ECLI:NL:RBROT:2022:1967

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
C/10/632649 / JE RK 22-217
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wijziging van de zorgregeling voor de minderjarige [naam kind], geboren in 2008. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek ingediend, waarbij de huidige zorgregeling, die in 2021 was vastgesteld, werd herzien. De ouders van [naam kind] zijn betrokken bij de procedure, waarbij de vader en moeder elk hun standpunt hebben ingenomen over de zorgverdeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt en dat hij behoefte heeft aan een vaste thuisbasis. De ouders zijn het erover eens dat de huidige regeling niet in het belang van [naam kind] is, maar zijn het niet eens over de wijziging. De kinderrechter heeft besloten dat [naam kind] doordeweeks bij de vader zal wonen en om het weekend bij de moeder, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukt dat deze beslissing niet definitief is en dat de wensen van [naam kind] in de toekomst opnieuw in overweging moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/632649 / JE RK 22-217
Datum uitspraak: 11 maart 2022
Beschikking van de kinderrechter over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2008 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen: [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.E. van der Pols, te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J. Verdult, te Rotterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 27 januari 2022;
- het verweerschrift met bijlagen van mr. Van der Pols van 23 februari 2022, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 25 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 1] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 26 maart 2019 is [naam kind] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 26 juni 2022.
De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van [geboortedatum kind] 2021 de volgende zorgregeling vastgesteld:
“ [naam kind] en [naam 2] wisselen iedere maandag op het tijdstip waarop school normaliter begint, van de ouder bij wie zij verblijven en partijen dragen daarvoor iedere zondag 17:30 uur de vereiste spullen over aan elkaar.”

Het verzoek

De GI verzoekt de door de rechtbank op [geboortedatum kind] 2021 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [naam kind] doordeweeks bij de vader verblijft en om het weekend bij de moeder.
De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Met de huidige zorgregeling, waarbij [naam kind] de ene week bij de vader woont en de andere week bij de moeder, voelt hij zich nergens thuis. [naam kind] wil rust hebben. Hij wil daarom bij één van de ouders wonen. Omdat [naam kind] zich in een loyaliteitsconflict bevindt, kan hij deze keuze zelf niet maken. Er zijn geen zorgen over de opvoedsituaties bij beide ouders. Op basis van praktische redenen is gekozen voor de vader. Het is belangrijk dat [naam kind] wel de gelegenheid krijgt om vrij contact te hebben met de moeder.
Desgevraagd heeft de GI aangegeven dat een bijzondere curator geen toegevoegde waarde zal hebben.

De standpunten

De vader is het eens met het verzoek van de GI. Iedereen is het met elkaar eens dat het goed voor [naam kind] is om niet meer van woonplek te wisselen. [naam kind] vindt het moeilijk om een keuze tussen de ouders te maken, omdat hij loyaal is naar beide ouders. Hij heeft zijn keuze zo neutraal mogelijk geprobeerd te onderbouwen met praktische argumenten, maar [naam kind] heeft wel herhaaldelijk zijn voorkeur voor de vader uitgesproken. Het is in het belang van [naam kind] om de zorgregeling te wijzigen. De vader heeft het contact met de moeder nooit in de weg gestaan en zal dit ook blijven stimuleren. De vader heeft er geen enkel bezwaar tegen als [naam kind] doordeweeks bij de moeder langs gaat. Het is belangrijk dat er rust komt en naar de wens van [naam kind] wordt geluisterd.
Desgevraagd heeft de vader aangegeven dat [naam kind] duidelijk zijn mening heeft kenbaar gemaakt en dat het niet nodig is dat hij nog een keer hetzelfde verhaal vertelt aan een bijzondere curator.
De moeder heeft ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Anders dan de vader bepleit, heeft [naam kind] tegen de moeder verteld dat hij bij de moeder wil wonen. Beide ouders hebben een goede opvoedingsstijl en de praktische omstandigheden zijn bijna hetzelfde. Het lijkt alsof er een muntje wordt opgegooid en gekozen is voor de vader. Er is momenteel geen vaste jeugdbeschermer aanwezig om de ondertoezichtstelling uit te voeren. Er is dan ook niemand beschikbaar die de wijziging in de zorgregeling en overdracht kan begeleiden. Daarnaast is de moeder bang dat de vader op [naam kind] heeft ingepraat bij het schrijven van het briefje naar de kinderrechter. De advocaat van moeder stelt voor om een bijzondere curator te benoemen die in een neutrale omgeving met [naam kind] kan praten en advies kan geven over wat de beste plek voor [naam kind] is en hoe het contact met de andere ouder eruit moet komen te zien.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:265g, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
Gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat een verdeling door de kinderrechter als hiervoor bedoeld noodzakelijk is.
Bij de beschikking van [geboortedatum kind] 2021 is een zorgregeling vastgesteld, waarbij [naam kind] en zijn broer de ene week bij de moeder wonen en de andere week bij de vader. [naam kind] heeft echter aangegeven dat hij een vaste thuisbasis mist en geen rust ervaart. Hij wil daarom graag doordeweeks bij de ene ouder wonen en om het weekend bij de andere ouder. De ouders staan er ook allebei achter dat de regeling in die zin wordt aangepast. De kinderrechter stelt echter vast dat het de ouders helaas niet is gelukt om hierover samen in het belang van [naam kind] een beslissing te nemen. De ouders zijn al langere tijd onvoldoende in staat om met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de kinderen. [naam kind] bevindt zich hierdoor in een loyaliteitsconflict en ook al lange tijd in onzekerheid.
Met alle betrokkenen is de kinderrechter van oordeel dat het van belang is dat [naam kind] een vaste thuisbasis krijgt, zodat hij meer rust ervaart. De beslissing bij welke ouder die vaste thuisbasis moet zijn is niet eenvoudig, nu er voor beide ouders geldt dat er geen zorgen over de opvoedsituatie zijn, dat [naam kind] graag bij beide ouders verblijft en dat er ook geen doorslaggevende praktische overwegingen zijn, nu school, hobby en sport allen tussen de woningen van de vader en de moeder zijn gelegen. Wat in ieder geval voldoende naar voren komt is dat [naam kind] het heel lastig vindt om een keuze te maken tussen zijn vader en zijn moeder omdat hij van allebei houdt. Het is in zo’n geval aan de volwassenen om de knoop door te hakken. De kinderrechter zal daarom niet een bijzondere curator benoemen die nog een keer met [naam kind] in gesprek gaat over wat hij nu wil. Omdat het de ouders niet lukt om in onderling overleg een beslissing te nemen zal de kinderrechter dat doen.
Nu er geen doorslaggevende objectieve redenen zijn om de voorkeur te geven aan het verblijf bij de ene of de andere ouder, sluit de kinderrechter aan bij de voorkeur van [naam kind] .
[naam kind] heeft aan de jeugdbeschermer verteld dat hij achter het verzoek staat en (op basis van praktische redenen) bij de vader wil wonen. Ook heeft hij in een brief aan de kinderrechter geschreven dat hij bij de vader wil wonen. Het is in het belang van [naam kind] dat hij duidelijkheid krijgt. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI toewijzen. Het is belangrijk dat [naam kind] ook naast de weekendregeling contact kan hebben met de moeder en doordeweeks bij haar langs kan gaan. Ter zitting heeft de vader ook aangegeven dat hij het contact tussen [naam kind] en de moeder ook belangrijk vindt, daar niet in aan de weg zal staan en het contact ook zal faciliteren.
De kinderrechter overweegt tot slot dat de onderhavige beslissing niet zonder meer meebrengt dat [naam kind] definitief bij de vader woont. Gezien de omstandigheden, waarbij het maken van een keuze lastig is voor [naam kind] , is het denkbaar dat hij op enig moment weer bij de moeder wil wonen. Aan die eventuele wens, die vanuit [naam kind] zelf moet komen, zal ook op dat moment serieuze overweging gegeven moeten worden.

De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt de zorgregeling en bepaalt deze als volgt:
“ [naam kind] woont doordeweeks bij de vader en om het weekend bij de moeder” ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.