ECLI:NL:RBROT:2022:1666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
C/10/632544 / KG ZA 22-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte documentatie door oud-bestuursleden van een vereniging in kort geding

In deze zaak, die op 3 maart 2022 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de eiseres, een vereniging, een kort geding aangespannen tegen oud-bestuursleden. De vorderingen omvatten onder andere de afgifte van documentatie en informatie die door de oud-bestuursleden onder zich wordt gehouden, zodat het nieuwe bestuur zijn taken naar behoren kan uitoefenen. De rechtbank oordeelt dat de oud-bestuursleden verplicht zijn om de benodigde informatie en stukken te verstrekken, maar verbindt hieraan geen dwangsommen om escalatie te voorkomen. De oud-bestuursleden mogen zich tot de volgende ledenvergadering niet in de bestuurskamer ophouden, omdat de vereniging belang heeft bij rust in huis. De overige vorderingen van de eiseres worden afgewezen, waaronder vorderingen tot het verbieden van oud-bestuursleden om zich voor te doen als bestuursleden en het verbieden van negatieve uitlatingen over het huidige bestuur. De rechtbank oordeelt dat de eiseres niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor deze vorderingen. De proceskosten worden toegewezen aan de gedaagde partij, waarbij de eiseres in het ongelijk wordt gesteld ten opzichte van de gedaagde 5.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/632544 / KG ZA 22-76
Vonnis in kort geding van 3 maart 2022
in de zaak van
de vereniging
[naam eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat mr. M.S. van Dijk te Rotterdam,
tegen

1..[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats gedaagde 1] ,
gedaagde sub 1,
die niet is verschenen,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats gedaagde 2] ,
gedaagde sub 2,
verschenen in persoon,
3.
[naam gedaagde 3],
wonende te [woonplaats gedaagde 3] ,
gedaagde sub 3,
verschenen in persoon,
4.
[naam gedaagde 4],
wonende te [woonplaats gedaagde 4] ,
gedaagde sub 4,
verschenen in persoon,
5.
[naam gedaagde 5] handelende onder de naam [handelsnaam],
wonende te [woonplaats gedaagde 5] ,
gedaagde sub 5,
verschenen in persoon.
Eiseres wordt hierna [naam eiseres] genoemd. Gedaagden worden hierna [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] , [naam gedaagde 4] en [naam gedaagde 5] genoemd, wanneer zij afzonderlijk worden aangeduid.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 februari 2022 met producties;
  • de brief van 15 februari 2022 met producties aan de zijde van [naam eiseres] ;
  • de conclusie van [naam gedaagde 5] met producties;
  • de mondelinge behandeling op 17 februari 2022;
  • de pleitnota van [naam eiseres] ;
  • de pleitnota van [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] .
1.2.
Nu [naam gedaagde 1] niet heeft gereageerd, is tegen [naam gedaagde 1] verstek verleend. [naam gedaagde 1] heeft geen gebruik gemaakt van het recht van zuivering van het verstek. Op grond van artikel 140 lid 3 Rv wordt thans één vonnis gewezen dat voor alle partijen als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
[naam eiseres] is een vereniging die volkstuinen exploiteert. Het bestuur van [naam eiseres] bestaat sinds 18 december 2021 uit [naam 1] als voorzitter, [naam 2] als penningmeester en [naam gedaagde 4] als secretaris.
2.2
[naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] zaten in het vorige bestuur van [naam eiseres] .
2.3.
Een lid van [naam eiseres] heeft bij dagvaarding van 14 oktober 2021 een kort geding geëntameerd tegen [naam eiseres] , [naam gedaagde 2] als toenmalige voorzitter en [naam gedaagde 3] als toenmalig bestuurslid van het bestuur van [naam eiseres] .
2.4.
Dat kort geding heeft geresulteerd in een vonnis van 18 november 2021, waarin de voorzieningenrechter [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] met onmiddellijke ingang heeft verboden zich voor te doen als waren zij nog voorzitter en bestuurslid van het bestuur van [naam eiseres] , totdat er een nieuw bestuur is benoemd en zij daarvan als voorzitter respectievelijk lid deel uitmaken. Ook heeft de voorzieningenrechter [naam eiseres] veroordeeld een aparte algemene ledenvergadering (ALV) bijeen te roepen waarop de benoeming van een nieuwe voorzitter en een nieuw bestuurslid wordt geagendeerd.
2.5.
Op 18 december 2021 heeft een ALV plaatsgevonden. Tijdens die ALV zijn de hiervoor in 2.1. genoemde drie nieuwe bestuursleden gekozen.
2.6.
In het Huishoudelijk Reglement van [naam eiseres] is in artikel 12 het volgende bepaald:
“(…) Een bestuurslid, dat herhaaldelijk blijk heeft gegeven van ongeschiktheid en/of nalatigheid, kan door het dagelijks bestuur als bestuurder worden geschorst tot de eerstvolgende ledenvergadering waarop dan verder wordt beslist. Personen, die hun bestuursfunctie hebben neergelegd dan wel van hun functie zijn ontheven, zijn verplicht alle goederen van de vereniging, die zij onder zich hebben zo spoedig mogelijk in goede orde af te dragen aan de voorzitter of een door deze aan te wijzen persoon. (…)”
2.7.
[naam gedaagde 4] is bij brief van 26 januari 2022 als secretaris geschorst door de voorzitter en de penningmeester van [naam eiseres] . In die brief staat onder meer het volgende:
“Artikel 12 van het Huishoudelijk Reglement van [naam eiseres] geeft ons dagelijks bestuur de mogelijkheid om jou in dat geval te schorsen. Je wordt daarom met ingang van heden als bestuurslid geschorst tot de eerstvolgende Ledenvergadering. Om die reden verzoeken wij je ook om je niet meer op te houden in en bij de bestuurskamer.
Wij wijzen je erop dat je volgens artikel 12 van het Huishoudelijk Reglement ook verplicht bent alle goederen van de vereniging die je onder je hebt zo spoedig mogelijk in goede orde aan mij af te dragen. Dit geldt ook voor alle eigendommen van [naam eiseres] die onder jouw toeziend oog zijn meegenomen. Wij geven je daarvoor één week na heden de tijd.”
2.8.
Op grond van een “administratieovereenkomst” tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde 5] verzorgt [naam gedaagde 5] sinds december 2017 de administratie en boekhouding voor [naam eiseres] .

3..Het geschil

3.1.
[naam eiseres] heeft - na wijziging van eis - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] te veroordelen om met onmiddellijke ingang alle (financiële) bescheiden, waaronder bankafschriften, (financiële) overeenkomsten, archieven, de ledenlijst en goederen en bestanddelen (in de ruimste zin van het woord) die zij van [naam eiseres] onder zich hebben, alsook de geheimhoudingsverklaring die de kascommissie 2017 en 2018 moesten ondertekenen en alle documenten, codes en dergelijke genoemd in de punten 66 tot en met 69 van de dagvaarding aan de voorzitter en de penningmeester van het huidige bestuur van [naam eiseres] ter hand te stellen;
[naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] te veroordelen om binnen twee dagen, primair na de uitspraak van dit vonnis, subsidiair na betekening van dit vonnis, gespecificeerd te verklaren welke eigendommen van [naam eiseres] zij – ieder voor zich of gezamenlijk – op onder andere 2, 20 en 25 december 2021 en 7, 8 en 9 januari 2022 hebben meegenomen en waar deze eigendommen zich thans bevinden;
i. [naam gedaagde 4] met onmiddellijke ingang te verbieden zich voor te doen als ware hij nog secretaris en bestuurslid van het bestuur van [naam eiseres] , tot de eerste ALV waarin over zijn schorsing zal zijn beslist;
ii. [naam gedaagde 2] met onmiddellijke ingang te verbieden zich voor te doen als ware hij nog voorzitter van [naam eiseres] ;
iii. [naam gedaagde 1] met onmiddellijke ingang te verbieden zich voor te doen als ware zij nog penningmeester van [naam eiseres] ;
4. [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] te verbieden zich – in ieder geval tot de volgende ledenvergadering – op te houden in de bestuurskamer van [naam eiseres] en hen verder te verbieden de voorzitter en de penningmeester van [naam eiseres] te verhinderen hun bestuurstaken naar behoren uit te voeren;
5. [naam gedaagde 5] te veroordelen om met onmiddellijke ingang aan de voorzitter en de penningmeester van het huidige bestuur van [naam eiseres] :
a. alle (financiële) bescheiden, waaronder bankafschriften, (financiële) overeenkomsten, archieven, de ledenlijst en goederen en bestanddelen (in de ruimste zin van het woord) die zij van [naam eiseres] onder zich heeft, een en ander als genoemd in punt 66 van de dagvaarding, aan de voorzitter of de penningmeester ter hand te stellen, en
b. aan het bestuur te verklaren wie er tot 19 januari 2022 naast zichzelf toegang had tot de e-boekhouding van [naam eiseres] , en
c. wie er in de periode net voor 15 januari 2022 heeft ingelogd in de e-boekhouding van [naam eiseres] ;
d. wat deze persoon in de boekhouding heeft gedaan,
e. alsook de beheerdersinlogcode van e-boekhouding van [naam eiseres] aan de voorzitter van het bestuur te verstrekken;
6. te bepalen dat [naam eiseres] aan het verzoek van [naam 3] van
14 februari 2022 namens een aantal (vermeende) leden om een buitengewone ledenvergadering te beleggen teneinde het huidige bestuur te ontslaan, welk verzoek mede is verzocht namens [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] :
a) onder omstandigheden geen uitvoering hoeft te geven, dan wel
b) dat zij het verzoek om een buitengewonne vergadering kan opschorten tot de reguliere ledenvergadering (ALV) met de reguliere agendapunten, zodra is voldaan aan alle vereisten voor het bijeenroepen van een reguliere ALV, zoals het vereiste dat een kascommissie heeft gerapporteerd, een en ander zoals bedoeld in rechtsoverweging 5.6 van het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 november 2021, dan wel
c) dat zij dit verzoek kan opschorten tot een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip;
7. [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] te verbieden tot de onder punt 1 bepaalde tijd aan een dergelijke vergadering hun medewerking te verlenen, te verschijnen en enig stemrecht uit te oefenen, op straffe van een dwangsom;
8. gedaagden te verbieden opruiende teksten en/of negatieve teksten over het huidige bestuur van [naam eiseres] , dan wel teksten die het huidige bestuur van [naam eiseres] in een kwaad daglicht stellen, op de Facebookpagina van [naam eiseres] te plaatsen of welk ander social media kanaal dan ook, dan wel een verbodsbepaling als uw rechtbank in dit kader passend zal achten;
9. [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] hoofdelijk en ook [naam gedaagde 5] te veroordelen tot verbeurte van een dwangsom, vast te stellen op de achter punt 12. van de ‘wijziging c.q. vermeerdering van eis’ genoemde bedragen.
3.2.
[naam eiseres] heeft het volgende - in het algemeen en verkort weergeven - aan haar vorderingen ten grondslag gelegd.
Het per 18 december 2021 nieuw gekozen bestuur van [naam eiseres] heeft diverse malen aan de voormalige bestuursleden van [naam eiseres] om overdracht van de volledige administratie en overige informatie verzocht, maar deze personen weigeren tot overdracht over te gaan.
[naam gedaagde 2] gedraagt zich alsof hij nog steeds de voorzitter van [naam eiseres] is. Samen met [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 4] werkt hij het huidige bestuur op alle fronten tegen, waardoor het huidige bestuur haar bestuurstaken niet kan uitoefenen met alle mogelijke gevolgen van dien.
[naam gedaagde 5] heeft slechts toegang tot de digitale boekhouding aan de huidige penningmeester verstrekt. Zij dient in ieder geval ook de beheerdersinlogcode van e-boekhouding van [naam eiseres] aan het bestuur van [naam eiseres] te verstrekken.
3.3.
[naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] , [naam gedaagde 4] en [naam gedaagde 5] hebben verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[naam gedaagde 1] is niet op de zitting verschenen. Hoewel [naam gedaagde 4] ter zitting heeft meegedeeld het woord mede namens [naam gedaagde 1] te voeren, kan zij niet worden geacht in deze procedure verschenen te zijn (vergelijk artikel 255 lid 1 Rv, op grond waarvan een gedaagde in kort geding wel in persoon kan verschijnen, maar niet slechts bij gemachtigde). Tegen haar is dan ook verstek verleend. Dit brengt mee dat de vorderingen jegens haar dienen te worden toegewezen, tenzij de vorderingen de voorzieningenrechter onrechtmatig of ongegrond voorkomen. Met inachtneming van die toetsingsmaatstaf zullen de vorderingen jegens [naam gedaagde 1] worden toegewezen, voor zover hierna niet anders blijkt. Voor zover vorderingen jegens haar worden toegewezen ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding daar dwangsommen aan te verbinden. Bovendien geldt dat de vorderingen die [naam eiseres] bij haar eisvermeerdering heeft ingesteld niet tegen [naam gedaagde 1] kunnen worden toegewezen, omdat die eisvermeerdering niet aan haar is betekend (artikel 130 lid 3 Rv).
4.2.
Zowel [naam gedaagde 2] , [naam gedaagde 3] en [naam gedaagde 4] als [naam gedaagde 5] hebben zich op het standpunt gesteld [naam eiseres] geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. [naam gedaagde 5] heeft hieraan het standpunt verbonden dat [naam eiseres] niet ontvankelijk moet worden verklaard. De voorzieningenrechter verwerpt dat standpunt. Uit de feitelijke grondslag van de vorderingen volgt al een voldoende spoedeisend belang.
4.3.
De vorderingen van [naam eiseres] zullen hieronder een voor een inhoudelijk worden behandeld. Daarbij wordt zo veel mogelijk de volgorde zoals in dit vonnis onder 3.1. genoemd aangehouden.
vordering 1
4.4.
Op grond van artikel 2:8 lid 1 BW moeten een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken zich als zodanig jegens elkaar gedragen naar hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Hieruit volgt dat nieuw gekozen bestuursleden door het oude bestuur in staat moeten worden gesteld hun taken naar behoren uit te oefenen. Dit impliceert dat er tussen de oud-bestuursleden en de nieuwe bestuursleden een overdracht van alle informatie en stukken moet plaatsvinden, die het naar behoren uitoefenen van de bestuurstaken mogelijk maken.
4.5.
In de dagvaarding heeft [naam eiseres] een uitgebreide opsomming gegeven van stukken en informatie de nog aan haar moeten worden overgedragen door de oud-bestuursleden. Het verweer van de oud-bestuursleden op dit punt komt er op neer dat het nieuwe bestuur inmiddels (toegang tot) alle documenten heeft. Wel is daarbij gesteld dat het nieuwe bestuur zichzelf een deugdelijke overdracht ontnomen heeft en dat de sleutel van de hoofdpoort nog niet is overgedragen. [naam eiseres] is op haar beurt bij het standpunt gebleven dat zij niet over alle informatie beschikt om haar bestuurstaken te kunnen uitoefenen. De voorzieningenrechter acht op basis van wat partijen hieromtrent over en weer hebben gesteld op zijn minst aannemelijk dat de overdracht nog niet is afgerond. In dit kort geding kan evenwel niet vastgesteld worden welke stukken al dan niet nog in het bezit van de oud-bestuursleden zijn, omdat de feitelijke stellingen daarvoor onvoldoende precies zijn en dit kort geding zich naar zijn aard niet leent voor nadere instructies of bewijslevering. Aan de andere kant is het van belang dat het voor de oud-bestuursleden duidelijk moet zijn dat zij verplicht zijn tot overdracht van de in de dagvaarding genoemde stukken. In dit geval resulteert een en ander erin dat de vordering tot afgifte door de oud-bestuursleden wordt toegewezen, voor zover zij de betreffende informatie en/of stukken (nog) onder zich hebben, zoals onder de beslissing vermeld. De voorzieningenrechter zal hieraan geen dwangsom verbinden vanwege het feit dat tot nu toe niet duidelijk is geworden wie welke stukken onder zich heeft. De kans is te groot dat een dwangsom in die situatie tot nodeloze escalatie zal leiden.
4.6.
De toewijzing van deze vordering geldt uitdrukkelijk niet voor de inlogcodes van de Facebookpagina’s. [naam gedaagde 3] heeft hieromtrent de volgende toelichting gegeven, die niet weersproken is door [naam eiseres] . [naam gedaagde 3] beheert een Facebookpagina voor [naam eiseres] die gekoppeld is aan zijn persoonlijke Facebookaccount. Een andere persoon, die geen bestuurslid is, heeft ook een Facebookpagina voor [naam eiseres] aangemaakt, gekoppeld aan diens persoonlijke Facebookaccount. Zo is het mogelijk voor een ieder, en derhalve ook voor de huidige bestuursleden van [naam eiseres] , om een Facebookpagina aan te maken en te beheren voor [naam eiseres] . Gelet op deze onweersproken toelichting, is er geen grond om aan te nemen dat [naam eiseres] recht heeft op de inlogcodes van [naam gedaagde 3] . Overigens heeft hij ter zitting aangeboden om de Facebookpagina van [naam eiseres] die hij beheert per direct te verwijderen. Dit lijkt de voorzieningenrechter een goede suggestie, omdat daarmee een bijdrage geleverd kan worden aan het herstel van de verhoudingen binnen de vereniging. [naam eiseres] heeft op dit punt geen vordering ingesteld, dus de toezegging van [naam gedaagde 3] maakt voor de beslissing geen verschil.
4.7.
De vordering tot afgifte van informatie en stukken is jegens [naam gedaagde 4] niet toewijsbaar. Hij is op dit moment immers nog bestuurslid en de voorzieningenrechter acht geen deugdelijke grondslag aanwezig om hem te veroordelen tot afgifte van informatie of stukken waarop hij uit hoofde van zijn functie bij [naam eiseres] nog recht heeft. De schorsing maakt dit niet anders. De voorzieningenrechter leidt uit artikel 12 van het Huishoudelijk Reglement, anders dan [naam eiseres] kennelijk, niet af dat de schorsing meebrengt dat hij verplicht is alle stukken en informatie over te dragen aan de overige bestuursleden alsof hij al definitief ontheven is uit de functie van secretaris van [naam eiseres] . Dit laat onverlet dat hij als secretaris in functie geacht wordt gegevens met zijn collega-bestuursleden, voor zover hij daarover beschikt en voor zover relevant, te delen, teneinde te komen tot een behoorlijke uitoefening van de bestuurstaken.
4.8.
In verband met de schorsing van [naam gedaagde 4] geldt overigens het volgende. Tijdens de zitting heeft [naam gedaagde 4] betoogd dat het schorsingsbesluit moet worden opgeschort, omdat de desbetreffende bepaling uit het Huishoudelijk Reglement in strijd is met de statuten (waarin is bepaald dat bestuursleden door de ALV kunnen worden ontslagen) en daarom nietig. De voorzieningenrechter zal hierop niet ingaan, omdat deze kwestie voor een beslissing op de vorderingen niet van belang is. Voor zover [naam gedaagde 4] op dit punt een tegeneis heeft willen instellen, geldt dat dit niet kan omdat hij zonder advocaat is verschenen.
vordering 2
4.9.
De vordering tot het gespecificeerd verklaren welke goederen door [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] zijn meegenomen acht de voorzieningenrechter niet toewijsbaar. [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] hebben betwist spullen te hebben meegenomen die aan [naam eiseres] toebehoren. [naam gedaagde 2] heeft in dat verband gesteld dat hij alleen spullen heeft meegenomen die van hem zijn en nog op het terrein van [naam eiseres] stonden. Op door [naam eiseres] overgelegde beeldopnames, waarop te zien is dat [naam gedaagde 2] spullen ophaalt en [naam gedaagde 4] bij de poort staat, is niet duidelijk zichtbaar welke spullen worden meegenomen, laat staan dat daaruit kan worden afgeleid van wie die spullen zijn. Dit laatste kan gelet op de aard van het kort geding in de onderhavige procedure niet worden vastgesteld. Dit brengt mee dat er niet van kan worden uitgegaan dat [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] eigendommen van [naam eiseres] hebben meegenomen. Toewijzing van de onderhavige vordering zou impliceren dat daar wel van wordt uitgegaan.
vordering 3
4.10.
De vorderingen tot het verbieden van [naam gedaagde 4] en [naam gedaagde 2] zich voor te doen als waren zij bestuursleden worden eveneens afgewezen. Wat betreft [naam gedaagde 4] geldt allereerst dat hij, zolang hij niet is ontslagen door de ALV, nog bestuurslid is. De schorsing verandert daar op zichzelf niets aan. Los daarvan is van belang dat hij per 26 januari 2022 is geschorst en dat niet is gebleken dat hij daarna handelingen heeft verricht alsof hij niet geschorst is. Tijdens de zitting heeft hij verklaard dat mediation tussen de drie bestuursleden noodzakelijk is om het werk als bestuurslid zinvol te kunnen uitoefenen. Daaruit leidt de voorzieningenrechter af dat [naam gedaagde 4] vooralsnog niet van plan is naar buiten toe op te treden als bestuurslid. Voor toewijzing van de vordering bestaat daarom hoe dan ook geen grond.
4.11.
Ten aanzien van [naam gedaagde 2] geldt het volgende. Bij vonnis van 18 november 2021 is hem verboden zich te gedragen alsof hij nog de voorzitter was. Aannemelijk is geworden dat hij daarna heeft gehandeld in strijd met dit verbod, bijvoorbeeld op 3 december 2021, toen hij op het terrein van [naam eiseres] zei: “ik ben jullie voorzitter”. Dat blijkt uit de ingediende beeldopname hiervan. In de verhouding tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] is deze constatering echter niet van belang. Het verbod zoals uitgesproken in voornoemd vonnis gold (en geldt) immers slechts ten opzichte van de eisende partij in die procedure. [naam eiseres] kan aan de beslissingen in het vonnis van 18 november 2021 geen rechten ontlenen. In de verhouding tussen [naam eiseres] en [naam gedaagde 2] acht de voorzieningenrechter van groter belang dat niet aannemelijk is geworden dat [naam gedaagde 2] zich na de verkiezing van 18 december 2021, waarbij hij niet herkozen is, actief als bestuurder/voorzitter heeft gedragen. Nu hij tijdens de zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij aanvaardt dat er een nieuw bestuur is waarvan hij geen deel uitmaakt, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aanleiding voor toewijzing van de vordering.
vordering 4
4.12.
De vordering strekt in de eerste plaats tot een verbod voor [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] om zich op te houden in de bestuurskamer van de [naam eiseres]. [naam gedaagde 1] en [naam gedaagde 2] zijn geen bestuursleden meer. Zij hebben daarom in beginsel niets te zoeken in de bestuurskamer, tenzij op uitnodiging van het huidige bestuur. Gelet op de moeizame gang van zaken tot nu toe, vergt het belang van [naam eiseres] naar het oordeel van de voorzieningenrechter dat de vordering jegens hen wordt toegewezen. Voor [naam gedaagde 4] geldt voorlopig hetzelfde. Hij is immers geschorst en die schorsing, die [naam gedaagde 4] tot nu toe niet bij de rechter heeft bestreden, moet voor de voorzieningenrechter uitgangspunt zijn. Ook ten aanzien van [naam gedaagde 4] geldt dat [naam eiseres] een gerechtvaardigd belang heeft bij rust in huis. De vordering wordt daarom toegewezen zoals in de beslissing omschreven. Een dwangsom wordt vooralsnog niet opgelegd. Op basis van de verklaring tijdens de zitting van [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] vertrouwt de voorzieningenrechter erop dat zij zich ook zonder dwangsom aan het verbod zullen houden. Een dwangsom zou de zaak nodeloos compliceren.
4.13.
De vordering om [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] te verbieden de voorzitter en de penningmeester te verhinderen hun taken naar behoren uit te voeren wordt als te weinig gespecificeerd en daarmee te vaag afgewezen.
vordering 5
4.14.
De vorderingen jegens [naam gedaagde 5] impliceren dat [naam gedaagde 5] gegevens achterhoudt en tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen jegens [naam eiseres] uit hoofde van de overeenkomst tussen haar en [naam eiseres] . [naam gedaagde 5] heeft hier uitvoerig en concreet verweer tegen gevoerd, dat erop neerkomt dat zij de gegevens die zij uit hoofde van haar functie aan [naam eiseres] diende te verstrekken reeds heeft verstrekt en dat zij op grond van de overeenkomst tussen haar en [naam eiseres] geen beheercodes mag verstrekken aan de bestuursleden van [naam eiseres] , omdat de bestuursleden geen wijzigingen mogen aanbrengen in de boekhouding. Bovendien is volgens [naam gedaagde 5] in januari 2022 ingebroken in de e-boekhouding van [naam eiseres] , hetgeen thans wordt onderzocht door de politie.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat geen aanleiding om ondanks de verklaring van [naam gedaagde 5] dat zij reeds aan haar verplichtingen heeft voldaan, ervan uit te gaan dat dit niet het geval is. Daarbij speelt ook hier een rol dat in de onderhavige procedure geen ruimte is voor nadere instructies teneinde tot het vaststellen van bepaalde feiten te komen. Hiermee is de vordering tot afgifte van informatie en stukken jegens [naam gedaagde 5] niet toewijsbaar.
4.15.
Tot het doen van de gevraagde verklaringen zal [naam gedaagde 5] evenmin veroordeeld worden. Deze vordering suggereert dat [naam gedaagde 5] iets te maken heeft met de inbraak in de boekhouding. Voor die suggestie bestaat echter geen redelijke grond, mede gelet op wat [naam gedaagde 5] daarover heeft verklaard. Uit die verklaring volgt nu juist dat [naam gedaagde 5] zelf door de inbraak is verrast en onderzoek doet naar de gevolgen daarvan. In deze procedure is niet aannemelijk geworden dat aan die verklaring moet worden getwijfeld.
vorderingen 6 en 7
4.16.
De vordering om te bepalen dat [naam eiseres] - kort gezegd - geen uitvoering hoeft te geven aan het verzoek een buitengewone ledenvergadering te beleggen komt neer op een verklaring voor recht en is alleen daarom al niet toewijsbaar. Bovendien geldt het volgende.
4.17.
Het uitroepen van een buitengewone algemene vergadering is in de statuten van [naam eiseres] geregeld in artikel 15 lid 4. Daaruit blijkt dat een buitengewone algemene vergadering kan worden gehouden indien – kort gezegd – tien procent van de stemgerechtigde leden de wens daartoe kenbaar maakt. Het betreft dus een statutair recht van de leden, waaraan uit de aard van de zaak groot gewicht toekomt. De voorzieningenrechter acht geen grondslag aanwezig om leden dit recht af te nemen of dit recht te beperken. Uitzonderingen op dit recht zijn mogelijk denkbaar, maar daarvan is in dit geval niet gebleken. Dat het bestuur nog geen orde op zaken heeft kunnen stellen acht de voorzieningenrechter in dit kader onvoldoende.
4.18.
In het verlengde hiervan geldt dat ook de vordering tot het opleggen van een verbod aan de oud-bestuursleden om hun medewerking te verlenen aan een dergelijke buitengewone vergadering afgewezen wordt. Hier bestaat geen deugdelijke grondslag voor. Voor het gevorderde verbod om hun stemrecht uit te oefenen geldt dat eens te meer.
vordering 8
4.19.
Deze vordering strekt ertoe gedaagden te verbieden bepaalde uitlatingen over het huidige bestuur te doen. Voor toewijzing van deze – naar zijn aard verstrekkende – vordering bestaat geen aanleiding, zelfs niet als aangenomen zou moeten worden dat gedaagden in het verleden “opruiende” teksten zouden hebben verspreid. Deze vordering wordt derhalve eveneens afgewezen.
de proceskosten
4.20.
[naam eiseres] wordt ten opzichte van [naam gedaagde 5] beschouwd als de in het ongelijk gestelde partij. Zij wordt dan ook veroordeeld in haar proceskosten. Die proceskosten worden begroot op € 314,00 aan griffierecht. Ten opzichte van de overige gedaagden geldt dat iedere partij als deels in het ongelijk gesteld worden beschouwd, zodat de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis alle stukken, informatie en sleutels, die zijn genoemd in de punten 66 tot en met 69 van de dagvaarding, voor zover zij die onder zich hebben, met uitzondering van inlogcodes van Facebookpagina’s, aan (de huidige voorzitter en de huidige penningmeester van) De [naam eiseres] te verstrekken;
5.2.
verbiedt [naam gedaagde 1] met onmiddellijke ingang zich voor te doen als ware zij nog penningmeester van [naam eiseres] ;
5.3.
verbiedt [naam gedaagde 1] , [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 4] zich – tot de volgende ledenvergadering en voor wat betreft [naam gedaagde 4] zolang het besluit tot schorsing van kracht is – op te houden in de bestuurskamer van [naam eiseres] ;
5.4.
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten van [naam gedaagde 5] , tot op heden begroot op € 314,00;
5.5.
bepaalt dat verder iedere partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en door mr. A.F.L. Geerdes in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2022.
2247/1980