ECLI:NL:RBROT:2022:1839

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
9583386 CV EXPL 21-41035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en bijzondere omstandigheden in huurrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonplus Schiedam (hierna: Woonplus) en een gedaagde huurster. Woonplus vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 2.084,07. De huurster erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat deze was ontstaan door persoonlijke omstandigheden, waaronder problemen gerelateerd aan de toeslagenaffaire en hoge kosten voor haar auto, die essentieel was voor haar werk als zzp’er. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 februari 2022 werd de huurachterstand vastgesteld op € 1.644,44, en de kantonrechter oordeelde dat de huurster in gebreke was gebleven met de betaling van de huur. Echter, gezien de bijzondere omstandigheden waaronder de huurachterstand was ontstaan, besloot de kantonrechter om de beslissing over de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning aan te houden. De huurster werd aangemoedigd om in overleg te treden met Woonplus om een betalingsregeling te treffen. De zaak werd verwezen naar een rolzitting om te beoordelen of de huurachterstand inmiddels was voldaan of dat er een betalingsregeling was getroffen. De kantonrechter hield verdere beslissingen aan en veroordeelde de huurster tot betaling van € 1.648,37 aan achterstallige huur en vervallen rente, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9583386 CV EXPL 21-41035
uitspraak: 25 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende in Rotterdam,
in de zaak van
Stichting Woonplus Schiedam,
gevestigd in Schiedam,
eiseres,
gemachtigde: mr. M. Heeren (AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonplus’ en ‘[gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 6 december 2021, met producties;
  • de aantekeningen van 14 december 2021 van het mondelinge antwoord van [gedaagde];
  • het tussenvonnis van 3 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de aanvullende productie aan de zijde van Woonplus.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via Skype voor bedrijven. Daarbij is namens Woonplus mr. M. Heeren verschenen als gemachtigde. [gedaagde] is in persoon verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de zitting is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader (vervroegd) bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Tussen Woonplus als verhuurster en [gedaagde] als huurster bestaat een huurovereenkomst voor de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
2.2
Uit hoofde van de huurovereenkomst is [gedaagde] gehouden aan Woonplus maandelijks bij vooruitbetaling huur te betalen. De huur bedraagt op dit moment € 440,37 per maand.
2.3
Op 3 januari 2022 heeft [gedaagde] een betaling gedaan ter hoogte van € 440,37 en op 20 januari 2022 ter hoogte van € 880,00.
3. De vordering
3.1
Woonplus vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst tussen partijen te ontbinden, [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming binnen twee weken na betekening van dit vonnis en tot betaling van € 2.163,00 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand december 2021, aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente, alsmede tot betaling van € 440,37 voor iedere maand gedurende welke [gedaagde] de woning na 1 januari 2022 in bezit zal houden, te vermeerderen met de wettelijke rente over €2.084,07 vanaf 6 december 2021 tot en met de dag van volledige betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Woonplus - zakelijk weergegeven voor zover nu van belang - het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1
[gedaagde] is, ondanks herhaalde aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige betaling van de verschuldigde huur. Zij heeft tot en met de maand december 2021 een huurachterstand van € 2.084,07 laten ontstaan, hetgeen ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling tot ontruiming van de woning rechtvaardigt.
3.2.2
Door de wanbetaling van [gedaagde] zag Woonplus zich genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven en buitengerechtelijke kosten te maken. Deze kosten van € 75,00 komen voor rekening van [gedaagde].
3.2.3
Verder maakt Woonplus aanspraak op de wettelijke rente, waaronder een bedrag van € 3,93 aan verschenen rente berekend tot 6 december 2021.

4..Het verweer

4.1
[gedaagde] erkent dat sprake is van een huurachterstand. Ze was echter in de veronderstelling dat dit maximaal twee maanden was. De huurachterstand is ontstaan door privéproblemen (o.a. de toeslagenaffaire). Verder heeft [gedaagde] afgelopen periode veel problemen gehad met haar auto met hoge kosten tot gevolg. Voor haar werk als zzp’er is zij afhankelijk van haar auto en zo had zij op dagen dat de auto kapot was ook geen inkomsten omdat ze niet naar haar werk kon reizen. [gedaagde] heeft geen uitkering aangevraagd, omdat ze dacht het zelf financieel te kunnen regelen.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Bij e-mail van 31 januari 2022 heeft Woonplus een recente specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Woonplus daaraan toegevoegd dat de huur voor de maand februari 2022 onbetaald is gebleven zodat de actuele huurachterstand op dit moment € 1.644,44 bedraagt.
5.2
Nu [gedaagde] het bestaan en de hoogte van de door Woonplus tijdens de mondelinge behandeling gestelde huurachterstand van € 1.644,44 niet heeft betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.
5.3
Woonplus maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Woonplus heeft aan [gedaagde] twee aanmaningen gestuurd; op 10 augustus 2021 en 10 september 2021. In de aanmaning van 10 augustus 2021 is een hoger bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten genoemd dan op grond van het Besluit is toegestaan. De aanmaning van 10 augustus 2021 voldoet dan ook niet aan de gestelde eisen. Ook de aanmaning van 10 september 2021 voldoet niet aan de gestelde eisen nu daarin is aangegeven dat het bedrag aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten reeds bij [gedaagde] in rekening wordt gebracht. Nu er geen aanmaning in het geding is gebracht die voldoet aan de in de wet en het besluit gestelde eisen wordt de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
5.4
De gevorderde vervallen rente van € 3,93 berekend tot 6 december 2021wordt als onweersproken en op de wet gegrond toegewezen. De gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding wordt toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.
5.5
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Uit overweging 5.2 volgt dat [gedaagde] tekortgeschoten is in de nakoming van haar betalingsverplichtingen jegens Woonplus. Gelet op de hoogte van deze huurachterstand is geen sprake van een tekortkoming van geringe betekenis. Wel heeft [gedaagde] gemotiveerd dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor deze huurachterstand is ontstaan. [gedaagde] heeft desgevraagd toegelicht dat zij onder andere door de toeslagenaffaire in een vicieuze cirkel is beland. Op dit moment heeft zij een BKR registratie waardoor zij geen contract voor een (goede en goedkopere) leaseauto kan afsluiten terwijl een goed werkende auto wel noodzakelijk is voor haar inkomsten. Via de gemeente heeft [gedaagde] op dit moment de beschikking gekregen over een (gebrekkige) auto. Hierdoor is zij veel kosten kwijt aan reparaties en op het moment dat zij met pech langs de weg staat heeft zij geen inkomsten uit werk, terwijl zij graag wil werken om zo qua financiën niet afhankelijk te zijn van uitkeringen. [gedaagde] heeft echter ook aangegeven dat zij een afspraak heeft staan met haar maatschappelijk werker om te kijken hoe deze situatie kan worden opgelost, zodat zij thans hulp heeft bij haar financiële zaken. Dit in samenhang met haar bereidwillige houding, zoals ook blijkt uit de recente betalingen die zij heeft gedaan, om de opgelopen achterstand zo spoedig mogelijk in te lopen is het naar het oordeel van de kantonrechter op dit moment niet wenselijk om na zo’n lange periode in deze woning gewoond te hebben met haar kind op straat te komen te staan. Om die reden wordt de beslissing ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning aangehouden, in ieder geval tot de hierna te noemen roldatum. Aan de hand van de dan geldende omstandigheden zal worden beoordeeld of aanleiding bestaat voor toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming.
5.6
[gedaagde] wordt in overweging gegeven om, zoals ook tijdens de mondelinge behandeling te sprake is geweest, met (de gemachtigde van) Woonplus in overleg te treden om te proberen een betalingsregeling voor de komende periode te treffen, zodat de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning mogelijk achterwege kan blijven.
5.7
De kantonrechter verwijst de zaak naar de hierna te noemen rolzitting opdat partijen zich kunnen uitlaten over de vraag of de achterstallige huur inmiddels is voldaan of dat er een betalingsregeling is getroffen, die mogelijk opgenomen kan worden in het te wijzen eindvonnis.
5.8
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Woonplus tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen € 1.648,37 aan achterstallige huur berekend tot en met januari 2022 en vervallen rente, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het saldo dat vanaf de vervaldata van de betreffende huurtermijnen aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens na elke debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag van volledige betaling;
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 2 augustus 2022teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich
schriftelijkbij akte uit te laten over de vraag of de huurachterstand is voldaan of dat terzake een betalingsregeling is getroffen, die mogelijk opgenomen kan worden in het te wijzen eindvonnis. Deze akte dient
uiterlijk de dag ervoor om 12:00 uurbij de griffie ontvangen te zijn;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door I.K Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485