Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- de dagvaarding van 7 september 2021, met producties 1 tot en met 12;
- de e-mail van 15 september 2021 van de zijde van Vochtweringen Nederland, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord van 20 oktober 2021, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 19 november 2021;
- de conclusie van repliek, met producties 13 tot en met 15.
2..De vaststaande feiten
3..De vordering
- primair de overeengekomen rente van 1,5% per maand over de (openstaande) hoofdsom, gerekend vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- subsidiair, voor zover het meer gevorderde wordt afgewezen, de wettelijke handelsrente in de zin van artikel 6:119a BW over de (openstaande) hoofdsom, gerekend vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
- meer subsidiair, voor zover het primair en subsidiair gevorderde wordt afgewezen, de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over de (openstaande) hoofdsom, gerekend vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
4..Het verweer
5..De beoordeling
zijgeen schade heeft gemeld. De kantonrechter begrijpt het standpunt van Vochtweringen Nederland aldus dat op het moment van inname geen sprake was van schade aan de auto.
transactie factuur’ betreft (en dus geen maand- of brandstoffactuur). Voorts staat op de voornoemde facturen ‘
de bekeuring in de bijlage is reeds betaald (…)’ vermeld. Daar komt bij dat voornoemde facturen naar hetzelfde adres van de financiële administratie van Vochtweringen Nederland zijn verstuurd als de maand- en brandstoffacturen, de factuur over de tussentijdse aanpassing en de factuur ten bedrage van € 6.451,96. Gesteld noch gebleken is dat Vochtweringen Nederland deze laatste facturen niet heeft ontvangen. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter het standpunt van Vochtweringen Nederland dat zij de facturen van 18 en 25 januari 2019 en van 4 maart 2019 ter zake de boetes niet heeft ontvangen, niet vast komen te staan.