ECLI:NL:RBROT:2022:1848

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 21/1583 en FT EA 21/1584
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met RVM-Bewindvoering

In deze zaak heeft verzoekster op 29 december 2021 een verzoek ingediend om RVM-Bewindvoering te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Verzoekster, die een Wajong-uitkering ontvangt en 100% arbeidsongeschikt is verklaard, heeft een schuld van € 27.369,69 bij zestien schuldeisers. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 12,6% aan de preferente schuldeisers en 6,3% aan de concurrente schuldeisers. RVM-Bewindvoering, die een vordering van € 671,45 heeft, heeft geweigerd in te stemmen met de regeling, ondanks dat vijftien andere schuldeisers akkoord zijn gegaan.

Tijdens de zitting op 11 februari 2022 is RVM-Bewindvoering niet verschenen. De rechtbank heeft de belangen van RVM-Bewindvoering afgewogen tegen die van verzoekster en de andere schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, en dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van RVM-Bewindvoering. De rechtbank heeft daarom besloten om RVM-Bewindvoering te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure aan RVM-Bewindvoering opgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit betekent dat verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden en dat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman op 18 februari 2022.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 18 februari 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 29 december 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet (hierna Fw) ingediend om RVM-Bewindvoering (hierna: RVM-Bewindvoering), die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
RVM-Bewindvoering heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 11 februari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw D.C. de Graaff-Goemaat, werkzaam bij Gemeente Goeree-Overflakkee (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer C. Mulder, werkzaam bij Rapport Rotterdam Zuid V.O.F. (hierna: beschermingsbewindvoerder).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift zestien schuldeisers met in totaal één preferente vordering en zestien concurrente vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 27.369,69 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 27 september 2021 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 12,6 % aan de preferente schuldeisers en 6,3 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van ongewijzigde voortzetting van haar Wajong-uitkering. Verzoekster is 100% arbeidsongeschikt verklaard. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Vijftien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. RVM-Bewindvoering stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 671,45 op verzoekster, welke 2,45 % van de totale schuldenlast beloopt. Schuldhulpverlening heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat RVM-Bewindvoering een bedrag van € 671,45 heeft opgegeven naar aanleiding van het saldo-verzoek.

3..Het verweer

In haar verweerschrift heeft RVM-Bewindvoering te kennen gegeven niet akkoord te gaan met de aangeboden schuldregeling, nu verzoekster in de periode dat zij met haar partner onder bewind stond bij RVM-Bewindvoering, de kosten voor bewindvoering via de gemeente vergoed hebben gekregen in de vorm van bijzondere bijstand, maar dat deze vergoeding niet is doorbetaald aan RVM-Bewindvoering. Het zit RVM-Bewindvoering het meeste dwars dat zij heeft getracht verzoekster en haar partner te helpen ondanks het zeer krappe budget, om vervolgens (doods)bedreigingen aan haar adres te ontvangen.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft RVM-Bewindvoering geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van
RVM-Bewindvoering bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of RVM-Bewindvoering in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Het verweer van RVM-Bewindvoering laat onverlet dat de rechtbank haar op grond van artikel 287a Fw kan bevelen om met het voorstel in te stemmen na een weging van de belangen van RVM-Bewindvoering enerzijds en de overige schuldeisers en verzoekster anderzijds. Dit artikel kent immers geen bijzondere positie toe aan bepaalde schuldeisers.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van RVM-Bewindvoering een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 2,45%. De andere schuldeisers zijn met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt eveneens vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de gemeente Goeree-Overflakkee. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster ontvangt een Wajong-uitkering en is op 25 januari 2008
80 tot 100% arbeidsongeschikt verklaard. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage, hetgeen betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. De rechtbank is van oordeel dat dit voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht.
Door schuldhulpverlening is ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van RVM-Bewindvoering die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om RVM-Bewindvoering te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
RVM-Bewindvoering zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt RVM-Bewindvoering om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt RVM-Bewindvoering in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.