ECLI:NL:RBROT:2022:1847

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
FT EA 22/43 en FT EA 22/44
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door verzoeker, die 80-100% arbeidsongeschikt is. Verzoeker heeft op 12 januari 2022 een verzoek ingediend om DSW Zorgverzekeraar te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling, omdat DSW weigerde mee te werken. Verzoeker heeft zeven concurrente schuldeisers met een totale vordering van € 48.315,06. Hij heeft een schuldregeling aangeboden van 4,02% tegen finale kwijting, gebaseerd op zijn WIA-uitkering. DSW, die een vordering van € 9.619,45 heeft, heeft niet ingestemd met de regeling en heeft aanvullende voorwaarden gesteld voor een betalingsvoorstel.

Tijdens de zitting op 11 februari 2022 is DSW niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De rechtbank heeft de belangen van DSW afgewogen tegen die van verzoeker en de overige schuldeisers. De rechtbank oordeelt dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare is voor verzoeker, die sinds 2019 volledig arbeidsongeschikt is en geen nieuw inkomen kan verwerven. De rechtbank concludeert dat de belangen van verzoeker en de schuldeisers die met de regeling instemden zwaarder wegen dan die van DSW.

De rechtbank heeft DSW bevolen in te stemmen met de schuldregeling en veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Het vonnis vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers en het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 21 februari 2022
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 12 januari 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet (hierna: Fw) ingediend om DSW Zorgverzekeraar, in behandeling bij GGN (hierna: DSW), die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
GGN heeft namens DSW voorafgaand aan de zitting, bij brief van 1 februari 2022, de rechtbank nader bericht.
Ter zitting van 11 februari 2022 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw mr. S. Canimoglu, werkzaam bij SC Advocatuur (hierna: schuldhulpverlening);
  • de heer A. Cevikcan, hij treedt op als tolk van verzoeker (hierna: tolk).
De weigerde schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift zeven concurrente schuldeisers met in totaal acht vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van
€ 48.315,06 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 7 juni 2021 respectievelijk 10 december 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,02 % tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn WIA-uitkering. Sedert 2019 is verzoeker volledig arbeidsongeschikt verklaard.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door familieleden ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan.
DSW stemt als enige niet met de aangeboden schuldregeling in. Zij heeft een vordering van € 9.619,45 op verzoeker, welke 19,91 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en bij brief van 1 februari 2022 heeft DSW te kennen gegeven niet akkoord te gaan met een saneringskrediet, doch enkel en alléén met een betalingsvoorstel WSNP volgens de voorwaarden van het NVVK. DSW is van mening dat gedurende 36 maanden een bedrag dient te worden gereserveerd. Tevens stelt DSW als aanvullende voorwaarde dat de lopende betalingsverplichtingen gedurende deze
36 maanden correct door verzoeker dienen te worden nagekomen, anders trekt DSW alsnog haar WSNP-akkoord in.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft DSW geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van DSW bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of DSW in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Het verweer van DSW laat onverlet dat de rechtbank haar op grond van artikel 287a Fw kan bevelen om met het voorstel in te stemmen na een weging van de belangen van DSW enerzijds en de overige schuldeisers en verzoeker anderzijds. Dit artikel kent immers geen bijzondere positie toe aan bepaalde schuldeisers.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van DSW een aandeel vormt in de totale schuldenlast van 19,91 %. De overige schuldeisers zijn met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten SC Advocatuur. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker niet beschikt over betaald werk. Verzoeker ontvangt al sinds 2019 een WIA-uitkering en is thans nog steeds volledig arbeidsongeschikt. Voldoende aannemelijk is geworden dat hij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen. Het voorstel is dan ook te beschouwen als het maximaal haalbare.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van DSW, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om DSW te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
DSW zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt DSW om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt DSW in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Tideman, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.