ECLI:NL:RBROT:2022:1855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
C/10/631635 / KG ZA 22-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende toestemming en medewerking bij verkoop van onroerend goed

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, hebben eisers een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 januari 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 31 januari 2022. De eisers hebben gevorderd dat het vonnis in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring van gedaagde bij de verkoop van een woning. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van eisers, voor zover deze niet op artikel 3:300 lid 2 BW zijn gebaseerd, niet toewijsbaar zijn in kort geding. De voorzieningenrechter heeft echter de gevorderde veroordeling van gedaagde toegewezen, met uitzondering van de dwangsom die aan de vordering was verbonden. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.097,43. Het vonnis bepaalt dat gedaagde medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning, en dat het vonnis in de plaats komt van de toestemming van gedaagde bij de ondertekening van de koop-/verkoopovereenkomst en de leveringsakte. Indien gedaagde niet meewerkt, zal het vonnis ook de toestemming van gedaagde vervangen voor de acceptatie van een bod op de woning. Het vonnis is uitgesproken op 9 februari 2022 door mr. Th. Veling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/631635 / KG ZA 22-18
Vonnis in kort geding van 9 februari 2022
in de zaak van

1..[eiser 1] ,

2.[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats eisers] , gemeente [gemeente] ,
eisers,
advocaat mr. S. Meeuwsen te Gorinchem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2022 met producties 1 tot en met 6 en 8 tot en met 10
  • de mondelinge behandeling gehouden op 31 januari 2022.
1.2.
Op grond van artikel 130 lid 3 Rv is, als een partij niet in het geding is verschenen, een verandering of vermeerdering van eis tegen die partij uitgesloten, tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de wederpartij kenbaar heeft gemaakt. In dit kort geding is de eisvermeerdering met een aangepast productieoverzicht en productie 11 per aangetekende brief aan gedaagde verzonden en niet bij exploot. De eisvermeerdering met bijlagen moet daarom buiten beschouwing worden gelaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding zijn de bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek wordt verleend.
2.2.
De door eisers bij oorspronkelijke dagvaarding ingestelde vorderingen beginnen met ‘te bepalen dat’. Indien en voor zover de vorderingen niet op artikel 3:300 lid 2 BW zijn gebaseerd, betreffen het vorderingen met een declaratoir karakter die niet voorlopig van aard zijn en daarom niet toewijsbaar in kort geding. Ter zitting heeft de advocaat van eisers de betreffende vorderingen genuanceerd in de zin dat bedoeld is een veroordeling van gedaagde te vragen. Op de in die zin begrepen eis wordt beslist.
2.3.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, met dien verstande dat de aan de vordering onder II in het petitum van de oorspronkelijke dagvaarding verbonden dwangsom wordt afgewezen. Met de toewijzing van de in het petitum onder III gevorderde reële executiemogelijkheid is het geven van een prikkel tot nakoming door het opleggen van een dwangsom aan een niet-reagerende gedaagde overbodig en ook niet opportuun.
2.4.
Gedaagde wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
- betekening oproeping € 127,43
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 1.097,43
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

3..De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
bepaalt dat dit vonnis, ten behoeve van de verkoop van de woning aan de [adres] te [postcode] [plaats] aan de heer [persoon A] en mevrouw [persoon B] , in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde bij het ondertekenen van de koop-/verkoopovereenkomst en bij de daaropvolgende ondertekening van de leveringsakte bij een door de koper(s) aan te wijzen notaris,
3.3.
veroordeelt gedaagde om, indien de onder 3.2 genoemde verkoop niet doorgaat, zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning aan derden, inhoudende dat:
 gedaagde het advies van de makelaar zal opvolgen inzake de voorzetting van diens verkoopactiviteiten, ook aangaande de uiteindelijke verkoopprijs,
 gedaagde bij verkoop van de woning aan derden, de koop /verkoopovereenkomst ondertekent, en
 gedaagde na verkoop alle medewerking zal verlenen aan de levering van de woning via de door de koper(s) aan te wijzen notaris,
3.4.
bepaalt dat, indien en voor zover gedaagde niet meewerkt aan de veroordeling onder 3.3:
 indien er een bod wordt gedaan en de makelaar adviseert dit bod te accepteren, het vonnis de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde voor de acceptatie van dat bod zal vervangen,
 dit vonnis in de plaats komt van de toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van gedaagde bij het ondertekenen van de koop-/verkoopovereenkomst en bij de daaropvolgende ondertekening van de leveringsakte bij een door de koper(s) aan te wijzen notaris,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 1.097,43,
3.6.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2022.1734/1980