ECLI:NL:RBROT:2022:1824

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
21/2542
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van medische rapporten en bezwaarprocedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een stratenmaker, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van zijn arbeidsongeschiktheid. Eiser had zich op 18 oktober 2018 ziekgemeld vanwege pijnklachten en ontving een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het Uwv had in een eerder besluit de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 41,99%, maar na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 45,71%. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn medische situatie onvoldoende was onderkend, met name de klachten die hij ondervond van zijn orthopeed, longarts en manuele therapeut.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten over de arbeidsongeschiktheid van eiser op basis van rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank benadrukte dat deze rapporten zorgvuldig tot stand moesten komen en geen tegenstrijdigheden mochten bevatten. Eiser had de verantwoordelijkheid om aan te tonen dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldeden. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig waren opgesteld en dat de verzekeringsartsen de klachten van eiser adequaat hadden beoordeeld.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het Uwv de WIA-uitkering van eiser per 15 oktober 2020 terecht had vastgesteld op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45,71%. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg in zijn bezwaar tegen de beslissing van het Uwv. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiser in beroep geen gelijk had gekregen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/2542

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], uit [woonplaats eiser], eiser
(gemachtigde: mr. A. Aksu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. W. Smith).

Procesverloop

Met het besluit van 28 september 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 41,99 %.
Bij besluit van 30 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is gewijzigd naar 45,71%, echter is de restcapaciteit onveranderd gebleven op € 1.041,65.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiser werkte als stratenmaker. Hij heeft zich op 18 oktober 2018 wegens pijnklachten van de lage rug en linkerschouder ziekgemeld voor dit werk. Hij ontving in dit verband een uitkering op grond van de Ziektewet.
Vervolgens heeft het Uwv eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
De verzekeringsarts van het Uwv heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 15 oktober 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser gelet op wat hij met de middelste van deze functies kan verdienen, afgezet tegen het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde, 41,99 % arbeidsongeschikt is.
Eiser heeft bezwaar ingediend. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de eerder vastgestelde beperkingen bekrachtigd en deels aangevuld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft aan de hand van de nieuwe FML de mogelijke functies opnieuw vastgesteld. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen waarin is vastgesteld dat arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd naar 45,71% en restverdiencapaciteit ongewijzigd is gebleven.

Wat eiser vindt

Eiser is het niet met het Uwv eens. Hij stelt dat het Uwv zijn medische situatie onderschat heeft en dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen. Eiser stelt dat zijn klachten waarvoor hij onder behandeling staat van een orthopeed, longarts en een manuele therapeut onderbelicht zijn gebleven. Tevens is er volgens hem geen rekening gehouden met zijn verminderde nachtrust wegens de klachten, waardoor hij energetisch is beperkt. Eiser vindt dat hij niet in staat is enige vorm van arbeid te verrichten.
Verder stelt eiser dat hij wegens zijn beperkingen de functies die het Uwv geschikt vindt, niet kan verrichten en dit dient te leiden tot een hoger percentage van arbeidsongeschiktheid, die van duurzame aard is. Volgens eiser is bij het bepalen van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage in het geheel geen rekening gehouden met zijn medische beperkingen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiser voor 45,71% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op
15 oktober 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij heeft beschreven dat eiser beperkingen ondervindt op het gebied van dynamische handelingen, statische houdingen en fysieke omgevingseisen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op de hoorzitting. Hij heeft in zijn rapport van 20 april 2021 geconcludeerd dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest en dat de beperkingen die uit dat onderzoek naar voren zijn gekomen voldoende zijn onderkend bij het opstellen van de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is inhoudelijk ingegaan op de bezwaargronden en heeft gemotiveerd welke beperkingen - mede op grond van de ingediende stukken - dienen te worden aangenomen.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De verzekeringsarts heeft van zijn bevindingen op 16 september 2020 een rapport opgesteld. De verzekeringsarts overweegt hierin dat op basis van de bevindingen van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek en de beschikbare gegevens, het plausibel is dat eiser beperkt is in schouder belastende werkzaamheden. Daarnaast stelt de verzekeringsarts vast dat eiser beperkt is in het lopen, staan, trappenlopen en buigen. De klachten aan het Non-Hodgkin’s syndroom worden door de verzekeringsarts niet meegewogen, nu eiser niet meer onder controle staat bij de hematoloog.
In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor onder andere het dragen van beschermende middelen, frequent buigen tijdens het werk, tillen tijdens werk, klimmen, en staan tijdens het werk.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 20 april 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiser grotendeels in stand kan blijven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hierbij overwogen dat de verzekeringsarts in de FML correct rekening heeft gehouden met de schouderklachten en de bekende longklachten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de ingediende stukken van de longarts omtrent niet eosinofiele astma extra beperkingen opgenomen in het FML met betrekking tot stof, rook, gassen en dampen. Ten aanzien van de longklachten in relatie tot de Non-Hodgkin’s syndroom merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de longfunctie van eiser acceptabel is en dat eiser daarmee in het verleden in het relatief zware werk van stratenmaker heeft kunnen functioneren. Hij is uitgevallen vanwege nek- en schouderklachten, niet vanwege de longen. Later is een aspecifieke reversibele overgevoeligheid van de luchtwegen voor prikkels vastgesteld, maar die is adequaat behandeld met medicatie. Mogelijk is het persisteren van roken ook debet aan het blijven ervaren van longklachten door eiser, maar al met al is er geen sprake van ernstige longfunctie afwijkingen, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Eiser meent dat het Uwv ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor de klachten die zijn ontstaan door het Non-Hodgkin’s syndroom. Daarnaast zou het Uwv geen rekening hebben gehouden met de klachten waarvoor eiser onder behandeling staat van een orthopeed, longarts en een manuele therapeut.
De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom hij niet meer beperkingen heeft aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met medische stukken. Hoe iemand zich voelt zonder medische onderbouwing is niet genoeg om bij de rechtbank gelijk te krijgen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de longklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de nog door eiser ingediende stukken extra beperkingen aangenomen ten opzichte van de longklachten.
De arbeidskundige beoordeling
Eiser stelt dat hij gelet op zijn beperkingen de geduide functies niet kan verrichten. Volgens eiser heeft het Uwv op geen enkele wijze rekening gehouden met zijn medische beperkingen. Ter onderbouwing hiervan verwijst eiser naar punt 3.3 van de arbeidsdeskundige rapportage, waar staat:
‘’Ik heb globaal besproken welke beperkingen in het functioneren door de verzekeringsdarts zijn vastgesteld. Daarbij vertelde ik klant dat er medische beperkingen zijn vastgesteld, maar dat de mate van loonverlies bepalend is voor het vaststellen van het arbeidsongeschiktheidspercentage.’’
De rechtbank constateert dat bij het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage wel degelijk rekening is gehouden met de medische beperkingen van eiser. De verzekeringsartsen hebben de vastgestelde beperkingen in de FML vastgelegd en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft functies gezocht die gelet op die beperkingen passend zijn voor eiser. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de hand van het laatst verdiende loon en de restverdiencapaciteit het arbeidsongeschiktheids-percentage vastgesteld.
Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 15 oktober 2020 met de middelste van deze functies 54,29% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als stratenmaker, zodat eiser voor de overige 45,71% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiser per 15 oktober terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,71%.
Het beroep van eiser ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Deve, griffier op 10 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.