ECLI:NL:RBROT:2022:1609

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
9532640
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie door zorgverzekeraar Zilveren Kruis

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Zilveren Kruis vorderde betaling van een openstaande zorgpremie van € 350,67, plus rente en buitengerechtelijke kosten, van de gedaagde, die in het verleden verzekerd was bij Zilveren Kruis. De gedaagde had zich per 1 januari 2021 aangemeld bij een andere zorgverzekeraar, maar had geen uitschrijfverzoek ingediend voor haar kinderen, wat leidde tot een premieachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de premie verschuldigd was en dat de vordering van Zilveren Kruis gegrond was. De gedaagde erkende de schuld, maar wilde een betalingsregeling treffen, wat niet verplicht kon worden opgelegd door de kantonrechter. De kantonrechter heeft de vordering van Zilveren Kruis toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9532640 \ CV EXPL 21-36880
uitspraak: 4 maart 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Incasso Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ respectievelijk ‘[naam gedaagde]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 2 november 2021, met producties;
  • de schriftelijke reactie van 9 november 2021 van [naam gedaagde];
  • de brief met producties van 24 januari 2022 van Zilveren Kruis;
  • het tussenvonnis van 3 januari 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 februari 2022. Namens de gemachtigde van Zilveren Kruis is verschenen mr. D. de Waard. [naam gedaagde] is niet verschenen. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[naam gedaagde] was bij Zilveren Kruis verzekerd tegen ziektekosten van haarzelf en haar drie kinderen. In december 2020 heeft [naam gedaagde] zich per 1 januari 2021 aangemeld bij een andere zorgverzekeraar, waarna Zilveren Kruis een uitschrijfverzoek ontving. Voor de kinderen van [naam gedaagde] heeft Zilveren Kruis destijds geen uitschrijfverzoek ontvangen.
2.2.
Op 11 maart 2021 is alsnog telefonisch een uitschrijfverzoek voor de kinderen van [naam gedaagde] gedaan. Zilveren Kruis heeft hierbij aangegeven dat de twee minderjarige kinderen konden worden uitgeschreven, maar dat de inmiddels meerderjarige zoon, [naam], kon niet worden uitgeschreven aangezien hij dat zelf diende te regelen.
2.3.
Zilveren Kruis heeft de zorgverzekering van [naam] beëindigd vanaf 25 mei 2021 vanwege een detentieperiode.
2.4.
[naam gedaagde] staat als verzekeringnemer op de polisbladen voor het jaar 2021 vermeld en heeft de zorgpremie over de maanden maart, april en mei 2021 onbetaald gelaten.

3..De vordering

3.1.
Zilveren Kruis heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [naam gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 350,67 aan hoofdsom, € 3,90 aan verschenen rente tot de dag van dagvaarding en € 63,65 aan buitengerechtelijke kosten inclusief btw, met veroordeling van [naam gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar vordering tot betaling van de hoofdsom heeft Zilveren Kruis ten grondslag gelegd dat [naam gedaagde] op grond van de zorgverzekeringsovereenkomst gehouden is de maandelijkse premie te betalen. In deze procedure wordt de onbetaald gebleven premie over de periode maart tot en met mei 2021 als hoofdsom gevorderd. Doordat [naam gedaagde] in verzuim is en vruchteloos is aangemaand tot betaling conform het bepaalde in artikel 6:96 BW, is zij tevens wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten verschuldigd.

4..Het verweer

4.1.
[naam gedaagde] erkent dat het openstaande bedrag aan premie moet worden betaald. Zij wil hiervoor graag een betalingsregeling afspreken. De bijkomende kosten is [naam gedaagde] echter niet verschuldigd. Zij voert daartoe aan dat er voorafgaand aan de dagvaarding geen contact is opgenomen. De ontvangst van de brief van 14 september 2021 wordt door haar betwist.

5..De beoordeling

5.1.
Als onbetwist staat vast dat [naam gedaagde] een bedrag van € 350,67 aan premieachterstand verschuldigd is aan Zilveren Kruis. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom toe.
5.2.
De gevorderde wettelijke rente, die berekend tot de dag van dagvaarding € 3,90 bedraagt, is als onvoldoende gemotiveerd betwist en op de wet gegrond toewijsbaar.
5.3.
Zilveren Kruis maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten. Deze vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. [naam gedaagde] heeft in haar schriftelijke reactie op de dagvaarding betwist dat zij de aanmaningsbrief van 14 september 2021 heeft ontvangen. Uit het niet verschijnen van [naam gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling leidt de kantonrechter echter af dat [naam gedaagde] niet langer betwist dat zij is aangemaand en de sommaties heeft ontvangen. Zodoende is als onbetwist komen vast te staan dat [naam gedaagde] de aanmaningsbrief van 14 september 2021, die overigens voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, heeft ontvangen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 63,65, zullen worden toegewezen.
5.4.
[naam gedaagde] heeft aangegeven graag een betalingsregeling te willen afspreken. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW kan Zilveren Kruis niet worden verplicht om in te stemmen met een betalingsregeling en is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Zilveren Kruis. De kantonrechter verwijst [naam gedaagde] naar (de gemachtigde van) Zilveren Kruis om eventueel alsnog een betalingsregeling te treffen.
5.5.
[naam gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, bestaande uit € 249,60 aan verschotten (€ 126,00 aan griffierecht en € 123,60 aan explootkosten) en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde (twee punten à € 75,00).

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [naam gedaagde] om aan Zilveren Kruis tegen kwijting te betalen € 418,22 aan hoofdsom, verschenen wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de openstaande hoofdsom vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [naam gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 249,60 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
48637