In deze zaak heeft verzoekster op 29 december 2021 een verzoek ingediend om RVM-Bewindvoering te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Verzoekster, die een Wajong-uitkering ontvangt en 100% arbeidsongeschikt is verklaard, heeft een schuld van € 27.369,69 bij zestien schuldeisers. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 12,6% aan de preferente schuldeisers en 6,3% aan de concurrente schuldeisers. RVM-Bewindvoering, die een vordering van € 671,45 heeft, heeft geweigerd in te stemmen met de regeling, ondanks dat vijftien andere schuldeisers akkoord zijn gegaan.
Tijdens de zitting op 11 februari 2022 is RVM-Bewindvoering niet verschenen. De rechtbank heeft de belangen van RVM-Bewindvoering afgewogen tegen die van verzoekster en de andere schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoekster kan bieden, en dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers zwaarder wegen dan die van RVM-Bewindvoering. De rechtbank heeft daarom besloten om RVM-Bewindvoering te bevelen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure aan RVM-Bewindvoering opgelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Dit betekent dat verzoekster kan doorgaan met het betalen van haar schulden en dat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. Tideman op 18 februari 2022.