ECLI:NL:RBROT:2022:1696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
9465173 CV EXPL 21-31810
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; ontbinding huurovereenkomst en huurachterstand door gebreken

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, gaat het om een geschil tussen een verhuurder, aangeduid als '[eiser]', en een huurder, Mellowship Holding B.V., over een huurovereenkomst voor een winkelruimte. De huurovereenkomst is aangegaan op 1 november 2013 en loopt tot 31 oktober 2023. De huurder heeft een huurachterstand opgebouwd en de verhuurder heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. De huurder heeft in verzet gepleit, waarbij zij stelt dat er gebreken aan het gehuurde zijn, waaronder lekkage en een rioollucht, die haar hebben gedwongen de huurbetalingen op te schorten. De kantonrechter heeft de procedure in verschillende fasen behandeld, waarbij onder andere een mondelinge behandeling via Microsoft Teams heeft plaatsgevonden. De huurder heeft bewijs aangeboden voor de gebreken en de gevolgen daarvan, terwijl de verhuurder de aansprakelijkheid voor deze gebreken betwist. De kantonrechter heeft de huurder toegelaten tot het bewijs van de gestelde gebreken en de gevolgen daarvan voor de huurprijs. De uitspraak van de kantonrechter is aangehouden, waarbij de huurder de gelegenheid heeft gekregen om bewijs te leveren van de gebreken en de schade die zij heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9465173 CV EXPL 21-31810
uitspraak: 4 maart 2022
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
oorspronkelijk eiser in conventie, gedaagde in verzet,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: Rijnland Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Spijkenisse,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Mellowship Holding B.V.,
gevestigd te Boesingheliede (gemeente Haarlemmermeer),
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in verzet,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Besli te Spijkenisse.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiser]’ respectievelijk ‘Mellowship’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidend exploot van dagvaarding van 17 juni 2021;
  • het verstekvonnis van 21 juli 2021;
  • het verzetexploot van 13 september 2021, tevens houdende een eis in reconventie;
  • het tussenvonnis van 18 oktober 2021, waarbij een mondelinge behandeling is gelast.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft (via Microsoft Teams) plaatsgehad op 17 januari 2022. Namens [eiser] is verschenen zijn vastgoedbeheerder Trotz Vastgoed, vertegenwoordigd door [naam 1], bijgestaan door de gemachtigde van [eiser], in de persoon van [naam 2]. [naam 3] en [naam 4] zijn verschenen namens Mellowship, bijgestaan door de gemachtigde van Mellowship. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun stellingen nader toe te lichten. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[eiser] heeft aan Mellowship verhuurd de winkelruimte, gelegen aan de [adres 1] (hierna: het gehuurde). De huurprijs bedroeg ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding € 1.034,15 per maand. De huurovereenkomst is aangegaan met ingang van 1 november 2013 en loopt, na verlenging, tot en met 31 oktober 2023.
2.2.
Artikel 1.1 van de huurovereenkomst luidt:
“Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de bedrijfsruimte, hierna ‘het gehuurde’ genoemd, gelegen aan de [adres 2], bestaande uit ca. 55 m² winkelruimte, gelegen op de begane grond, met entresol en kelder (…).”
2.3.
Artikel 1.2 van de huurovereenkomst luidt:
“Het gehuurde is/wordt als casco verhuurd, tenzij in 8 of elders schriftelijk aanvullend of anders door partijen is overeengekomen.”
Er is door partijen niets overeengekomen in afwijking van artikel 1.2 van de huurovereenkomst.
2.4.
Op de huurovereenkomst zijn van toepassing verklaard de ‘Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW’ (model van de Raad voor Onroerende Zaken van 11 juli 2003) (hierna: ‘de algemene bepalingen’).
In artikel 1 van de algemene bepalingen staat:
“Onder huur als casco wordt verstaan de huur van de tot de bedrijfsruimte behorende:
  • funderingen;
  • constructieve bouwvloeren;
  • kolommen;
  • constructieve plafonds;
  • buitengevels en bouwmuren inclusief de daarin aanwezige kozijnen, deuren, beglazing en/of ruiten doch niet de pui;
  • daken, goten en trappen(huizen);
  • nutsvoorzieningen tot waar de (hoofd)meter is/komt dan wel tot een ander primair aansluitpunt;
  • basissprinklernet;
  • riolering en andere afvoerleidingen;
tenzij deze zaken door of vanwege huurder zijn aangebracht.”
In artikel 25.3 van de algemene bepalingen staat:
“Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt huurder aan verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien huurder voor de in 25.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij verhuurder heeft ingediend en verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.”
2.5.
Op 21 juli 2021 is onder zaaknummer 9306226 CV EXPL 21-21943 tussen partijen een verstekvonnis gewezen. Het dictum van het verstekvonnis houdt de volgende veroordelingen van Mellowship in:
  • veroordeelt Mellowship om aan [eiser] te betalen € 27.660,04 aan achterstallige huur tot en met de maand juni 2021, boete en buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 17.409,19 vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
  • ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt Mellowship om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege Mellowship daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van [eiser] te stellen;
  • veroordeelt Mellowship om aan [eiser] te betalen € 1.034,15 per maand met ingang van de maand juli 2021 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
  • veroordeelt Mellowship tot vergoeding van schade over de periode nadat de ontruiming heeft plaatsgevonden tot aan het moment dat [eiser] het gehuurde aan een ander heeft verhuurd, echter ten laatste 31 oktober 2023, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
  • veroordeelt Mellowship in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] vastgesteld op € 616,71 aan verschotten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde.

3..Het geschil

in conventie
3.1
[eiser] heeft bij (oorspronkelijke) dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. De huurovereenkomst betreffende het gehuurde te ontbinden, met veroordeling van Mellowship om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen;
2. Mellowship te veroordelen aan [eiser] te betalen € 27.660,04, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 17.409,19 vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening;
3. Mellowship te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.034,15 per maand voor iedere maand vanaf 1 juli 2021 die Mellowship in gebreke blijft met ontruiming van het gehuurde, een gedeelte van een maand te rekenen voor een hele;
4. Mellowship te veroordelen aan [eiser] te betalen een schadevergoeding van € 1.034,15 per maand voor iedere maand vanaf ontruiming tot en met 31 oktober 2023 of zoveel eerder als [eiser] het gehuurde weer heeft verhuurd aan een derde, waarbij een hele maand wordt gerekend voor een hele, met dien verstande dat de maand van ontruiming niet meegerekend wordt;
5. Mellowship te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.1.
Aan de eis heeft [eiser] – naast de onder 2 vermelde feiten en zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat Mellowship is tekortgeschoten in haar betalingsverplichting uit de huurovereenkomst. Berekend tot en met 30 juni 2021 heeft Mellowship een betalingsachterstand laten ontstaan van € 20.511,64.
3.2.
Mellowship is daarnaast aan [eiser] verschuldigd de contractuele boete die is opgenomen in artikel 25.3 van de toepasselijke algemene bepalingen. Deze boete bedraagt € 300,- per maand. Gelet op de betalingsachterstand van twintig maanden is Mellowship een boete van € 6.000,- verschuldigd.
3.3.
[eiser] heeft Mellowship aangemaand om tot betaling over te gaan. Mellowship dient daarom aan [eiser] de buitengerechtelijke incassokosten, berekend op grond van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke kosten, te betalen. Deze kosten bedragen € 1.148,40 inclusief btw.
3.4.
Mellowship heeft in verzet gevorderd de vorderingen van [eiser] alsnog af te wijzen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, te vermeerderen met de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf de veertiende dag na dagtekening van het vonnis.
3.5.
Daartoe heeft Mellowship – naast de hiervoor weergegeven feiten en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd. Mellowship heeft haar huurbetalingen opgeschort, omdat sprake was van gebreken aan het gehuurde. Sinds 2019 is sprake van lekkage in de kelder van het gehuurde, afkomstig uit regenpijpen en riolering van de bovenwoning(en). Hierdoor is een ondraaglijke rioollucht in het gehuurde ontstaan. Mellowship heeft in juni 2019 het gehuurde noodgedwongen twee weken gesloten gehouden. Mellowship is hierdoor omzet misgelopen. Ook heeft Mellowship kosten gemaakt om de kelder te reinigen en te ventileren en om een tijdelijke oplossing voor de lekkage te realiseren. In september 2019 is opnieuw lekkage ontstaan en sinds 26 september 2019 heeft Mellowship het gehuurde weer gesloten moeten houden. Het gehuurde is sindsdien niet meer geopend geweest voor publiek.
3.6.
Ook is in het gehuurde een gasprobleem ontstaan dat zijn oorzaak vindt in de verouderde cv-ketel. Mellowship heeft dit gebrek moeten verhelpen. De cv-ketel zat al in het gehuurde toen Mellowship het ging huren. Deze behoort daarom tot het gehuurde en gebreken komen voor rekening van [eiser].
3.7.
Mellowship heeft [eiser] gesommeerd om de omzetschade van € 18.450,- te betalen, alsmede de kosten voor reiniging en herstel van het gehuurde à € 1.718,20.
3.8.
In de periode tussen 15 maart 2020 en juli 2020 (vier maanden) en de periode van december 2020 tot en met april 2021 (vijf maanden) heeft Mellowship het gehuurde ook gesloten gehouden vanwege de door de overheid opgelegde maatregelen in verband met de coronapandemie. Dit levert onvoorziene omstandigheden in de zin van artikel 6:258 BW op, waardoor Mellowship slechts 50% van de huurprijs verschuldigd is over de periodes waarin het gehuurde vanwege de overheidsmaatregelen volledig gesloten is gebleven. De omzetderving van Mellowship in deze periodes bedroeg 100%. De totale huurprijsvermindering bedraagt dan € 3.601,70.
in reconventie
3.9.
Mellowship heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
1. voor recht te verklaren tot een evenredige huurprijsvermindering van 100% vanwege het gebrek aan het gehuurde, te rekenen vanaf 1 juli 2019 tot de datum waarop de gebreken aan het gehuurde in zijn geheel door [eiser] zijn verholpen;
2. voor recht te verklaren dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade van Mellowship vanwege het niet tijdig verholpen gebrek, met veroordeling van [eiser] tot vergoeding van de schade aan Mellowship, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Subwsidiair:
1. voor recht te verklaren dat aan Mellowship een coronakorting toekomt van € 3.601,70.
Primair en subsidiair:
[eiser] te veroordelen in de proceskosten van Mellowship.
3.10.
Ter onderbouwing van haar eis heeft Mellowship dezelfde feiten en omstandigheden aangevoerd die zij heeft genoemd ter onderbouwing van haar verweer in conventie.
3.11.
[eiser] heeft geen conclusie van antwoord in reconventie ingediend. Bij de mondelinge behandeling heeft [eiser] gemotiveerd verweer gevoerd, dat zich als volgt laat samenvatten. Er is voor het eerst op 26 september 2019 (schriftelijk) melding gemaakt van gebreken aan het gehuurde. [eiser] is niet aansprakelijk voor schade door lekkage in de kelder. De kelder behoort niet tot het gehuurde, althans deze is niet bestemd om als bedrijfsruimte te worden gebruikt. Het is een kruipruimte. Als die ruimte niet droog is, levert dat geen gebrek aan het gehuurde op. [eiser] betwist dat sprake is (geweest) van stank in het gehuurde. De melding van 26 september 2019 zegt niets over stank. Op 22 oktober 2019 is in opdracht van [eiser] een aannemer ter plaatse geweest, die heeft niet verklaard dat hij stank heeft waargenomen. De aannemer heeft geconstateerd dat er van bovenaf water binnenkwam via een uitbouw aan het gehuurde. Die aanbouw is in overleg met Mellowship door [eiser] verwijderd en de hemelwaterafvoeren zijn aangepast. Daarna heeft [eiser] Mellowship bericht dat het gebrek was verholpen.
3.12.
De cv-ketel behoort niet tot het gehuurde, het gehuurde is casco verhuurd. Eventuele gebreken aan de cv-ketel komen voor rekening van Mellowship.
3.13.
[eiser] betwist dat sprake is van omzetderving van Mellowship door de gestelde gebreken. Mellowship heeft geen omzetgegevens in het geding gebracht. Zij heeft ook geen jaarverslagen gedeponeerd bij de kamer van koophandel, zodat niet vast staat wat de omzet van Mellowship is geweest voordat zij de exploitatie in het gehuurde heeft gestaakt.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Mellowship heeft verklaard dat zij op 31 augustus 2021 bekend is geraakt met het verstekvonnis. Volgens [eiser] is er op 26 augustus 2021 contact geweest met de gemachtigde van Mellowship over het verstekvonnis. Partijen zijn het erover eens dat het verzet door Mellowship op 13 september 2021 in ieder geval tijdig is ingesteld.
4.2.
Mellowship heeft niet betwist dat zij de door [eiser] gevorderde huurbedragen onbetaald heeft gelaten. Mellowship beroept zich echter op een opschortingsrecht. In reconventie vordert zij primair een (verklaring voor recht tot) vermindering van de huurprijs over de periode vanaf 1 juli 2019 en een verklaring voor recht dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade van Mellowship vanwege het niet tijdig verholpen gebrek, nader op te maken bij staat. Gehele of gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot vermindering van de huurprijs zou betekenen dat Mellowship de door [eiser] gevorderde bedragen niet of slechts gedeeltelijk verschuldigd is. Mocht geoordeeld worden dat [eiser] aansprakelijk is voor de schade die Mellowship heeft geleden omdat [eiser] het gebrek niet tijdig heeft verholpen dan betekent dit dat Mellowship een bedrag kan verrekenen met de door haar (nog) verschuldigde huurprijs. Gelet op de samenhang van de vorderingen in conventie en in reconventie, zal de kantonrechter deze hieronder gezamenlijk bespreken.
4.3.
Om de vordering tot huurprijsvermindering en de primair gevorderde verklaring voor recht te kunnen toewijzen, moet allereerst komen vast te staan dat sprake is (geweest) van een gebrek aan het gehuurde als bedoeld in artikel 7:204 lid 2 BW. [eiser] heeft dat betwist.
Lekkage/stankoverlast?
4.4.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat de kelder geen onderdeel van het gehuurde uitmaakt, althans dat deze slechts een beperkte functie heeft en dat Mellowship daarom niet mocht verwachten dat de kelder droog zou blijven. In de huurovereenkomst is in artikel 1.1 (zie 2.2) immers expliciet overeengekomen dat het gehuurde bestaat uit de winkelruimte, met entresol en kelder. De kelder maakt dus onderdeel uit van het gehuurde. Vervolgens rijst de vraag of Mellowship genoegen moest nemen met een kelder die – dat is door [eiser] onvoldoende gemotiveerd betwist – niet waterdicht is. [eiser] heeft ter onderbouwing van die stelling gesteld dat sprake is van een kruipruimte. Dat strookt naar het oordeel van de kantonrechter niet met het feit dat de ruimte in de huurovereenkomst ’kelder’ genoemd wordt en als zodanig onderdeel is van het gehuurde. Het ligt in de rede dat een huurder mag verwachten dat een door hem gehuurde kelder droog blijft en gebruikt kan worden. [eiser] heeft verder ook geen feiten en omstandigheden gesteld die – indien bewezen – tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
4.5.
Door de lekkages in de kelder is – aldus Mellowship – stankoverlast ontstaan, in de vorm van een ernstige rioollucht waardoor zij haar op de begane grond gelegen winkel noodgedwongen heeft moeten sluiten. De kantonrechter stelt voorop dat lekkage(s) alsmede een ernstige rioollucht in het gehuurde als gevolg daarvan als een gebrek aan het gehuurde kan worden aangemerkt. Of op grond hiervan reden is voor vermindering van de huurprijs hangt af van de ernst en de duur van het gebrek, wanneer dit gebrek door Mellowship aan [eiser] is gemeld en wat er vervolgens is gebeurd.
4.6.
[eiser] heeft betwist dat sprake is geweest van een rioollucht als gevolg van lekkages in het gehuurde. Partijen twisten voorts over de vraag of eerder dan op 26 september 2019 aan [eiser] (althans zijn vastgoedbeheerder) is gemeld dat sprake was van (een) lekkage(s) en wanneer melding is gemaakt van de aanwezigheid van een rioollucht in het gehuurde. Op grond van artikel 150 Rv rust de bewijslast van een en ander op Mellowship. Zij heeft ook bewijs aangeboden. Mellowship wordt dan ook toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt:
dat en gedurende welke periode(n) sprake is geweest van een rioollucht in het gehuurde,
wat de ernst/omvang was van deze rioollucht,
wanneer de aanwezigheid van een rioollucht in het gehuurde voor de eerste keer door Mellowship aan [eiser] is gemeld,
wanneer de aanwezigheid van een lekkage in het gehuurde voor de eerste keer door Mellowship aan [eiser] is gemeld.
Ook zal Mellowship worden toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat zij na eventuele namens [eiser] verrichte herstelwerkzaamheden aan [eiser] heeft gemeld dat het gebrek/de gebreken nog niet was/waren verholpen.
CV-ketel?
4.7.
Mellowship heeft ook de aanwezigheid van een gebrek aan de cv-ketel ten grondslag gelegd aan de vorderingen tot huurprijsvermindering en/of schadevergoeding. Met [eiser] is de kantonrechter van oordeel dat de cv-ketel geen onderdeel uitmaakt van het gehuurde. Uit artikel 1.2 van de huurovereenkomst blijkt immers dat het gehuurde casco is verhuurd. De cv-installatie wordt niet genoemd in artikel 8 van de huurovereenkomst, noch in artikel 1 van de algemene bepalingen. Eventuele gebreken aan de cv-ketel komen dus voor rekening van Mellowship en kunnen niet leiden tot een vermindering van de huurprijs.
Herstelkosten?
4.8.
Ingevolge artikel 7:206 lid 3 BW kan Mellowship de kosten die zij heeft gemaakt voor het herstellen van een gebrek op [eiser] verhalen, mits [eiser] met het verhelpen van het gebrek in verzuim is. Mellowship heeft een factuur van 27 juni 20219 overgelegd en gesteld dat deze betrekking heeft op het schoonmaken van de kelder na een lekkage en het ventileren daarvan zodat de rioollucht zou verdwijnen. Voorts heeft Mellowship een factuur van 2 september 2019 overgelegd die volgens Mellowship betrekking heeft op het creëren van een tijdelijke oplossing door een nieuwe afvoerpijp aan te leggen en het afsluiten van tijdelijke probleempunten in de afwatering. Dergelijke kosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking indien Mellowship er in het kader van de in 4.6 bedoelde bewijsopdracht in slaagt te bewijzen dat zij deze kosten heeft gemaakt nadat zij aan [eiser] heeft gemeld dat sprake was lekkage(s) in het gehuurde en dat [eiser] met het verhelpen daarvan in verzuim is geraakt.
Omzetschade?
4.8.1.
Indien Mellowship slaagt in het aan haar opgedragen bewijs en de kantonrechter tot het oordeel komt dat [eiser] het gebrek/de gebreken niet tijdig heeft verholpen, is de kantonrechter voornemens om Mellowship in de gelegenheid te stellen bij akte inzichtelijk te maken en met bewijsstukken te onderbouwen welke omzetschade zij als gevolg daarvan heeft geleden. Dat die schade thans nog niet inzichtelijk kan worden gemaakt, is door Mellowship niet althans onvoldoende onderbouwd. Een nadere onderbouwing van de gestelde omzetschade is ook nodig om de subsidiaire vordering – indien daaraan wordt toegekomen – te kunnen beoordelen.
Tot slot
4.9.
Gelet op de aan Mellowship te geven bewijsopdracht worden alle (overige) beslissingen aangehouden.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
- laat Mellowship toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt:
dat en gedurende welke periode(n) sprake is geweest van een rioollucht in het gehuurde,
wat de ernst/omvang was van deze rioollucht,
wanneer de aanwezigheid van een rioollucht in het gehuurde voor de eerste keer door Mellowship aan [eiser] is gemeld,
wanneer de aanwezigheid van een lekkage in het gehuurde voor de eerste keer door Mellowship aan [eiser] is gemeld,
wanneer Mellowship na eventuele namens [eiser] verrichte herstelwerkzaamheden aan [eiser] heeft gemeld dat het gebrek/de gebreken nog niet was/waren verholpen.
- bepaalt dat:
  • Mellowship zich ter rolzitting van
  • indien zij dit wil door schriftelijke bewijsstukken of het overleggen van (een) gegevensdrager(s), zij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
  • indien zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van de naam en woonplaats van de door haar voor te brengen getuige(n) alsook van de verhinderdata van de getuige(n) en van beide partijen voor de dan komende drie maanden; Mellowship zal te zijner tijd zelf hebben zorg te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
- bepaalt voorts dat de door Mellowship te nemen akte (in tweevoud) uiterlijk de dag vóór genoemde rolzitting om 12.00 uur ter griffie ontvangen dient te zijn;
- houdt verder iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
51909