ECLI:NL:RBROT:2022:1816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
ROT 21/5193
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid van het onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres, die als verkoopster werkte, had zich op 17 mei 2018 ziekgemeld vanwege psychische klachten tijdens haar zwangerschap. Het Uwv weigerde haar een WIA-uitkering, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het onderzoek onzorgvuldig was, omdat er onvoldoende medische informatie was opgevraagd bij haar behandelende artsen.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had besloten dat eiseres op 3 september 2020 voor 0% arbeidsongeschikt was. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om aannemelijk te maken dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsartsen de relevante informatie adequaat hadden beoordeeld. Eiseres had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de conclusie van het Uwv zou kunnen weerleggen.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen recht had op de WIA-uitkering. De proceskosten van eiseres werden niet vergoed, omdat zij in het ongelijk was gesteld. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt op 9 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/5193

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Aksü),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Procesverloop

Met het besluit van 7 december 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv geweigerd aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid is.
Bij besluit van 25 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure vooraf ging

Eiseres werkte als verkoopster. Zij heeft zich op 17 mei 2018 wegens psychische klachten tijdens de zwangerschap ziekgemeld voor dit werk.
Vervolgens heeft het Uwv de aanvraag om een uitkering op grond van de Wet WIA beoordeeld.
Een arts van het Uwv heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 3 september 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Een verzekeringsarts heeft het verslag getoetst en akkoord bevonden. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziek meldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarmee 0%. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het Uwv geen WIA-uitkering krijgen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen grotendeels juist vastgesteld en zij heeft alleen een kleine aanpassing gedaan voor reizen met het openbaar vervoer. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft deze aanpassing verwerkt. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is gelijk gebleven. Hierop heeft het Uwv het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

Eiseres is het niet met het Uwv eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Eiseres is van mening dat het Uwv onvoldoende medische informatie heeft opgevraagd bij de behandelende artsen. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het Uwv heeft aangenomen.

Waarover het gaat in deze zaak

De vraag is of het Uwv terecht stelt dat eiseres voor 0% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 3 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De rechtbank vindt dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiseres op 3 september 2020 voor 0% arbeidsongeschikt is (en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering). De rechtbank zal dat uitleggen.
Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Zij heeft eiseres op het spreekuur gesproken. Zij heeft beschreven dat er bij de beoordeling rekening is gehouden met:
  • de informatie die eiseres haar verteld heeft (anamnese);
  • het medisch rapport van de Eerstejaars Ziektewet beoordeling (EZWb) van 10 februari 2020;
  • het medisch onderzoeksverslag van het deskundigenoordeel van 31 maart 2020;
  • de medische informatie uit het dossier van de bedrijfsarts;
  • de bevindingen van de arts tijdens het spreekuur.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 23 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiseres gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij in grote lijnen geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de primaire arts. Er heeft slechts een aanpassing plaatsgevonden op het reizen met het openbaar vervoer, omdat er tijdens de EZWb een beperking is aangenomen voor het reizen met het openbaar vervoer, en er geen reden is om deze beperking te laten vervallen.
Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat dit geen nieuwe informatie betreft.
Eiseres is van mening dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat er geen aanvullende informatie is opgevraagd bij de behandelend sector. Zonder deze aanvullende informatie zou de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kunnen oordelen over de aangevoerde energetische beperking en zou zij niet de conclusie kunnen trekken dat er geen verandering heeft opgetreden in de fysieke situatie van eiseres.
De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat hiertoe geen noodzaak was. Zij zal dat hierna uitleggen
.
In beginsel behoort het tot de expertise van de verzekeringsarts om te besluiten welke onderzoeksmethoden gekozen worden, hoe de onderzoeksresultaten beoordeeld worden en tot welke beperkingen dit leidt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geschreven dat het niet nodig is om meer informatie op te vragen, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is, en omdat de medische situatie de afgelopen 1,5 jaar redelijk gelijk gebleven is. De rechtbank is van oordeel dat deze motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende is. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt immers dat zowel gemachtigde als eiseres tijdens de hoorzitting hebben verteld dat de medische situatie redelijk onveranderd is gebleven. De enige aanvulling op de klachten van eiseres die tijdens de hoorzitting genoemd zijn, zijn de energetische beperkingen.
De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling, ook ten aanzien van de energetische klachten. Daarover heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gezegd dat deze klachten geen aanleiding geven tot het stellen van meer beperkingen. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
De arts heeft aangenomen dat eiseres beperkt wordt door psychische klachten (PTSS en depressie). Eiseres is hiervoor onder behandeling (geweest). De EMDR-behandeling zal weer opgestart worden zodra de medicijnen tegen de depressie ingeregeld zijn. De verzekeringsarts meent, anders dan eerder is gesteld tijdens het deskundigenonderzoek, dat er meer dan marginale mogelijkheden zijn tot het verrichten van arbeid door eiseres, gezien het feit dat zij in staat is om voor haar kinderen te zorgen en af en toe bezoek ontvangt van vriendinnen. Een urenbeperking acht de verzekeringsarts niet aan de orde omdat dit deconditionering in de hand zou werken. In de FML heeft de verzekeringsarts zodoende beperkingen opgenomen voor een voorspelbare werksituatie, structuur en regelmaat, weinig tijdsdruk en beperkt klant- en patiëntcontact.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 23 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres grotendeels in stand kan blijven.
Eiseres meent dat zij met haar beperkingen geen benutbare mogelijkheden heeft. Zij heeft dat niet onderbouwd met medische stukken. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De overlegde stukken betreffen namelijk geen nieuwe informatie. Verder heeft zij in bezwaar reeds toegelicht dat eiseres volgens de voorwaarden uit het Schattingsbesluit nog voldoende benutbare mogelijke mogelijkheden heeft om arbeid te verrichten. De rechtbank ziet geen aanleiding haar niet te volgen.
De arbeidskundige beoordeling
Eiseres heeft aangevoerd dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat zij daarbij in een sociale omgeving moet werken en omdat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. De arbeidskundigen hebben aangegeven waarom deze functies, gelet op de vastgestelde medische beperkingen, geschikt zijn voor eiseres. De rechtbank kan deze motivering volgen.
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd ook geen reden om haar geschiktheid voor de geduide functies in twijfel te trekken.
De arbeidsdeskundigen hebben berekend dat eiseres op 3 september 2020 met de middelste van de geduide functies 100% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verkoopster, zodat eiseres 0% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

Het Uwv heeft de WIA‑uitkering van eiseres per 3 september 2020 terecht geweigerd, omdat eiseres per die datum 0% arbeidsongeschikt is.
Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van J.B.C. Hoeksel, griffier, op 9 maart 2022.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 9 maart 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.