ECLI:NL:RBROT:2022:1718

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
9305684 CV EXPL 21-2826
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een ADL-woning na opzegging zorgovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Trivire en Stichting De Rotonde voor Inkomen en Vermogensbeheer Rotterdam, met betrekking tot een gemengde overeenkomst van huur en zorg voor een ADL-woning. Eiseres Trivire vorderde ontruiming van de woning van [naam 1], die als gevolg van een spier/zenuw-aandoening rolstoelafhankelijk is en hulp nodig heeft bij de ADL. Trivire stelde dat de zorgovereenkomst met Stichting Fokus Exploitatie was opgezegd, waardoor de huurovereenkomst van rechtswege was geëindigd. De gedaagde, De Rotonde, betwistte deze vordering en voerde aan dat de opzegging niet rechtsgeldig was.

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een gemengde overeenkomst, die zowel elementen van huur als van zorg bevatte. De rechter concludeerde dat de zorgovereenkomst centraal stond in deze overeenkomsten en dat de regels omtrent de opzegging van de zorgovereenkomst dienden te prevaleren. Aangezien de zorgovereenkomst door Fokus was opgezegd, werd ook de huurovereenkomst als beëindigd beschouwd. De rechtbank wees de vordering van Trivire toe en bepaalde dat De Rotonde binnen twee maanden na het vonnis het gehuurde diende te ontruimen.

Daarnaast werd De Rotonde veroordeeld in de proceskosten, en de kantonrechter wees de gevorderde machtiging voor zelfuitvoering van de ontruiming af. De uitspraak benadrukte de noodzaak van zorg voor [naam 1] en de complicaties bij het vinden van een nieuwe woning, maar stelde ook dat de ontruiming moest plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9305684 CV EXPL 21-2826
uitspraak: 13 januari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de stichting
Stichting Trivire,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 22 juni 2021,
gemachtigde: mr. M.W. Kox te Amsterdam,
en
(na voeging ex artikel 217 Rv)
de stichting
Stichting Fokus Exploitatie,
gevestigd te Groningen,
gemachtigde: mr. J.H. Mastenbroek,
tegen
de stichting
Stichting De Rotonde voor Inkomen en Vermogensbeheer Rotterdam,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [naam 1],
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Suttorp.
Partijen worden hierna mede aangeduid als Trivire, Fokus en De Rotonde.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 14 oktober 2021 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte uitlating en overlegging producties van de zijde van Fokus;
  • de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 december 2021.

2..Omschrijving van het geschil

2.1
De inhoud van het tussenvonnis van 14 oktober 2021 wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd.

3..De verdere beoordeling

3.1
Trivire vordert primair ontruiming van de woning van [naam 1]. Ter onderbouwing van die vordering stelt zij dat sprake is van een gemengde overeenkomst, die zowel elementen bevat van zorg c.q. dienstverlening als van huur. Omdat de zorgovereenkomst door Fokus is opgezegd, is de huurovereenkomst van rechtswege geëindigd, aldus Trivire. [naam 1] verblijft daarom zonder recht op titel in de woning. De Rotonde betwist een en ander gemotiveerd.
3.2
Allereerst zal moeten worden beoordeeld of in deze zaak sprake is van een gemengde overeenkomst, zoals Trivire stelt. Van een gemengde overeenkomst is sprake wanneer een overeenkomst voldoet aan de omschrijving van twee door de wet geregelde bijzondere soorten overeenkomsten [1] . Om te kunnen beoordelen of hiervan sprake is, moet worden bezien wat partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor ogen hadden en wat de inhoud en strekking van de overeenkomst is [2] .
3.3
Vast staat dat [naam 1] als gevolg van een spier/zenuw-aandoening rolstoelafhankelijk is en hulp nodig heeft bij de ADL (zie bijvoorbeeld productie 1 aan de zijde van De Rotonde). Zij is op 24 februari 2000 een schriftelijke huurovereenkomst met Progrez (de rechtsvoorgangster van Trivire) aangegaan. De woning die [naam 1] sindsdien huurt maakt deel uit van een cluster van 22 woningen. Alle 22 woningen zijn bestemd voor mensen die vanwege een ernstige lichamelijke handicap behoefte hebben aan hulp in de ADL. In het cluster van woningen bevindt zich ook een zogenoemde ADL-eenheid, die door Fokus wordt gerund. Bij de huurovereenkomst hoort een aanhangsel. Dit ziet op het specifieke karakter van dit ADL-clusterproject. Uit dit aanhangsel blijkt onder meer dat bedoeld is de huurovereenkomst te koppelen aan het leveren van ADL-assistentie door Fokus. Onweersproken is gesteld dat [naam 1] daartoe ook een mondelinge zorgovereenkomst heeft gesloten met Fokus. Voorts blijkt uit dit aanhangsel dat sprake is van een samenwerkingsovereenkomst tussen Fokus en Trivire. Bovendien hebben Fokus en Trivire toegelicht dat zij voor de ADL-woningen overheidssubsidies ontvangen, waaraan bepaalde voorwaarden zijn verbonden.
3.4
Uit de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden blijkt dat weliswaar sprake is van twee overeenkomsten, maar deze moeten – anders dan De Rotonde meent – als één samenhangend geheel worden beschouwd. Dat geheel voldoet aan de omschrijving van twee soorten overeenkomsten, namelijk huur en opdracht (de zorgovereenkomst). Daarmee is sprake is van een gemengde overeenkomst die, gelet op hetgeen hiervoor is omschreven, niet gesplitst kan worden.
3.5
Wanneer sprake is van een gemengde overeenkomst die niet gesplitst kan worden, zoals hier dus het geval, moet worden bezien of sprake is van bepalingen, geldend voor de onderscheiden soorten overeenkomsten, die niet met elkaar te verenigen zijn. Wanneer daarvan sprake is, moet vervolgens worden beoordeeld welke bepalingen in dat geval prevaleren, zo blijkt uit het hiervoor onder 5.2 aangehaalde arrest van de Hoge Raad.
3.6
In dit geval is sprake van onverenigbaarheid. Immers, de regels omtrent de opzegging van een huurovereenkomst (betreffende woonruimte) en een zorgovereenkomst (opdracht) zijn niet verenigbaar. Dat betekent dat moet worden bepaald of sprake is van een overheersend element dat om die reden moet prevaleren.
3.7
Uit de hiervoor reeds omschreven feiten en omstandigheden vloeit voort dat het element van zorg in deze overeenkomsten centraal staat en overheerst. Het gaat immers om ondersteuning bij de ADL aan mensen met een (ernstige) handicap. Hierop zijn niet alleen de woningen aangepast, maar er wordt ook zorg verleend door Fokus en Fokus heeft zelfs een eigen unit binnen het cluster van woningen. Voorts is van belang dat Fokus en Trivire voor de financiering van dit ADL-project afhankelijk zijn van subsidies die gebaseerd zijn op de Wet landurige zorg (zie bijvoorbeeld productie 6 van de zijde van Fokus). Dit brengt met zich mee dat de regels omtrent opzegging van de zorgovereenkomst dienen te prevaleren.
3.8
De zorgovereenkomst is reeds opgezegd door Fokus. Deze opzegging impliceert dat ook het huurgedeelte van de overeenkomst is opgezegd, omdat de overeenkomsten als één geheel worden beschouwd.
Voor zover De Rotonde als verweer heeft aangevoerd dat deze opzegging niet rechtsgeldig is, wordt dat verweer gepasseerd. In dit kader wordt verwezen naar het kort geding vonnis van 27 september 2021 (zaaknummer C/10/622848 / KG ZA / 21-649). Hetgeen in dat vonnis door de voorzieningenrechter ten aanzien van de opzegging onder 4.4 is overwogen wordt onderschreven en daarom in deze bodemzaak overgenomen. Daar komt nog bij dat [naam 2] van Fokus tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat Fokus te maken heeft met lange wachtlijsten van mensen die voldoen aan de indicatieverplichting voor een ADL-woning.
3.9
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat [naam 1] thans zonder recht of titel in de woning verblijft. De primaire vordering van Trivire is daarom toewijsbaar. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Trivire erkend dat het vinden van een andere, passende woning voor [naam 1] niet eenvoudig zal zijn. Om die reden wordt de termijn voor ontruiming bepaald op twee maanden na de datum van dit vonnis. Daarbij wordt (ten overvloede) opgemerkt dat Trivire tijdens de mondelinge behandeling ook te kennen heeft gegeven dat zij dit vonnis niet zal executeren, zo lang [naam 1] haar medewerking verleent aan het zoeken naar een andere, passende woning.
3.1
De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren wordt afgewezen, nu de deurwaarder op grond van artikel 556 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de feitelijke ontruiming uitvoert.
3.11
Voor zover Trivire heeft gevorderd dat De Rotonde nu reeds in de kosten van de ontruiming wordt veroordeeld (het onder b. gevorderde), wordt ook die vordering afgewezen. Gelet op hetgeen onder 5.9 is overwogen is het onwaarschijnlijk dat kosten ten behoeve van een ontruiming gemaakt moeten worden. Daar komt bij dat deze kosten thans niet te begroten zijn. Indien nodig zal ten behoeve van dit deel van de vordering een afzonderlijke executoriale titel moet worden gehaald.
3.12
De Rotonde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. Daarbij worden nakosten op de hierna te vermelden manier toegewezen. Voorts worden de proceskosten van het incident gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt De Rotonde om binnen twee maanden na de datum van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [naam 1] bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Trivire te stellen;
veroordeelt De Rotonde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Trivire vastgesteld op € 235,59 aan verschotten en € 374,- aan salaris voor de gemachtigde,
en indien De Rotonde niet binnen twee maanden vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan begroot op € 93,50 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
veroordeelt De Rotonde in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Rotonde vastgesteld op € 280,50 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783

Voetnoten

1.artikel 6:215 BW
2.Hoge Raad 10 maart 2017, ELCI:NL:HR:2017:405