Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[persoon C], in haar hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van [naam erflaatster] ,
[persoon D], in zijn hoedanigheid van erfgenaam en vereffenaar van de nalatenschap van [naam erflaatster] ,
1..De procedure
- het exploot van dagvaarding van 6 juni 2019, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de brief van [persoon C] en [persoon D] van 31 oktober 2019, met productie 46;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de brief van [persoon C] en [persoon D] van 12 november 2019 (inhoudende een bezwaar tegen de conclusie van antwoord in reconventie);
- de brief van [persoon A] en [persoon B] van 13 november 2019 (reactie op het bezwaar);
- het proces-verbaal van de op 14 november 2019 gehouden comparitie van partijen, opgemaakt na de tweede zitting van 12 mei 2021;
- de nadere conclusie in conventie en in reconventie, tevens akte houdende wijzing van gronden van eis, van [persoon C] en [persoon D] , van 10 maart 2021, met producties;
- de nadere conclusie in conventie en reconventie, tevens inhoudende vermeerdering van eis, van [persoon A] en [persoon B] , van 5 mei 2021, met productie 10;
- de akte overleggen producties van [persoon C] en [persoon D] , van 12 mei 2021, met producties;
- het proces-verbaal van de op 12 mei 2021 gehouden voortzetting van de comparitie, tevens bevattende twee mondelinge beslissingen n.a.v. tijdens de mondelinge behandeling gedane verzoeken;
- de akte van [persoon B] en [persoon A] , van 9 juni 2021, met producties;
- de brief van 19 juli 2021 van [persoon C] en [persoon D] (inhoudende reacties op de processen-verbaal van de comparities van 14 november 2019 en 12 mei 2021);
- de akte overlegging / uitlating stukken, tevens verzoek aanvullend bevel art. 22 Rv en tevens wijziging van eis, van [persoon C] en [persoon D] , van 21 juli 2021, met producties;
- de brief van [persoon A] en [persoon B] van 17 augustus 2021;
- het B16-verzoek van [persoon C] en [persoon D] van 1 oktober 2021;
- het e-mailbericht van de griffier aan partijen van 8 oktober 2021;
- de antwoordakte van [persoon A] en [persoon B] van 24 november 2021.
2..De feiten
LEGAAT
3..Het geschil
in conventie
4..De beoordeling
gerekend tegen zes procent per jaar, vanaf de dag van mijn overlijden tot die der voldoening van het verschuldigde’. Dit betekent dat op dit moment de hoogte van de rente nog niet kan worden vastgesteld, maar dat deze rente wel hoger is dan waar [persoon A] en [persoon B] vanuit gaan.
5..De beslissing
20 april 2022voor akte uitlaten beide partijen zoals onder rechtsoverweging 4.39 en 4.40 is overwogen;