ECLI:NL:RBROT:2022:1591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
C/10/632348 / JE RK 22-163
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met kind-eigen problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 25 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 5 maart 2021 en liep tot 5 maart 2022. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 20 januari 2022 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen, met een aanhouding van zes maanden om de actuele situatie te bezien. Tijdens de zitting zijn de ouders, de stiefmoeder en vertegenwoordigers van de GI gehoord. De ouders hebben in het afgelopen jaar stappen gemaakt, maar de situatie blijft instabiel. De vader heeft aangegeven dat hij de omgang met de kinderen niet verder kan uitbreiden, terwijl de moeder meer van hem verwacht. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds ernstig wordt bedreigd en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 5 september 2022, met een pro forma zitting op 1 augustus 2022 om de voortgang te bespreken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/632348 / JE RK 22-163
datum uitspraak: 25 februari 2022

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind 1], geboren op [geboortedatum kind 1] 2013 te [geboorteplaats kind 1],

hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2], geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2],
hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder], hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

[naam vader], hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader],

[naam stiefmoeder], de partner van de moeder, hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 20 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2022.
Op 25 februari 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, te weten [naam 1] en
[naam 2].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder en de stiefmoeder.
Bij beschikking van 5 maart 2021 zijn [naam kind 2] en [naam kind 1] onder toezicht gesteld met ingang van
5 maart 2021 tot 5 maart 2022.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar, waarbij is verzocht om een aanhouding van zes maanden om te bezien wat dan de actuele situatie is.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[naam kind 1] en [naam kind 2] laten bij de ouders thuis kind-eigen problematiek zien. Daarom staan zij bij Yulius op de wachtlijst voor onderzoek.
In de afgelopen periode hebben de ouders grote stappen gemaakt. Dit verdient een compliment. De situatie tussen de ouders is echter nog spanningsvol en hun onderlinge vertrouwen is broos. Zij hebben een verschillende visie over de omgang tussen [naam kind 1], [naam kind 2] en hun vader. Vanwege de verantwoordelijkheid in de zorg voor [naam kind 1] en [naam kind 2] en het gezag van de vader verwacht de moeder in de omgang meer van hem. Voor de vader is echter het maximale bereikt. Als meer omgang voor de vader niet haalbaar is, heeft de moeder voldoende ondersteuning nodig om haar draagkracht en draaglast in balans te houden.
Ook dient te worden bezien of de afspraken in het eerdere ouderschapsplan al dan niet moeten worden gehandhaafd.
De moeder is het ermee eens om de ondertoezichtstelling voor zes maanden te verlengen en het verzoek voor het overige aan te houden. Zij heeft verklaard dat de gemaakte afspraken door de vader niet worden nagekomen en dat hij heeft aangegeven met de omgang te willen stoppen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat de ondertoezichtstelling kan worden beëindigd. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij het volgende verklaard.
Het afgelopen jaar hebben de ouders zich positief ingezet waardoor de omgangsregeling tussen [naam kind 1], [naam kind 2] en de vader van de grond is gekomen. De vader ervaart druk om de omgang uit te breiden, terwijl bij hem de grens daarin is bereikt. Hij heeft immers een nieuwe partner, die een kind heeft. Daar komt bij dat de vader en zijn partner ook een baby hebben gekregen. Door zijn situatie in een samengesteld gezin en de omgang met [naam kind 1] en [naam kind 2] voelt de vader zich overbelast. Daar komt bij dat de vader volgende week een nieuwe baan heeft, waarbij hij in de proefperiode een goede indruk op zijn werkgever wil maken. Hulpverlening en ondersteuning voor [naam kind 1] en [naam kind 2] heeft de vader niet tegengewerkt. Wel bewaakt hij zijn grenzen en heeft de vader aangegeven dat hij in maart niet nog meer afspraken kan nakomen. De vader heeft immers regelmatig afspraken voor [naam kind 1] en [naam kind 2], voor de zoon van zijn nieuwe partner en voor de baby van de vader en zijn partner. Met uitzondering van twee afspraken, waarbij de vader ziek is geweest, is hij alle afspraken in de omgang met [naam kind 1] en [naam kind 2] nagekomen. De vader heeft afspraken met Jong JGZ Zwijndrecht en heeft contact met maatschappelijk werk opgenomen om een prettige thuissituatie te creëren, waarbij wellicht in de toekomst aan uitbreiding van de omgang met [naam kind 1] en [naam kind 2] kan worden gewerkt.
De stiefmoeder heeft ter zitting verklaard dat het wenselijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij het volgende verklaard
De situatie is instabiel. [naam kind 1] en [naam kind 2] willen hun vader meer zien en hebben veel behoefte aan duidelijkheid en nabijheid. De vader heeft echter aangegeven dat hij niet weet of hij de omgang wil voortzetten. Er lijkt bij hem sprake te zijn van aantrekken en afstoten. Dit is niet in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Het is van belang dat de ouders er voor hun kinderen zijn. De stiefmoeder betreurt het dat hulpverlening van BOBA niet wordt ingezet bij de vader.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zij hebben kind-eigen problematiek.
[naam kind 1] is motorisch onrustig, heeft last van stotteren en zindelijkheidsproblemen.
[naam kind 2] heeft moeite om haar emoties op een passende wijze te uiten en kan claimend gedrag laten zien. [naam kind 1] en [naam kind 2] staan op de wachtlijst van Yulius voor onderzoek.
Het afgelopen jaar hebben de ouders stappen gemaakt. Zij hebben hun communicatie verbeterd. Zo hebben de ouders regelmatig gezamenlijke gesprekken en communiceren zij met elkaar door middel van contact per e-mail. Het vertrouwen in elkaar is echter broos. Daar komt bij dat de omgang tussen [naam kind 1], [naam kind 2] en hun vader nog minimaal is en dat de ouders daarin verschillende verwachtingen van elkaar hebben. De vader heeft immers aangegeven dat voor hem het maximaal haalbare in de omgang is bereikt, terwijl de moeder meer van hem verwacht.
Nu de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de bedreigde ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] af te wenden en te zorgen voor een voldoende stabiele (opvoed)situatie, blijft hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. De komende periode dient duidelijk te worden wat in de omgang tussen [naam kind 1], [naam kind 2] en hun vader al dan niet haalbaar is, rekening houdend met de belastbaarheid en de wensen van de ouders. De ouders dienen daarbij het belang van hun kinderen voorop te stellen en hun verantwoordelijkheid als ouder te nemen. [naam kind 1] en [naam kind 2] moeten immers onverkort een beroep op beide ouders kunnen blijven doen.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter overeenkomstig het verzoek van de GI de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aanhouden tot de hierna vermelde pro forma datum.
De GI wordt verzocht uiterlijk op de hierna vermelde pro forma datum de kinderrechter in een voortgangsrapportage te informeren of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Indien het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd en de belanghebbenden hiermee instemmen, kan dit deel van het verzoek zonder een behandeling ter zitting worden afgedaan.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 5 september 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 augustus 2022 pro forma.
Bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
Verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde pro forma datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de belanghebbenden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2022 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.