ECLI:NL:RBROT:2022:1709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
10/961607-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van deelname aan de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten is beschuldigd van het medeplegen van deelname aan de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn. De vereniging Martijn was bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden verklaard en ontbonden. De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten publicaties geplaatst op verschillende websites en heeft uitingen gedaan via een mailinglijst en sociale media, die in strijd zijn met de verboden activiteiten van de vereniging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks het verbod, actief heeft bijgedragen aan de voortzetting van de werkzaamheden van de vereniging Martijn door het onderhouden van websites en het delen van informatie die de schadelijkheid van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen bagatelliseert. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij zij heeft overwogen dat de verdachte geen respect heeft getoond voor de rechterlijke beslissing en dat zijn handelen maatschappelijke verontwaardiging heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft ook de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd, en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/961607-19
Datum uitspraak: 8 maart 2022
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,gemachtigd raadsman mr. S.F.J. Smeets, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2022 en 8 maart 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officieren van justitie, mrs. Z. Trokic en M.E. de Meijer, hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar.

4..Inleiding

Op 15 november 1982 is de vereniging Martijn opgericht. Volgens de in 1984 gewijzigde statuten was het doel: “het bespreekbaar maken van en het streven naar acceptatie van oudere-jongere relaties.” De verdachte was sinds eind jaren ’90 lid van de vereniging Martijn en hij heeft vanaf 2010 in het bestuur gezeten. In 2004 is de medeverdachte
[naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1]) lid geworden.
Bij verzoekschrift van 15 december 2011 heeft het Openbaar Ministerie verzocht de vereniging Martijn verboden te verklaren en te ontbinden. In haar beschikking van 27 juni 2012 heeft de rechtbank Assen dit verzoek toegewezen. Deze uitspraak is vervolgens in hoger beroep vernietigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bij beslissing van 2 april 2013. Daarin is het verzoek van het Openbaar Ministerie alsnog afgewezen. Tegen deze beslissing is cassatie ingesteld. Die procedure heeft geleid tot de beschikking van de Hoge Raad van 18 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:948). Bij die beschikking is de beslissing van het hof vernietigd en die van de rechtbank bekrachtigd. Dit betekent dat de vereniging Martijn in hoogste instantie is verboden verklaard en ontbonden.
Op 15 juni 2019 is namens de Stichting Strijd tegen Misbruik aangifte gedaan tegen de verdachte, [naam medeverdachte 1] en een toen nog onbekende persoon achter het Twitteraccount Kinderbevrijdingsfront (dit bleek de medeverdachte [naam medeverdachte 2] te zijn) vanwege de schending van het bepaalde in artikel 140 lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr).
Volgens de aangifte is er sprake van een voortzetting van (een deel van) de activiteiten van de verboden en ontbonden vereniging Martijn gezien content die op de in de aangifte vermelde en gelinkte websites, zowel zelfstandig als in hun onderlinge samenhang bezien. De aangifte is aanleiding geweest voor een strafrechtelijk onderzoek. Dat onderzoek heeft geleid tot de in deze procedure voorliggende vervolging van de verdachte en beide medeverdachten. Hen wordt verweten dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het voortzetten van de werkzaamheid van de vereniging Martijn die op 18 april 2014 door de Hoge Raad is verboden verklaard en ontbonden.

5..Geldigheid dagvaarding

Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, omdat – kort gezegd – niet duidelijk is waartegen de verdachte zich precies moet verdedigen.
Beoordeling
In artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn de eisen opgenomen waaraan een dagvaarding moet voldoen, namelijk vermelding van feit, tijd, plaats en de wettelijke voorschriften waarbij het feit strafbaar is gesteld. Verder is vereist dat de dagvaarding de omstandigheden vermeldt waaronder het feit zou zijn begaan. Hieraan ligt ten grondslag dat de beschrijving van het ten laste gelegde feit voldoende specifiek moet zijn. De dagvaarding dient de verdachte te informeren over dat waarvoor hij terecht moet staan, zodat hij weet waartegen hij zich moet verdedigen. Ook voor de rechter is de dagvaarding leidend. Het strafrechtelijk verwijt dat de verdachte ten laste wordt gelegd moet derhalve voldoende worden verfeitelijkt, zodat alle procesdeelnemers weten waar zij tijdens het proces de aandacht op moeten richten.
In de dagvaarding staan specifiek aangeduide websites opgesomd en worden een mailinglijst genaamd “pro pedosexuality” en een specifiek twitteraccount ([accountnaam]) genoemd. Daarbij wordt steeds aangegeven hoe de verdachte daarbij betrokken zou zijn geweest. Verder wordt weergegeven welke uitlatingen op die websites, in de mailinglijst en op het twitteraccount zouden zijn gedaan. Ook staat in de dagvaarding dat daarmee sprake zou zijn van de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn. De dagvaarding is daarmee, gelezen in samenhang met het dossier, voldoende duidelijk en begrijpelijk; er blijkt uit wat de verdachte wordt verweten en waartegen hij zich dient te verweren. Hiermee is dan ook voldaan aan de eisen van artikel 261 Sv. Het beroep op nietigheid van de dagvaarding wordt dus verworpen.

6..Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit dat het Openbaar Ministerie in de vervolging niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daartoe is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie heeft verklaard dat geen aanleiding bestond om een verbod te verzoeken van de politieke partij “Partij voor de Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit” (hierna: PNVD). De verdachte mocht er daarom op vertrouwen dat hij, met het bespreken van de standpunten van de PNVD, zich niet schuldig zou maken aan het voortzetten van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn. Daarnaast heeft de officier van justitie, volgens de verdachte, tijdens de verbodsprocedure van de vereniging Martijn gezegd dat het hem als privé persoon wel zou zijn toegestaan om de standpunten van de vereniging Martijn uit te dragen. De verdachte heeft daarop mogen vertrouwen, zodat de onderhavige vervolging in strijd is met het vertrouwensbeginsel. Ook is met de vervolging het gelijkheidsbeginsel geschonden, omdat andere personen, die soortgelijke opvattingen als de verdachte ventileren, niet worden vervolgd.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat de onderhavige vervolging niet ziet op activiteiten van de PNVD of op het doen van uitlatingen in het kader van die partij. Een eventuele mededeling van het Openbaar Ministerie omtrent het achterwege laten van een verzoek tot een verbod van die politieke partij is dan ook geen uitlating waaraan de verdachte enig vertrouwen kon ontlenen. Niet aannemelijk is geworden dat de officier van justitie bij de behandeling van het verzoekschrift tot verbodenverklaring van de vereniging Martijn heeft gezegd dat het de verdachte vrij zou staan om als privé persoon de opvattingen van de vereniging Martijn uit te dragen. Uit de processen-verbaal van de zittingen in het kader van het verbod van de vereniging Martijn is in die zin niets opgenomen. Bovendien heeft de officier van justitie in een door haar op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van 8 september 2021 weersproken dat zij iets dergelijks heeft gezegd. Niet valt dan ook in te zien dat en waarom sprake zou zijn van schending van het vertrouwensbeginsel.
Ten aanzien van de gestelde schending van het gelijkheidsbeginsel wordt erop gewezen dat daarvan pas sprake is bij afwijking van een bestendig patroon van beslissen in een groot aantal vergelijkbare gevallen. Van vergelijkbare gevallen, zoals betoogd, is echter geen sprake. Het enkele feit dat [naam 1], een persoon die ook in het dossier wordt genoemd, niet wordt vervolgd, is daarvoor onvoldoende. Ook van een schending van het gelijkheidsbeginsel is dus geen sprake.
Een en ander betekent dat het betoog van de raadsman niet wordt gevolgd. Het Openbaar Ministerie is dus ontvankelijk.

7..Waardering van het bewijs

Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens hem is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, zoals bedoeld in artikel 359a Sv, dat moet leiden tot bewijsuitsluiting. De in het voorbereidend onderzoek ingezette dwangmiddelen, zoals de huiszoeking, zijn onrechtmatig. Deze bevoegdheden kunnen alleen worden ingezet in geval van een verdenking van een misdrijf als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv en daarvan is hier geen sprake. De verdenking van de verdachte heeft zich immers beperkt tot overtreding van artikel 140 lid 2 Sr. Omdat de resultaten van de ingezette dwangmiddelen van het bewijs moeten worden uitgesloten, kan het tenlastegelegde feit niet worden bewezen.
Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een aannemelijk alternatief scenario geen weerlegging vindt in de bewijsmiddelen. Daartoe is aangevoerd dat de PNVD - die als doelstelling had het legaliseren van seksuele contacten vanaf twaalf jaar - nooit is verboden en zelfs in 2020 is heropgericht. Een actieve poging tot een verbod van deze partij is door de rechter op 17 juli 2006 verworpen. De gewraakte activiteiten van de verdachte vormen geen voortzetting van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn, maar zijn een uiting van zijn persoonlijke opvattingen dan wel het voortzetten van de politieke missie van de PNVD.
Beoordeling
De kernvraag in deze strafzaak is of de verdachte, al dan niet samen met een of meer anderen, zich heeft schuldig gemaakt aan het voortzetten van de werkzaamheid van de vereniging Martijn. Ter beantwoording van die vraag zal de rechtbank eerst vaststellen of de in het voorbereidende onderzoek ingezette dwangmiddelen onrechtmatig zijn en of de resultaten daarvan van het bewijs moeten worden uitgesloten. Vervolgens zal het toetsingskader worden weergegeven aan de hand waarvan wordt beoordeeld of de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn wordt voortgezet. Daarna zullen de onderzoeksresultaten van het strafrechtelijk onderzoek, voor zover relevant voor de te beantwoorden kernvraag, worden beoordeeld. Daarbij zal achtereenvolgens worden ingegaan op de websites [website 1], [website 2], [website 3] en de mailinglist Pro Pedosexuality. Vervolgens zal, aan de hand van die onderzoeksresultaten en met inachtneming van het toetsingskader, worden beoordeeld of al dan niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van de vereniging Martijn.
Inzet dwangmiddelen
Vaststaat dat ten tijde van het voorbereidend onderzoek het in artikel 140 lid 2 Sr strafbaar gestelde voortzetten van de werkzaamheid van een verboden organisatie geen feit was als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv (een zogenaamd “voorlopige hechtenis-feit”). Anders dan de verdediging heeft bepleit, leidt dat echter niet tot de conclusie dat de ingezette dwangmiddelen onrechtmatig zijn. Uit het proces-verbaal “aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming” (pv-nummer: [procesverbaalnummer]) van 14 januari 2020 volgt immers dat op dat moment tevens de verdenking bestond dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan (de medeplichtigheid aan) opruiing als bedoeld in artikel 131 Sr. Op dit feit staat een maximum gevangenisstraf van vijf jaren en dit betreft aldus wel een voorlopige hechtenis-feit. De rechter-commissaris heeft dan ook in zijn beschikking van 16 januari 2020 in redelijkheid het bevel kunnen afgeven tot doorzoeking van de woning van de verdachte ter inbeslagneming en ter vastlegging van gegevens. Van enig onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv is geen sprake. De resultaten van de ingezette dwangmiddelen kunnen dan ook voor het bewijs worden gebruikt.
Het toetsingskader
In zijn uitspraak van 18 april 2014 waarbij de vereniging Martijn verboden is verklaard heeft de Hoge Raad het volgende overwogen.
Volgens de Hoge Raad was er een hechte groep personen die de overtuiging koestert dat kinderen in beginsel gebaat zouden zijn bij seksuele intimiteit met volwassenen. De vereniging Martijn voedde door de keuze voor het materiaal dat zij op haar website plaatste deze overtuiging voortdurend. Op die manier gaf de vereniging Martijn steun aan de overtuiging van haar leden dat seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen puur en goed zijn. De vereniging Martijn bagatelliseerde de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen en verheerlijkte dat. Dit alles bij elkaar vormt volgens de Hoge Raad een werkzaamheid van de vereniging Martijn die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van het in Nederland als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind beschermd dient te worden. Omdat de werkzaamheid van de vereniging Martijn erop gericht is bij haar leden en anderen die de website van de vereniging Martijn bezoeken eventuele drempels weg te nemen om seksueel contact met kinderen te hebben en dit contact te bevorderen heeft de Hoge Raad een verbod van de vereniging Martijn noodzakelijk geacht in het belang van de bescherming van de gezondheid en van de rechten en vrijheden van kinderen.
Voor de voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie is niet vereist dat die organisatie in al haar facetten wordt voortgezet. Van een voortzetting van een verboden werkzaamheid is al sprake wanneer één of meer personen gedragingen plegen die soortgelijk zijn aan de gedragingen die geleid hebben tot de verbodenverklaring of gedragingen die dergelijke gedragingen ondersteunen. Dat het daarbij moet gaan om met elkaar samenhangende handelingen of gedragingen volgt uit de parlementaire behandeling van wetsvoorstel 17 476, waarbij door de minister met betrekking tot het eerste lid van artikel 140 Sr is opgemerkt dat “
een enkele losse, niet symptomatische handeling te weinig is om als werkzaamheid te gelden. (…) Een onderscheid tussen hoofd- en nevenwerkzaamheid zou ik in dit verband niet willen maken en lijkt hier zelfs zonder belang.” [1]
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie, die niet verboden is op grond van strafbare gedragingen, is de werkzaamheid die aanleiding was voor de verbodenverklaring leidend. Bij de parlementaire behandeling heeft de minister van justitie daarover nog opgemerkt dat: ”
Voor het antwoord op de vraag of artikel 140 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is op nieuwe werkzaamheid van oud-leden van een verboden verklaarde vereniging, acht ik doorslaggevend of de nieuwe groepering al dan niet duidelijk afstand neemt van de verboden werkzaamheid.” [2]
De relevante handelingen en gedragingen dienen dan ook in het kader van die werkzaamheid beoordeeld te worden.
In dit geval is er sprake van een voortzetting van de werkzaamheid van de vereniging Martijn als het geheel van handelingen en gedragingen van de verdachte er toe leidt dat eventuele drempels voor het hebben van seksueel contact met kinderen worden weggenomen dan wel dat dergelijk contact wordt bevorderd, bij personen die kennisnemen van de werkzaamheid. Een bijdrage aan het geheel van handelingen en gedragingen die verder gaat dan een enkele losse, niet symptomatische handeling zal deelneming aan die voortzetting kunnen opleveren.
De rechtbank dient dan ook vast te stellen of de verdachte de hem verweten gedragingen heeft verricht en zo ja, of deze gedragingen zijn aan te merken als deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn.
Vaststelling gedragingen
[website 1]
De in de aangifte vermelde website [website 1] is door de politie onderzocht. Het domein marthijn.nl staat volgens de domeinregistratie op naam van de verdachte. Op
19 november 2019 is door de politie vastgesteld dat contact kon worden opgenomen met de huidige administratieve en technische contactpersoon middels het e-mailadres [e-mailadres], welk e-mailadres in gebruik is bij de verdachte. Volgens een nieuwsbericht van 5 september 2017 op de website is de website op dat moment gelanceerd.
Uit de analyse van de website van 9 januari 2020 blijkt het volgende.
Bovenaan de website staat de naam “[naam verdachte]” met daarbij een afbeelding van de verdachte.
Onderaan de beginpagina staat “©2019 | ALL RIGHTS RESERVED | DESIGN BY [naam medeverdachte 1]'. Door te klikken op de naam “[naam medeverdachte 1]” word je doorgeleid naar de website [website 4], de website van [naam medeverdachte 1]. Uit onderzoek naar de veiliggestelde
e-mails van de verdachte blijkt dat de verdachte in september 2017 met [naam medeverdachte 1] een gesprek heeft gevoerd waaruit blijkt dat [naam medeverdachte 1] de technische realisatie van de website heeft verzorgd en de verdachte de inhoudelijke teksten.
Tussen 30 mei 2017 en 9 januari 2020 zijn op de website publicaties geplaatst met een originele publicatiedatum van na de verbodenverklaring. De politie heeft de inhoud van 112 publicaties geanalyseerd.
De verdachte heeft in de publicatie “Freedom of speech under fire in The Netherlands” het volgende heeft geschreven:
“Pim Fortuyn wanted to give children the right to have sex with adults as long as it was without force. This statement is almost illegal, while science proves him (and me) right.”
En in de publicatie “The reason why child pornography and pedosexuality is illegal” schrijft de verdachte:
“Studies about the harmfulness of sexual relations between minors and adults are usually ignored by
the mass media. Which is strange, because 'pedosexuality' is one of the most popular items these
days in the news. The reason they ignore these studies is because many of such relations are
harmless and if you only look at non-violent sexual acts between adults and children, then the harm
almost disappears. Only secondarily harm can be found. Harm due to the very negative reactions of
society. (…) Children are sexual beings. (…) I said it before and I say it again: child pornography would never be illegal to watch, if all children in it were hurt. It is only illegal to watch, because we want to deny the fact that children are sexual beings and that they can enjoy sex with others, no matter what ages. (…) because almost every adult is sexually attracted to minors (and many also to prepubescent children) (…) We must stop the repression of child sexuality. Encourage them - not forcing them - to be sexual is so much better to do.”
[website 2]
Uit het dossier blijkt dat op de website [website 1] onder het kopje ‘my websites’ een link staat naar [website 2]. De domeinnaam stond op 10 augustus 2019 op naam van de verdachte. De pagina is gecreëerd op 25 januari 2013 en voor het laatst bewerkt op 28 augustus 2019.
In een e-mail van de verdachte van 23 maart 2017 schrijft hij dat hij deze website is begonnen nadat [website 5] een tijd offline was. In een e-mail van 8 juli 2017 schrijft de verdachte dat hij de hele inhoud van de website van de vereniging Martijn ([website 5]) heeft overgenomen en in Wiki-vorm heeft geplaatst op [website 2]. De website bevat publicaties waaronder artikelen uit het maandblad “[naam blad]” en het magazine OK die werden uitgegeven door de vereniging Martijn.
Uit onderzoek naar de publicaties op de website blijkt dat, na het verbod van de vereniging Martijn door de Hoge Raad, verschillende artikelen zijn geplaatst met betrekking tot pedofilie/pedoseksualiteit. De verdachte heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd. In, bijvoorbeeld, een interview van 27 maart 2019 van de verdachte vertelt een persoon genaamd [naam 2] over seks die hij heeft gehad met zijn dochter van haar zesde jaar tot zijn arrestatie toen zij 10 jaar was. Hij benoemt daarin dat zij orgasmes kreeg. Ook zegt hij dat zij geen last had van wat er was gebeurd, maar dat oordelen en druk van buitenaf wel effect op haar hadden gehad.
"Yes, I was sort of sexual with my daughter from when She was 6 until my arrest when She was 10.
I never forced myself on Her in a sexual way.... Later, when She was about 9 or so, I began
pleasuring Her by performing oral sex on Her. She never touched me nor even saw me
inappropriately dressed except when we took sensual showers together. And, in spite of what most
other people would say, little girls can have orgasms."
Voorts zijn op de website de bestuursnotulen en de verslagen van de Algemene Ledenvergaderingen van de vereniging Martijn te vinden. Op de website staat ook een door de [naam medeverdachte 1] uitgewerkte transcriptie van een podcast van een interview met de verdachte op 26 november 2019, waarin de verdachte aangeeft dat [website 2] een informatieve archiefwebsite betreft en waarop hij veel informatie over het onderwerp pedofilie in de ruimste zin van het woord verzamelt.
Uit politieonderzoek blijkt dat grofweg de helft van de pdf-bestanden, afbeeldingen en HTML-pagina’s die op [website 5] (de website van de vereniging Martijn) hebben gestaan, ook zijn te vinden op [website 2].
[website 3]
Verdachte stuurde op 8 juni 2018 een e-mailbericht aan [naam medeverdachte 1] waarin hij aangaf
dat er een website nodig is die video’s host omdat video’s van [naam 3] en [naam 4] van YouTube geweerd zouden worden. Vervolgens heeft [naam medeverdachte 1] op 17 juni 2018 de website [website 3] geregistreerd. Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel en de akte van oprichting heeft [naam medeverdachte 1] de stichting [naam stichting] op
12 september 2018 opgericht en is hij daarvan de enige bestuurder. Eén van de activiteiten van deze stichting is het beheren en in stand houden van het online video platform [naam stichting]. Op de website staat dat [website 3] een onpartijdig videoplatform is met de focus op vrijheid van meningsuiting. Het biedt de ruimte om controversiële meningen en ideeën te publiceren. Ook staat op de site dat het bestuur van de stichting het niet eens is met alle ideeën en gedachten die in de aangeboden video’s worden verkondigd.
Op de website kan een account worden aangemaakt waarna video’s geplaatst kunnen worden.
Op 26 november 2019 is onderzoek verricht naar de video’s die online staan. In totaal gaat het om 522 video’s waarvan 247 video’s direct zijn te relateren aan pedofilie of pedoseksualiteit. Zo staan er filmpjes op met als boodschap dat kinderen dwingen tot seks slecht is, maar dat liefdevolle relaties tussen volwassenen en kinderen (met seksualiteit) zeker mogelijk en goed zijn, dat kinderen prima in staat zijn om zelf te beslissen of zij al dan niet instemmen met een (seksuele) relatie met een ander kind of volwassene, dat kinderen geen schade oplopen van seksuele contacten met wederzijdse instemming, dat kinderen die seksuele contacten hebben gehad wel schade oplopen van de heftige maatschappelijke reacties daarop en dat kinderen, door hen te verbieden seksuele contacten te hebben, worden beperkt in hun grondrechten.
[naam medeverdachte 1] zegt in een Engelstalige video:
“Er is wereldwijd veel haat jegens pedofielen. Dit komt doordat mensen denken dat pedoseksuele
contacten schadelijk zijn voor kinderen en dat de volwassen partner zijn macht over het kind
misbruikt. Hier worden zelden argumenten voor gegeven, maar ze worden als feit aangenomen en
gebruikt om de conclusie te trekken dat iedereen zijn pedofiele gevoelens moet onderdrukken. Ik
gebruik [naam video] als nog een middel om de wereld ervan te overtuigen dat de argumenten die
ze gebruiken niet waar zijn, en dat juist het tegenovergestelde waar is. Namelijk dat iedereen zijn
pedofiele gevoelens zou moeten accepteren omdat pedoseksuele contacten juist gezond zijn voor
kinderen. Als de contacten niet plaats kunnen vinden misbruikt een volwassene zijn macht over
kinderen door het kind zijn seksuele vrijheid te onthouden. Er is genoeg bewijs voor deze
standpunten maar mensen willen dat niet accepteren omdat ze dan ook hun eigen pedofiele
gevoelens moeten accepteren, hoe klein ook.”
Uit het dossier blijkt dat de verdachte financieel heeft bijgedragen aan dit videoplatform. Uit e-mailcorrespondentie blijkt verder dat de verdachte moderator is geweest. De functie moderator hield in dat de verdachte [naam medeverdachte 1] kon wijzen op een video (“reporten”), zodat [naam medeverdachte 1] deze video vervolgens al dan niet zou kunnen verwijderen.
Mailinglist Pro Pedosexuality
Op 5 juni 2019 is een mailinglijst gelanceerd voor mensen die vinden dat seks tussen volwassenen en kinderen legaal zou moeten zijn. In de uitlatingen door deelnemers aan de mailinglist wordt beargumenteerd waarom seksuele contacten tussen kinderen en volwassen goed kunnen zijn. Ook wordt een link gedeeld naar een Pedohandboek.
[naam medeverdachte 1] is de initiatiefnemer en beheerder van de mailinglist. Op 27 november 2019 heeft hij de leden van de mailinglist laten weten dat de mailinglist met ingang van 5 december 2019 wordt omgezet naar een openbaar microblog met als content materiaal dat is gericht op seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen. De verdachte heeft op 5 juni 2019 op zijn website [website 1] een artikel gepubliceerd over de lancering van de mailinglist. Ook heeft de verdachte per e-mail van 5 juni 2019 aan meerdere personen uitnodigingen gestuurd voor deelname aan de mailinglist.
Uit de op de computer van de verdachte veiliggestelde e-mailberichten blijkt dat hij berichten heeft verstuurd naar de leden van de mailinglist waarvan de inhoud gericht is op pedoseksualiteit. Zo heeft de verdachte op 18 oktober 2019 via de mailinglist een link gedeeld naar een blog op de website “[website 6]”, met de titel “Why Many Pre-Teen Boys are Having Sex”, met de opmerking dat dit mogelijk een interessant artikel is.
Deelneming aan de voortzetting van de werkzaamheid van de vereniging Martijn?
Uit de geanalyseerde publicaties op de website [website 1] blijkt dat daarin de schadelijkheid van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen wordt gebagatelliseerd of ontkend en dat kinderen worden neergezet als seksuele wezens.
Vastgesteld wordt dat de verdachte deze website niet alleen heeft geregistreerd, maar aan de inhoud daarvan ook een wezenlijke bijdrage heeft geleverd door het plaatsen van publicaties.
Daarnaast heeft de verdachte de website [website 2] geregistreerd, gevuld en onderhouden. Door hierop de gehele website en de notulen van de vereniging Martijn over te nemen heeft de verdachte een platform gecreëerd waarop seksueel contact tussen volwassenen en kinderen wordt verheerlijkt dat soortgelijk is aan het platform dat de vereniging Martijn bood. Daarnaast heeft de verdachte nieuwe publicaties op de website geplaatst waarin de schadelijkheid van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen wordt ontkend of gebagatelliseerd.
Verder heeft de verdachte betrokkenheid gehad bij de website [website 3]
,onder meer door daaraan een financiële bijdrage te leveren. Met deze website is een online podium gecreëerd voor het plaatsen van video’s die uitlatingen bevatten zoals het ontkennen en bagatelliseren van de schadelijkheid van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen en het wegnemen van drempels en het steunen of voeden van de overtuiging dat seksueel contact tussen kinderen en volwassenen iets goeds is.
De mailinglist Pro Pedosexuality kan mede gelet op de beoogde doelgroep niet anders bedoeld zijn dan voor het delen van informatie rondom het onderwerp pedoseksualiteit met als uitgangspunt het wegnemen van drempels en het steunen of voeden van de overtuiging dat seksueel contact tussen kinderen en volwassenen iets goeds is. Ook hierbij is de verdachte betrokken geweest door daarnaar te verwijzen op zijn website [website 1] en door uitnodigingen te versturen voor deelname aan de mailinglist.
Het geheel van de websites en de mailinglist vormt een voortzetting van de werkzaamheid van de vereniging Martijn. Er is sprake van handelingen en gedragingen die ertoe kunnen leiden dat eventuele drempels voor het hebben van seksueel contact met kinderen worden weggenomen dan wel dat dergelijk contact wordt bevorderd bij personen die daarvan kennisnemen. Zijn bijdrage aan het geheel van handelingen en gedragingen gaat verder dan een enkele losse, niet symptomatische handeling, maar is zodanig dat hij in meer dan geringe mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn en dus aan de voortzetting daarvan.
Alternatief scenario
Anders dan waarvan de raadsman lijkt uit te gaan, is in de onderhavige strafzaak niet van belang wat (verdachte namens) de PNVD aan standpunten naar voren heeft gebracht en of deze overeenkomen met de standpunten van de vereniging Martijn. De uitlatingen die mogelijk namens de PNVD zijn gedaan spelen dan ook geen rol bij de beoordeling van het feit dat verdachte wordt verweten. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat de hiervoor besproken handelingen en gedragingen van de verdachte hebben plaatsgevonden in het kader van (de werkzaamheden van) de PNVD.
De rechtbank is alles overziend van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met [naam medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan het deelnemen van het voortzetten van de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op meer tijdstippen in de periode van 18 april 2014 tot en met
18 februari 2021te Hengelo,
tezamen en in vereniging met een ander,
heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, te weten de vereniging Martijn,
terwijl hij en zijn mededader wisten dat met die gedragingen de werkzaamheid van de vereniging Martijn, die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, werd voortgezet, welke
voortzettingsgedragingen van de werkzaamheid bestonden uit het (als groep van personen):
1. plaatsen van publicaties op diverse websites, en
2. het doen van uitingen via de mailinglist, en
3. het doen van uitingen via sociale media,
immers hebben hij en/of zijn mededader
-de website [website 1] (technisch) onderhouden en artikelen gepubliceerd op deze website, en
-de website [website 2] onderhouden en artikelen gepubliceerd op deze website, en
-de website [website 3] geregistreerd engefinancierd en (technisch) onderhouden en film- en/of audio-fragmenten gepubliceerd op deze website en nietvan deze website verwijderd, en
-de mailinglist pro pedosexuality gepromoot en opgezet en de ledenlijst hiervan bijgehouden en berichten verstuurd naar leden van deze mailinglist, en
-berichten geplaatst op het twitteraccount [accountnaam]
terwijl op bovengenoemde websites en mailinglist uitlatingen werden gedaan, dan wel dat uitlatingen niet werden ontkracht en ontkend, welke uitlatingen zagen op:
a. het ontkennen en bagatelliseren van de schadelijkheid van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen, en
b. de verheerlijking van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen, en
c. het neerzetten van kinderen als lustobject/seksueel wezen, en
d. het wegnemen van drempels en het steunen of voeden van de overtuiging dat seksueel contact tussen kinderen en volwassenen iets goeds is.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

8..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het deelnemen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard en deswege is ontbonden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

9..Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte een geslaagd beroep op rechtsdwaling toekomt omtrent de strekking van de verbodsbepaling als vermeld in artikel 140 lid 2 Sr en dat dit dient te leiden tot de conclusie dat alle schuld afwezig is.
Beoordeling
Voor het slagen van een beroep op afwezigheid van alle schuld wegens dwaling ten aanzien van de wederrechtelijkheid van het bewezen verklaarde feit, is vereist dat aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging. De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de vereniging Martijn ten tijde van de verbodenverklaring daarvan en dat hij betrokken was bij de gerechtelijke procedures hieromtrent. De verdachte was en is dus goed op de hoogte van de reden van het verbod van de vereniging Martijn
.Desondanks is hij doorgegaan met het plaatsen van publicaties op websites en het doen van uitingen via een mailinglist en Twitter terwijl die publicaties en uitingen tezamen vallen onder de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid en wordt het beroep op een verontschuldigbare rechtsdwaling verworpen. Ook overigens zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

10.. Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachte de werkzaamheid van de verboden vereniging Martijn voortgezet door het plaatsen van publicaties op diverse websites en het doen van uitingen via een mailinglist en Twitter. Hij heeft hiermee een rechterlijke beslissing aan zijn laars gelapt en geen respect getoond voor het rechterlijk gezag.
Uit de justitiële documentatie van 15 december 2021 van de verdachte blijkt dat hij niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Door het Openbaar Ministerie is gelet op de toepasselijke versie van artikel 140 lid 2 Sr de maximaal mogelijke straf geëist. Daarbij is niet alleen gewicht toegekend aan het feit dat de verdachte een rechterlijke uitspraak niet heeft gerespecteerd maar ook dat hij met zijn handelen maatschappelijke verontwaardiging heeft veroorzaakt. “Maatschappelijke verontwaardiging omdat deze zaak onze kinderen aangaat en vanwege de volwassenen die in hun jeugd slachtoffer zijn geworden en daar nog iedere dag de gevolgen van ondervinden”, aldus het Openbaar Ministerie.
Bij het bepalen van het soort en de hoogte van de op te leggen straf wordt uiteraard gekeken naar de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit. Gelet daarop ziet de rechtbank uitsluitend ruimte voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Over de duur daarvan wordt in het nadeel van de verdachte overwogen dat moeilijk een meer concrete en verdergaande voortzetting van de werkzaamheid van een verboden organisatie voorstelbaar is dan de door hem gepleegde en bewezenverklaarde voortzetting van de vereniging Martijn. Deze vaststelling zou het opleggen van een maximale straf kunnen rechtvaardigen.
Voor die rechtvaardiging moeten echter ook de aard en ernst van de voortzettingsgedragingen worden gewogen. De rechtbank kan en wil het schokkende, verwerpelijke en sociaal onwenselijke karakter van het door de verdachte geopenbaarde en gepropageerde gedachtegoed niet bagatelliseren. Wel merkt zij op dat dat gedachtegoed niet gelijk kan worden gesteld met kindermisbruik of het aanzetten daartoe. Dat hiervan sprake was of zou zijn geweest, is in de procedure die heeft geleid tot de verbodenverklaring van de vereniging Martijn ook niet naar voren gekomen. De verdachte is ook nooit veroordeeld voor zedenfeiten (of enig ander feit). Hoewel de maatschappelijke verontwaardiging waaraan het Openbaar Ministerie refereert, zonder meer een factor van betekenis is waaraan gewicht moet worden toegekend, wordt dat gewicht door de rechtbank, gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen, anders gewaardeerd. Dat maakt dat zij al met al onvoldoende aanleiding ziet om te komen tot een oplegging van de maximaal mogelijke straf.
Alles overziend, wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden geacht.

11.. In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben ten aanzien van de in beslag genomen goederen het volgende gevorderd.
omschrijving
Opmerking
gevorderde eindbeslissing
1.
dvd Viaggio nella pedofilia
(CA032.01.01.015)
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
2.
koinos magazines volle doos (CA032.01.02.001)
Magazines met daarin o.a. foto’s van naakte kinderen op vermoedelijk naturistencampings.
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
3.
LG Cooler master M disk
(CA032.01.03.004)
Bevat kinderporno
onttrekking aan het verkeer
4.
Samsung SSD - 500GB
(CA032.01.03.004.001)
Bevat kinderporno
onttrekking aan het verkeer
5.
10 cassettebandjes
(CA032.01.04.001)
onttrekking aan het verkeer
6.
dirty darlings boekjes
(CA032.01.05.004)
Boekjes met (seks)verhalen over pedofilie
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
7.
informatieboekjes/tijdschriften
(CA032.01.05.005)
Boekjes met (seks)verhalen over pedofilie
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
8.
the lover tijdschriftjes
(CA032.01.05.006)
Tijdschriften waarmee het strafbare feit is gepleegd
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
9.
digital videorecorder
(CA032.03.01.001)
onttrekking aan het verkeer
10.
intel core packard bell
(CA032.06.02.005)
onttrekking aan het verkeer
11.
Western Digital harde schijf
(CA032.06.02.005.001)
onttrekking aan het verkeer
12.
videorecorder bascom
(CA032.06.02.006)
onttrekking aan het verkeer
13.
blauwe kleine dildo
(CA032.06.02.007)
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
14.
schoolschriftjes en schoolfoto’s
(CA032.06.02.008)
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
15.
handboeien met elastiekjes en pluche
(CA032.06.02.009)
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
16.
onesie blauw kindermaat
(CA032.06.03.001)
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
17.
onderbroek jongens mt 122 grijs
(CA032.03.02.001)
onttrekking aan het verkeer, subsidiair verbeurd verklaring
Ter toelichting hebben de officieren van justitie ten aanzien van de goederen vermeld onder 1, 2, 6, 7, 8, 13, 14, 15, 16 en 17 opgemerkt dat deze goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen betreffen waarmee het strafbare feit is gepleegd, dan wel dat de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, omdat deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Subsidiair dienen deze goederen verbeurd te worden verklaard.
Standpunt verdediging
Door de raadsman is geen standpunt ingenomen met betrekking tot de in beslag genomen goederen.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen vermeld onder 3, 4, 6 en 8 zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Het bewezen feit is met betrekking tot het onder 8 vermelde voorwerp begaan.
De onder 3, 4 en 6 vermelde voorwerpen behoren toe aan de verdachte, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane feit waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen vermeld onder 1, 2, 5, 7, en 9 tot en met 17 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, omdat daarvan niet is komen vast te staan dat bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Evenmin ziet de rechtbank grond om deze voorwerpen verbeurd te verklaren.

12.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36d, 47 en 140 van het Wetboek van Strafrecht.

13.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14..Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
3.
LG Cooler master M disk
(CA032.01.03.004)
4.
Samsung SSD - 500GB
(CA032.01.03.004.001)
6.
dirty darlings boekjes
(CA032.01.05.004)
8.
the lover tijdschriftjes
(CA032.01.05.006)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
1.
dvd Viaggio nella pedofilia
(CA032.01.01.015)
2.
koinos magazines volle doos
(CA032.01.02.001)
5.
10 cassettebandjes
(CA032.01.04.001)
7.
informatieboekjes/tijdschriften
(CA032.01.05.005)
9.
digital videorecorder
(CA032.03.01.001)
10.
intel core packard bell
(CA032.06.02.005)
11.
Western Digital harde schijf
(CA032.06.02.005.001)
12.
videorecorder bascom
(CA032.06.02.006)
13.
blauwe kleine dildo
(CA032.06.02.007)
14.
schoolschriftjes en schoolfoto’s
(CA032.06.02.008)
15.
handboeien met elastiekjes en pluche
(CA032.06.02.009)
16.
onesie blauw kindermaat
(CA032.06.03.001)
17.
onderbroek jongens mt 122 grijs
(CA032.03.02.001)
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. D.C.J. Peeck en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2014 tot en met
1 maart 2021 te Hengelo en/of Arnhem en/of Lelystad en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan de voortzetting van de werkzaamheid van een organisatie die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, te weten de vereniging Martijn, althans opzettelijk voortzettingsgedragingen heeft verricht,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat met die gedragingen de werkzaamheid van de vereniging Martijn, die bij onherroepelijke rechterlijke beslissing verboden is verklaard, werd voortgezet, welke
voortzetting(sgedragingen) van de werkzaamheid bestond(en) uit het (als groep van personen):
1. plaatsen van publicatie(s) op een/diverse website(s), en/of
2. het doen van uitingen via de mailinglist/e-mail, en/of
3. het doen van uitingen via (sociale) media,
immers heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s)
-de website [website 1] geregistreerd en/of (technisch) onderhouden en/of artikelen gepubliceerd op deze website, en/of
-de website [website 2] geregistreerd en/of (technisch) onderhouden en/of notulen ten behoeve van plaatsing op de website bewerkt en/of geanonimiseerd en/of artikelen gepubliceerd op deze website, en/of
-de website [website 3] geregistreerd en/of gefinancierd en/of (technisch) onderhouden en/of film- en/of audio-fragmenten gepubliceerd op deze website en/of niet van deze website verwijderd, en/of
-de mailinglist pro pedosexuality gepromoot en/of opgezet en/of de ledenlijst hiervan bijgehouden en/of berichten verstuurd naar leden van deze mailinglist, en/of
-berichten geplaatst op het twitteraccount [accountnaam]
terwijl op bovengenoemde website(s) en/of mailinglist en/of twitteraccount uitlating(en) werd/werden gedaan, dan wel dat uitlatingen niet werden ontkracht en/of ontkend, welke uitlating(en) zag(en) op:
a. het ontkennen en/of bagatelliseren van de schadelijkheid van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen, en/of
b. de verheerlijking van seksueel contact tussen kinderen en volwassenen, en/of
c. het neerzetten van kinderen als lustobject/seksueel wezen, en/of
d. het wegnemen van drempels en het steunen of voeden van de overtuiging dat seksueel contact tussen kinderen en volwassenen iets goeds is, en/of
e. het creëren van een subcultuur/gemeenschap waarbinnen seksueel contact tussen kinderen en volwassenen normaal/acceptabel/heilzaam wordt gevonden, en/of
f. het voor zichzelf en/of voor andere nastreven van het kunnen hebben van seksueel contact met kinderen.

Voetnoten

1.17476, nr. 12 - Nota naar aanleiding van het verslag Tweede Kamer
2.17476, nr. 57b - Memorie van Antwoord Eerste Kamer