ECLI:NL:RBROT:2022:1949

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
21/4942
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.A. Soebhag, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door P. Vliegenthart. Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het Uwv was afgewezen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 23,68%. Eiseres was van mening dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld en dat er meer beperkingen waren dan het Uwv had vastgesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de aanvraag op zorgvuldige wijze had beoordeeld, waarbij rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zijn gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de rapporten aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Eiseres had de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden, maar de rechtbank vond dat zij hierin niet was geslaagd.

De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had besloten om de WIA-uitkering te weigeren, omdat eiseres niet voldeed aan de vereiste arbeidsongeschiktheid van 35%. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze procedure. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiseres in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/4942

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] uit [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. G.A. Soebhag),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: P. Vliegenthart).

Procesverloop

Met het besluit van 30 december 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres een uitkering geweigerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 23,68%.
Bij besluit van 11 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als technisch onderwijsassistent (TOA). Zij heeft zich op 18 december 2018 wegens toenemende vermoeidheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een verzekeringsarts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 4 januari 2021. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 76,32% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. Daarmee is zij voor 23,68% arbeidsongeschikt. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen.
Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts nadere informatie had moeten opvragen bij de behandelend arts.
Verder is er door de verzekeringsartsen geen nader onderzoek verricht naar haar psychische problemen, terwijl daar wel aanleiding voor was, gezien de lopende onderzoeken. Omdat de uitkomst hiervan nog onzeker is, had er nog geen arbeidsperspectief vastgesteld kunnen worden.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv eiseres terecht een WIA-uitkering heeft geweigerd, omdat eiseres voor 23,68% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 4 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft het dossier, met informatie van de bedrijfsarts, POH GGZ en psycholoog bestudeerd en hij heeft eiseres telefonisch gesproken. In dit gesprek zijn het dagverhaal, de medische situatie en de mogelijkheden van eiseres besproken.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 2 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd en de informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiseres gesproken op de hoorzitting. Na de hoorzitting heeft eiseres nadere medische informatie, een onderzoeksrapport van de neuropsycholoog, opgestuurd. Dit rapport heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook meegenomen in de beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding om andere beperkingen vast te stellen dan de verzekeringsarts en stelt dat er sprake is van een zorgvuldig onderzoek en dat er adequate en voldoende beperkingen zijn aangenomen. Over de toegezonden informatie stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit niet leidt tot wezenlijk andere medische inzichten die tot het aannemen van verdergaande beperkingen zou moeten leiden.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaren betrokken in hun beoordeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de in bezwaar ingebrachte informatie ook meegenomen en afgewogen, en zij heeft gereageerd op de medische informatie die eiseres in beroep nog heeft ingebracht. Het is aan de verzekeringsartsen om te bepalen of informatie uit de behandelend sector moet worden opgevraagd, of dat al voldoende informatie aanwezig is om de beperkingen te kunnen vaststellen. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd waarom zij over voldoende medische informatie beschikte om de beperkingen te kunnen vaststellen.
Gelet op de onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres diabetes mellitus (type 1) heeft en dat sprake is van een depressieve episode. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, de fysieke omgevingseisen en de werktijden.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 2 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Zij stelt dat haar niet is gebleken dat de primaire verzekeringsarts een onjuist of onvolledig beeld heeft gehad van de gezondheidstoestand van belanghebbende en de daaruit voor het verrichten van arbeid voortvloeiende beperkingen. Ook is haar niet gebleken dat het door de primaire verzekeringsarts opgestelde belastbaarheidspatroon op onjuiste of onvolledige wijze de medische beperkingen van eiseres weerspiegelt, nu adequate en voldoende beperkingen zijn aangegeven voor wat betreft de psychische belastbaarheid. Over de informatie aangeleverd in de bezwaarfase stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat dit geen reden geeft tot het aannemen van verdergaande beperkingen en dat de beperkingen aangenomen door de verzekeringsarts voldoende zijn voor de psychische klachten van eiseres.
Eiseres meent dat verweerder ten onrechte geen verdergaande beperkingen heeft aangenomen voor haar psychische klachten. Om dit te onderbouwen heeft zij in beroep een brief overgelegd van de neuropsycholoog. Dit betreft een bericht ter afsluiting van de behandeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierop gereageerd en overwogen dat dit geen nieuwe medische inzichten oplevert: de vermelde depressieve stoornis was ook al genoemd in de eerder aangeleverde informatie van de neuropsycholoog.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen.
De arbeidskundige beoordeling
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 4 januari 2021 met de middelste van de geduide functies 76,32% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als TOA, zodat eiseres voor de overige 23,68% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiseres terecht geweigerd.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.A.J. van Egmond, griffier op 14 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op:
En zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.