeling is bij de cardioloog. Voor zijn psychische problematiek wordt verzoeker inmiddels ook behandeld. Verzoeker zal in maart 2022 gekeurd worden en de verwachting van de werkcoach is dat verzoeker hoogstens vrijwilligerswerk zal kunnen doen. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.