ECLI:NL:RBROT:2022:1707

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
10/754519-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensensmokkel na gebrek aan bewijs van wetenschap en opzet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mensensmokkel. De verdachte werd op 5 juni 2020 aangehouden tijdens een uitreiscontrole in Hoek van Holland, waar in zijn bestelbus twee vreemdelingen werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat er geen direct bewijs was dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze vreemdelingen in de laadruimte van zijn bus. De omstandigheden waaronder de vreemdelingen in de laadruimte werden aangetroffen, waren onvoldoende om te concluderen dat de verdachte betrokken was bij hun vervoer. De verklaring van de verdachte werd niet als ongeloofwaardig terzijde geschoven, en de rechtbank concludeerde dat de wetenschap en het opzet van de verdachte niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd verklaard en een gevangenisstraf van 10 maanden zou krijgen. De rechtbank oordeelde echter dat de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte overeenkwamen en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank besloot ook dat het in beslag genomen voertuig, een Ford Transit, moest worden teruggegeven aan de rechthebbende. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van mensensmokkel waar de betrokkenheid van de verdachte niet kan worden aangetoond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754519-20
Datum uitspraak: 1 februari 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
wonende te [adres verdachte],
gemachtigd raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Lucas heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Inleiding
Op 5 juni 2020 vond een uitreiscontrole plaats in Hoek van Holland, waarbij de verdachte en de door hem bestuurde bestelbus werden gecontroleerd voorafgaand aan de overtocht naar Groot-Brittanië. In deze bestelbus trof de Koninklijke Marechaussee twee personen aan van respectievelijk Irakese en Egyptische afkomst (hierna: de vreemdelingen). Een van de personen bevond zich in de laadruimte, omringd door autobanden, en de ander lag in een verborgen ruimte boven de bestuurderscabine. Via een luik in de laadruimte kon hij daaruit klimmen. De verdachte is vervolgens aangehouden op verdenking van mensensmokkel.
De verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap had van de vreemdelingen in zijn bus en niet betrokken was bij de mensensmokkel. Hij verkoopt gebruikte autobanden in Groot-Brittanië. Een kennis van hem, [naam 1], had hem in Nederland in contact gebracht met iemand die wist waar tegen een kleine vergoeding autobanden konden worden betrokken. Hij heeft het inladen van de banden – in Rotterdam – overgelaten aan die persoon, [naam 2], en is zelf weggegaan. Ook heeft iemand anders een poos in de bus gereden.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel. Daartoe is aangevoerd dat een bestuurder van een voertuig geacht moet worden te weten wat, of wie, zich in zijn lading bevindt. Dat geldt temeer nu een vreemdeling in een verborgen ruimte lag waar de verdachte kennis van had. De verklaring van de verdachte is voorts ongeloofwaardig: de handel in autobanden is niet lucratief, zoals ook wordt overwogen door het Gerechtshof Den Haag in ECLI:NL:GHDHA:2017:3638 en ECLI:NL:GHDHA:2018:836. Op grond van het dossier, in het bijzonder de tapgesprekken tussen de verdachte en [naam 2] na het aantreffen van de vreemdelingen, moet de verdachte wetenschap hebben gehad van de aanwezigheid van de vreemdelingen.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de vreemdelingen in zijn laadruimte en aldus opzettelijk behulpzaam is geweest bij de doorreis naar Groot-Brittannië.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen direct bewijs bevat op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdachten in de laadruimte van de door hem bestuurde bestelbus. Uit de door de officier van justitie aangehaalde tapgesprekken kan die wetenschap niet zonder meer worden afgeleid.
De twee vreemdelingen zijn gehoord als getuige. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat die getuigenverklaringen niet bijdragen aan het bewijs dat de verdachte voornoemde wetenschap gehad moet hebben. De vreemdelingen hebben immers weinig tot niets verklaard over de chauffeur en evenmin wordt duidelijk op welke datum en plaats zij in de bus zijn gestapt. Op essentiële punten blijft hierdoor onduidelijkheid bestaan.
De omstandigheden dat de vreemdelingen in de laadruimte zijn aangetroffen en dat zij hulp van buitenaf nodig moeten hebben gehad om in die laadruimte te komen, kunnen op zichzelf niet de gevolgtrekking dragen dat het de verdachte was, die daarbij enige betrokkenheid moet hebben gehad.
De verklaring van de verdachte kan niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde worden geschoven. De verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [naam 2] komen in grote lijnen overeen. Beiden verklaren onder meer dat ‘[naam 1]’ betrokken was bij de afspraak voor het laden van de banden. Het dossier bevat geen verder onderzoek naar deze persoon. Dat de handel in autobanden in zijn algemeenheid niet lucratief bevonden wordt, wil niet zeggen dat niemand daar geld mee tracht te verdienen. Voorts kan niet worden uitgesloten dat de verdachte de bus gedurende zijn verblijf in Nederland aan een ander ter beschikking heeft gesteld, zoals hij heeft verklaard. De vreemdelingen kunnen dan ook buiten zijn medeweten om in de bus zijn geholpen.
Bij deze stand van zaken kan enkel de conclusie volgen dat de wetenschap (en daarmee het opzet) van de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5..In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig (Autobus Ford Transit) verbeurd te verklaren.
5.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen voertuig zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

6..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- Autobus Ford Transit (kleur wit) met Brits kenteken [kentekennummer 1] (goednummer 20-042433-8).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. F. van Buchem en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 05 juni 2020 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten twee, althans één of meer, personen met de Iraakse en/of Egyptische nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
-behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of Groot-Brittannië, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad, en,/of genoemde personen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
en/of
-uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, en/of Groot-Brittannië, zijnde een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te iyew York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad,
door
- bovengenoemde personen in een verborgen ruimte en/of tussen de lading autobanden in een bestelbusje (met Brits kenteken [kentekennummer 2]) te vervoeren door Nederland richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Groot-Brittanië te nemen, en/of
- een ticket aan te schaffen voor de ferry (Steng Line) van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoordineerd,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was,
en dit feit werd begaan in de uitoefening van zijn ambt of beroep als internationaal chauffeur.