Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- [schuldeiser 1], met twee vorderingen (hierna: [schuldeiser 1]);
- [schuldeiser 2], in behandeling bij LAVG (hierna: [schuldeiser 2]);
- verzoeker;
- mr. C.C.W. Plaat, advocaat;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die te maken heeft met een aanzienlijke schuldenlast. Verzoeker heeft op 1 december 2021 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, bestaande uit tweeëntwintig schuldeisers met een totale vordering van € 59.960,58. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 4,52% aan de preferente schuldeisers en 2,26% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 februari 2022, waarbij verzoeker en zijn advocaat, mr. C.C.W. Plaat, aanwezig waren. Een van de schuldeisers, [schuldeiser 2], heeft zich verzet tegen de aangeboden regeling, stellende dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan, omdat verzoeker in het verleden zonder te betalen heeft getankt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser 2] slechts 0,3% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de meerderheid van de schuldeisers met de regeling heeft ingestemd. Bovendien heeft de rechtbank rekening gehouden met de veranderde omstandigheden van verzoeker, die sinds augustus 2020 clean is van drugs en geen nieuwe schulden heeft gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers die instemmen met de regeling zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 2]. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en de kosten van de procedure aan [schuldeiser 2] opgelegd. Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen, en de rechtbank heeft bepaald dat het vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers.