ECLI:NL:RBROT:2022:1912

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9482845 \ CV EXPL 21-33213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom uit hoofde van een leaseovereenkomst met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente

In deze zaak vordert Alphabet Nederland B.V. (hierna: Alphabet) van [gedaagde 1] een bedrag van € 10.988,39, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een mantelovereenkomst en een leaseovereenkomst die tussen partijen is gesloten. Alphabet heeft in de periode van 22 oktober 2019 tot en met 22 juni 2020 diverse facturen aan [gedaagde 1] gezonden, maar [gedaagde 1] heeft nagelaten deze volledig te betalen. Na aanmaning heeft [gedaagde 1] slechts een deel van het verschuldigde bedrag voldaan, waardoor zij in verzuim is geraakt. Alphabet heeft de vordering vervolgens aan de rechtbank voorgelegd.

De mondelinge behandeling vond plaats op 21 februari 2022, waarbij [gedaagde 1] niet is verschenen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van Alphabet niet is betwist door [gedaagde 1]. De kantonrechter heeft de buitengerechtelijke kosten gematigd tot het bedrag dat volgens de wet is toegestaan, en heeft de wettelijke rente over het uitstaande bedrag toegewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Alphabet recht heeft op betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 september 2021.

De kantonrechter heeft [gedaagde 1] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 607,32 aan verschotten en € 373,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het méér of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9482845 \ CV EXPL 21-33213
uitspraak bij vervroeging: 4 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Alphabet Nederland B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres,
gemachtigde: Jongejan Wisseborn gerechtsdeurwaarders te Hardewijk,
tegen

1..de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
gedaagde sub 1 is vertegenwoordigd door gedaagde sub 2 en gedaagde sub 2 is in persoon verschenen.
Partijen worden hierna ‘Alphabet’ en ‘ [gedaagde 1] c.s.’ genoemd. Gedaagden worden afzonderlijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • de dagvaarding van 5 oktober 2021, met producties 1 tot en met 6;
  • de e-mail van 13 oktober 2021 van [gedaagde 2] namens [gedaagde 1] c.s., met bijlage;
  • het tussenvonnis van 29 november 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van 4 februari 2022 van de zijde van Alphabet, waarbij te kennen is gegeven dat Alphabet om haar moverende redenen de procedure tegen [gedaagde 2] intrekt en waarbij verzocht is de mondelinge behandeling te annuleren en vonnis tegen [gedaagde 1] te wijzen;
  • de brief van 15 februari 2022 van de rechtbank aan [gedaagde 2] , waarbij gelegenheid is gegeven te reageren op de voornoemde brief van 4 februari 2022 van de zijde van Alphabet;
  • de e-mail van 16 februari 2022 van de zijde van Alphabet.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2022. De heer mr. H.J.H. Hofman is namens de gemachtigde van Alphabet verschenen. [gedaagde 1] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, terwijl van haar ook geen bericht van verhindering werd ontvangen. Alphabet is in de gelegenheid gesteld haar stellingen nader toe te lichten. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Tussen Alphabet en [gedaagde 1] is op 7 juni 2016 een mantelovereenkomst tot stand gekomen om lease- en huurcontracten aan te gaan. Op 13 augustus 2019 hebben Alphabet en [gedaagde 1] een leaseovereenkomst gesloten ten behoeve van een leasevoertuig (hierna: de Overeenkomst). Op de Overeenkomst zijn de algemene voorwaarden Operational Lease van Alphabet van toepassing. Artikel 20.2 van de algemene voorwaarden luidt:
20.2Alle buitengerechtelijke kosten voor Alphabet als gevolg van het niet nakomen van verplichtingen door de Klant, komen voor rekening van de Klant.”
2.2.
Uit hoofde van de Overeenkomst zijn door Alphabet in de periode van 22 oktober 2019 tot en met 22 juni 2020 aan [gedaagde 1] diverse facturen gezonden, voor een totaalbedrag van € 10.938,63. De specificatie van deze facturen is als volgt:
Factuurdatum
Factuurnummer
Omschrijving
Bedrag
22-10-2019
[factuurnummer 1]
Huur 01/09 t/m 31/10 + brandstof
€ 2.031,95
01-12-2019
[factuurnummer 2]
Huur 01/11 t/m 31/12 + brandstof
€ 2.066,37
31-12-2019
[factuurnummer 3]
Brandstofafrekening
-€ 1.261,52
21-01-2020
[factuurnummer 4]
Wijziging leasetermijn
€ 1,78
01-03-2020
[factuurnummer 5]
Huur maart
€ 785,29
01-05-2020
[factuurnummer 6]
Huur mei
€ 785,29
01-06-2020
[factuurnummer 7]
Huur juni
€ 785,29
18-05-2020
[factuurnummer 8]
Wijziging leasetermijn voortijdige beëindiging
€ 149,66
18-05-2020
[factuurnummer 9]
Credit huur 12/3 t/m 30/06
-€ 2.891,43
18-05-2020
[factuurnummer 10]
Vergoeding gemiste opbrengsten
€ 8.001,94
22-06-2020
[factuurnummer 11]
Bemiddelingskosten Fidron
€ 484,00
2.3.
In de periode van 27 mei 2020 tot en met 30 juli 2021 heeft (de gemachtigde van) Alphabet [gedaagde 1] gesommeerd tot betaling van de facturen.
2.4.
Na aanmaning heeft [gedaagde 1] een bedrag van € 1.750,- aan Alphabet voldaan.

3..Het geschil

3.1.
Alphabet vordert – na vermindering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] te veroordelen aan haar te betalen € 11.744,79, vermeerderd met de wettelijke handelsrente van 8% daarover vanaf 23 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde 1] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft Alphabet – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – ten grondslag gelegd dat [gedaagde 1] , ondanks sommatie daartoe, in gebreke is gebleven met volledige betaling van de in 2.2 bedoelde facturen. Nu de uiterste betaaldata van de facturen is verstreken, is [gedaagde 1] in verzuim geraakt. Daarom moet [gedaagde 1] de wettelijke handelsrente betalen over het uitstaande saldo. Alphabet maakt aanspraak op de wettelijke handelsrente vanaf 6 september 2020. Tot 23 september 2021 bedraagt de rente € 915,37. Door het toerekenbaar tekortkomen van [gedaagde 1] heeft Alphabet haar vordering uit handen moeten geven en buitengerechtelijke kosten moeten maken. Alphabet vordert daarom aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 1.640,79, zijnde 15% van de hoofdsom. Deze kosten zijn bedongen in artikel 20.2 van de algemene voorwaarden en kunnen worden aangemerkt als een redelijk tarief.
3.3.
[gedaagde 1] heeft de vordering niet betwist. Volgens [gedaagde 1] zijn eerder afgesproken betalingsregelingen mede vanwege de coronapandemie niet nagekomen. Er is verzocht een betalingsregeling vast te stellen van € 250,- per maand totdat de coronapandemie voorbij is en er een nieuwe betalingsregeling met een hoger maandbedrag kan worden afgesproken.

4..De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat Alphabet de vordering in de dagvaarding als volgt heeft gespecificeerd: € 10.938,63 aan hoofdsom, € 1.640,79 aan buitengerechtelijke kosten en € 915,37 aan wettelijke handelsrente van 6 september 2020 tot 23 september 2021, minus € 1.750,- aan betalingen, zodat een bedrag van € 11.494,79 resteert (€ 13.494,79 minus € 1.750,-).
4.2.
[gedaagde 1] heeft de verschuldigdheid van de vordering niet betwist. Dit wordt door de kantonrechter tot uitgangspunt genomen.
4.3.
Bepaald moet worden waaraan de betaling van € 1.750,- moet worden toegerekend.
4.4.
Op grond van artikel 6:44 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) strekken betalingen ter voldoening van de geldsom eerst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom. Dit betekent dat de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten en de verschenen rente moet worden beoordeeld.
4.5.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn gebaseerd op artikel 20.2 van de algemene voorwaarden (zie 2.1). Dit artikel bepaalt slechts dat alle buitengerechtelijke kosten voor Alphabet als gevolg van het nakomen van verplichtingen door de Klant, voor rekening van de Klant komen. Hierin is niet bepaald dat deze kosten bij voorbaat worden vastgesteld op 15% van de hoofdsom, zoals Alphabet voorstaat. Voor zover Alphabet hierin toch zou moeten worden gevolgd (omdat dit percentage naar haar zeggen redelijk en gebruikelijk is) geldt dat daarmee wordt afgeweken van artikel 2 van het Besluit Vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: BIK).
4.6.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1868) volgt dat artikel 2 BIK in een B2B-relatie, waarvan in casu sprake is, weliswaar van aanvullend recht is, maar dat het de rechter vrijstaat om met toepassing van artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) een incassobeding ambtshalve te matigen tot het bedrag dat overeenkomstig artikel 2 BIK wordt begroot, indien niet wordt gesteld of bij betwisting aannemelijk wordt gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn dan dat bedrag.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Alphabet voldoende aannemelijk gemaakt dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Dit is ook als zodanig door [gedaagde 1] niet betwist. In de onderhavige zaak ontbreken echter aanknopingspunten dat de daadwerkelijke kosten meer hebben bedragen dan het bedrag dat volgt uit artikel 2 BIK. Er is in elk geval onvoldoende gesteld om te oordelen dat in onderhavige zaak het gebruikte tarief van 15% redelijk is jegens [gedaagde 1] . De incassokosten worden daarom op grond van artikel 242 Rv ambtshalve gematigd tot het bedrag van € 884,39. Dit bedrag stemt overeen met hetgeen volgens artikel 2 BIK wordt begroot.
4.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een handelsovereenkomst en ook niet dat [gedaagde 1] in gebreke is gebleven met de tijdige en volledige betaling van de in 2.2 bedoelde facturen. Dat betekent dat [gedaagde 1] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW, waartegen zij ook geen verweer heeft gevoerd, verschuldigd is geworden. Alphabet heeft de over de periode van 6 september 2020 tot 23 september 2021 verschenen rente onbetwist berekend op € 915,37.
4.9.
Op grond van het voorgaande resteert met toepassing van artikel 6:44 lid 1 BW thans (€ 10.938,63 aan hoofdsom + € 915,37 aan verschenen rente + € 884,39 aan buitengerechtelijke kosten =) € 12.738,29 minus € 1.750,00 = € 10.988,39, bestaande uit de hoofdsom van € 10.938,63 en een restant bedrag aan verschenen rente van € 49,76. Dit is toewijsbaar.
4.10.
De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 23 september 2021 is toewijsbaar zoals in de beslissing vermeld.
4.11.
Op grond van artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet bevoegd om [gedaagde 1] – zonder voorafgaande toestemming van Alphabet – toe te staan om het verschuldigde bedrag in gedeelten te voldoen. Voor het treffen van een betalingsregeling wordt [gedaagde 1] dan ook verwezen naar (de incassogemachtigde van) Alphabet.
4.12.
[gedaagde 1] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit verschotten en gemachtigdensalaris. De verschotten worden vastgesteld op € 100,32 aan explootkosten en € 507,- aan griffierecht. Aan gemachtigdensalaris wordt in totaal een punt à € 373,- toegekend. Daarbij heeft de kantonrechter meegewogen dat de mondelinge behandeling achterwege had kunnen blijven indien Alphabet haar vordering in eerste instantie niet ook tegen [gedaagde 2] had ingesteld en het in haar risicosfeer ligt dat [gedaagde 2] niet tijdig heeft gereageerd op de brief van 4 februari 2022 om de mondelinge behandeling te annuleren (temeer omdat ter zitting is gebleken dat Alphabet die brief ook niet zelf aan [gedaagde 1] c.s. had toegestuurd). Om die reden wordt geen punt toegekend voor het bijwonen van de mondelinge behandeling.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde 1] om aan Alphabet tegen kwijting te betalen € 10.988,39, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 10.938,63 vanaf 23 september 2021 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Alphabet vastgesteld op € 607,32 aan verschotten en € 373,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
[46009]