ECLI:NL:RBROT:2022:196
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schulden en instabiel budget
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2022 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenares. De bewindvoerder, N.T. van den Deijssel, had verzocht om deze beëindiging vanwege nieuwe schulden van de schuldenares, die in totaal € 3.650,15 bedroegen, en een boedelachterstand van € 3.551,85. De schuldenares was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij op de hoogte was van de zitting. De beschermingsbewindvoerder, N. Yerlikaya, verklaarde dat het inkomen van de schuldenares niet toereikend was om de vaste lasten en nieuwe schulden te betalen, mede door een korting op haar uitkering vanwege inwonende meerderjarige zoons. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling, waaronder het niet aangaan van structurele afspraken met haar zoons over kostgeld. De rechtbank concludeerde dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling moest worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 4.170,05, aangezien er geen baten beschikbaar waren om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de betrokken partijen.