ECLI:NL:RBROT:2022:1617
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsongeschiktheid op basis van medische rapporten en WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een WIA-uitkering ontvangt, en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser, die als toezichthouder werkte, had zich op 2 februari 2018 ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het Uwv had op 3 november 2020 vastgesteld dat de eiser per 9 oktober 2020 38,55% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij inmiddels hersteld was en weer geschikt voor zijn eigen werk als toezichthouder.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv zijn beslissing heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank oordeelde dat deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en aan de vereiste voorwaarden voldoen. De medische situatie van de eiser op de datum in geding, 9 oktober 2020, werd als zodanig beoordeeld dat de eiser niet geschikt werd geacht voor zijn eigen werk. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had besloten dat de eiser per 9 oktober 2020 38,55% arbeidsongeschikt was en dat het beroep van de eiser ongegrond werd verklaard.
De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om aannemelijk te maken dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldeden, wat hij niet had gedaan. De rechtbank vond dat de medische rapporten inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden waren en dat de artsen de klachten van de eiser adequaat hadden beoordeeld. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, in aanwezigheid van griffier mr. E.H. Maas.