In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 februari 2022 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [naam kind], geboren op [geboortedatum kind] in 2016. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin voor zes maanden. De moeder, die de Nederlandse taal niet goed beheerst, was bijgestaan door haar advocaat mr. H.J. Naber. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder in het verleden te maken heeft gehad met acute psychiatrische klachten, wat heeft geleid tot haar opname in een zorginstelling. Sindsdien verblijft [naam kind] in een pleeggezin van Horizon.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en heeft de moeder en de vader gehoord. De moeder heeft verzocht om een omgangsregeling met [naam kind], maar de kinderrechter oordeelde dat dit verzoek prematuur was. De Raad heeft de zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] uiteengezet, waarbij werd gewezen op de instabiele thuissituatie en de zorgen over de hechting tussen moeder en kind. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing noodzakelijk zijn in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind].
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind] voor de duur van twaalf maanden toegewezen en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om een voortgangsrapportage te doen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling op 17 mei 2022. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig.