ECLI:NL:RBROT:2022:1580

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
8689683 CV EXPL 20-27268
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit hoofde van leaseovereenkomsten en borgtocht met betrekking tot misbruik van omstandigheden en bedreiging

In deze zaak, uitgesproken op 25 februari 2022 door de kantonrechter te Rotterdam, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Beequip B.V. en Ma-Bo Hoogwerkers B.V. met betrekking tot leaseovereenkomsten en een borgtocht. Beequip vordert betaling van bedragen die Ma-Bo verschuldigd is uit hoofde van leaseovereenkomsten voor twee objecten, alsook een bedrag dat verband houdt met een voorfinanciering van BTW. Ma-Bo heeft verweer gevoerd en stelt dat zij teveel heeft betaald en dat de betalingsregeling die op 11 april 2019 is getroffen, vernietigbaar is wegens misbruik van omstandigheden en bedreiging. De kantonrechter oordeelt dat Ma-Bo de overeengekomen bruto afkoopsom van € 500.867,77 verschuldigd is, en dat het beroep op vernietiging van de betalingsregeling niet slaagt. De kantonrechter overweegt dat er geen sprake is van misbruik van omstandigheden of bedreiging, aangezien beide partijen professionele ondernemingen zijn die zakelijk opereerden. De vordering van Beequip tot betaling van de contractuele rente en de hoofdsom wordt toegewezen, terwijl de vorderingen van Ma-Bo in reconventie worden afgewezen. Daarnaast wordt de borgtocht van de eisers vernietigd, omdat zij onder druk zijn gezet om deze aan te gaan, wat leidt tot een onevenredig voordeel voor Beequip. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling van de gevorderde rente en eigendomsbewijzen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8689683 CV EXPL 20-27268
uitspraak: 25 februari 2022
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de hoofdzaak
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beequip B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. R.J.R.M. de Bok,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ma-Bo Hoogwerkers B.V.,
gevestigd te Zutphen,
2. de Duitse vennootschap
Ma-Bo Arbeitsbühnen GmbH,
gevestigd te Gronau, Duitsland,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
gemachtigde: mrs. E. Poelenije en A. Muradjan,
in de tussenkomst

1..[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats eisers] ,
eisers,
gemachtigde: mrs. E. Poelenije en A. Muradjan,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Beequip B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. R.J.R.M. de Bok.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Beequip’, ‘Ma-Bo’ en ‘ [eisers] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 24 juli 2020 met bijlagen;
de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie met bijlagen;
de incidentele conclusie houdende vordering tot tussenkomst met bijlagen;
de conclusie van antwoord in het incident;
het vonnis in het incident;
de conclusie van eis in tussenkomst met bijlagen;
het tussenvonnis van 29 maart 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de conclusie van antwoord in reconventie in hoofdzaak, tevens conclusie van antwoord in tussenkomst met bijlagen;
de akte aanvulling van gronden in conventie en in reconventie, tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie in de hoofdzaak, tevens houdende overlegging producties;
de brief van 10 juni 2021 van de gemachtigde van Beequip houdende bezwaar tegen de eisvermeerdering van Ma-Bo;
de spreekaantekeningen van de gemachtigde van Ma-Bo en [eisers] ;
de aantekening van de griffier dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op
15 juni 2021;
13. de antwoordakte na comparitie van Beequip;
13. de conclusie van repliek in reconventie tevens houdende aanvulling van gronden in conventie en houdende vermeerdering van eis in reconventie, tevens conclusie van repliek in tussenkomst tevens houdende vermeerdering van eis in tussenkomst met bijlagen;
13. de conclusie van dupliek in reconventie in de hoofdzaak, tevens conclusie van dupliek in de tussenkomst van 5 oktober 2021.
1.2
De datum voor de uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Beequip houdt zich bezig met het ter beschikking stellen van bedrijfsmiddelen en kapitaalgoederen door middel van lease, advisering en dienstverlening met betrekking tot de aanschaf, het gebruik, onderhoud en verkoop van equipment alsmede houdster- en financieringsactiviteiten.
2.2
Ma-Bo houdt zich bezig met de verhuur en lease van onder meer machines en werktuigen. [eisers] zijn door middel van [naam bedrijf 1] bestuurder van Ma-Bo. Zij zijn ook bestuurder van Ma-Bo GmbH.
2.3
Sinds 2016 hebben Beequip en Ma-Bo een contractuele relatie op het gebied van financial lease. Ma-Bo heeft een groot deel van haar wagenpark aan Beequip verkocht en Beequip heeft dit vervolgens aan Ma-Bo geleased (‘sale-and-leaseback’).
2.4
In de tussen Beequip en Ma-Bo gesloten ‘Limietovereenkomst Financial Lease and Sale & Financial Lease’ (hierna: de limietovereenkomst) van 5 december 2016 zijn de voorwaarden voor het verstrekken van leasefaciliteiten door Beequip vastgelegd. In deze overeenkomst staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“1. LIMIETOVEREENKOMST
1.1
BEEQUIP stelt aan Lessee een gecommitteerde aflossende lease faciliteit ter beschikking ter hoogte van in totaal maximaal EUR 2.250.000,00 hierna te noemen: "Limiet", voor de (her)financiering van voor BEEQUIP acceptabele hoogwerkers, hierna te noemen: "Objecten", die door Mabo aan derden zijn verhuurd of zullen worden verhuurd. Eenmaal afgeloste bedragen kunnen niet opnieuw worden opgenomen.
1.2
Dit commitment heeft een geldigheidsduur van 7 jaar vanaf datum ondertekening van deze Limietovereenkomst. Jaarlijks wordt verlenging van dit commitment beoordeeld door BEEQUIP
1.3
De lease faciliteit betreft een (sale &) financial lease. Hierbij kan Mabo aan BEEQUIP een Object verkopen, dat vervolgens door BEEQUIP aan Mabo zal worden geleased. Tevens kan BEEQUIP op verzoek van Lessee een Object kopen van de leverancier daarvan en deze vervolgens aan Mabo leasen;
1.4
BEEQUIP zal in dit kader per Object een separate financial leaseovereenkomst of een sale &
financial leaseovereenkomst met Mabo sluiten.”
“5. EIGENDOM VAN HET OBJECT
5.1.
Met inachtneming van het bepaalde in de Leaseovereenkomst, zal Mabo in geval van een sale & financial lease de Objecten vrij van voorwaardelijke en beperkte rechten en gebreken aan BEEQUIP verkopen en na voldoening door BEEQUIP van de koopsom in eigendom overdragen.
5.2.
De koopsom van de Objecten is gelijk aan het leasebedrag. BEEQUIP voldoet de koopsom door het leasebedrag aan Mabo danwel aan leverancier te betalen. Mabo heeft door voldoening van de koopsom door BEEQUIP op dat moment geen vorderingen meer op BEEQUIP
5.3.
Op de dag dat BEEQUIP de koopsom voldoet, vindt de eigendomsoverdracht plaats. Vanaf dat moment gaat Mabo de Objecten voor BEEQUIP houden. BEEQUIP behoudt zich de eigendom van de Objecten voor tot het moment waarop zij niets meer van Mabo te vorderen heeft uit hoofde van de relevante Leaseovereenkomst.”
“7. FEES EN KOSTEN
(…)7.5 Als Lessee een Object aan een derde wenst te verkopen en om die reden de Leaseovereenkomst voortijdig wil beëindigen, is BEEQUIP bereid het Object aan Lessee te verkopen voor de in de betreffende leaseovereenkomst onder artikel 2 opgenomen totale koopsom (minus de reeds betaalde aflossingen binnen de betaalde leasetermijnen), met dien verstande dat de rente in de alsdan nog resterende leasetermijnen verminderd wordt met 1,5%-punt naar 3,7%- punt. Eventuele BTW betalingen over de koopsom dienen aanvullend voldaan te worden door Mabo. In deze situatie is het eventueel ook mogelijk om het Object in te ruilen voor een ander voor BEEQUIP acceptabel object (hierna te noemen: “het Andere Object"). De bestaande Leaseovereenkomst zal, nadat Partijen ter zake de inruil een
wijzigingsovereenkomst hebben ondertekend, onder dezelfde voorwaarden worden voortgezet ter zake het Andere Object. Een en ander dient BEEQUIP tot genoegen te zijn. Dit artikel is niet van toepassing als de Leaseovereenkomst wordt beëindigd wegens een situatie zoals opgenomen in artikel 9 van de Algemene Voorwaarden.
“10. BEËINDIGING VAN DEZE LIMIETOVEREENKOMST
10.1.
Deze Limietovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Opzegging van deze Limietovereenkomst door Partijen is mogelijk indien dit schriftelijk gebeurt tegen het einde van een kalendermaand en met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. In afwijking van het hiervoor bepaalde en met inachtneming van het bepaalde in art 2.4 kan deze Limietovereenkomst door Partijen onmiddellijk worden beëindigd ingeval van faillissement van
de andere partij of indien de andere partij surséance van betaling aanvraagt, dan wel de andere partij in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de onderhavige samenwerkingsovereenkomst.”
2.5
In februari 2017 hebben Ma-Bo en Beequip een leaseovereenkomst (EQ300798) gesloten voor het object [object 1] (hierna: ' [object 1] '). Het leasebedrag bedraagt € 614.000,-. Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden Financial Lease 2016/2 van Beequip (hierna: ‘de algemene voorwaarden’) van toepassing verklaard.
2.6
In de algemene voorwaarden staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…) 3. Eigendom van het Object
1. Het Object is eigendom van Lessor. (…)
2. (…)
3. Lessee mag het Object niet (geheel of gedeeltelijk) vervreemden of met enig zekerheidsrecht of enig ander beperkt recht bezwaren. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Lessor mag Lessee het Object ook niet (geheel of gedeeltelijk) onder welke titel dan ook aan een derde in gebruik geven of afstaan.”
6. Betalingen, belastingen en automatische incasso
1. De leasetermijnen en alle overige verschuldigde bedragen moeten door Lessee steeds stipt op de vervaldag plaatsvinden op een door Lessor aangegeven bankrekening.
2. (…)
3. Lessor is steeds bevoegd om al hetgeen zij al dan niet opeisbaar of onder voorwaarde en uit welke hoofde dan ook van Lessee te vorderen heeft, te verrekenen met al dan niet opeisbare of voorwaardelijke vorderingen van Lessee op Lessor.
4. Lessor is gerechtigd elke door Lessee verrichte betaling naar keuze van Lessor in mindering te brengen op hetgeen door Lessee verschuldigd is, uit welke hoefde dan ook en ongeacht op grond van welke schuld die betaling door Lessee is verricht. Vervroegde betaling van één of meer leasetermijnen ontslaat Lessee niet van zijn verplichting tot periodieke betalingen zal in mindering worden gebracht op de laatste leasetermijnen), zonder dat dit tot een korting of
restitutie leidt.
5. Als Lessee in gebreke blijft met de tijdige betaling van een leasetermijn, of een ander verschuldigd bedrag, zal hij hierover een direct opeisbare vertragingsrente verschuldigd zijn van 1,5 % per maand of de geldende wettelijke rente, als die laatste hoger is, te rekenen vanaf de vervaldag tot en met de dag van betaling, waarbij een gedeelte van een kalendermaand voor een gehele kalendermaand wordt gerekend.
6. De administratie van Lessor strekt tot volledig bewijs van de vorderingen van Lessor op Lessee, behoudens tegenbewijs.
(…)”
“8. Aanvullende zekerheid
Lessee is verplicht om op eerste verzoek van Lessor voldoende zekerheid te stellen voor de nakoming van zijn bestaande en toekomstige verplichtingen jegens Lessor, voortvloeiend uit zowel de bestaande Leaseovereenkomst als uit nieuwe overeenkomsten van welke aard dan ook. Is een gestelde zekerheid naar het oordeel van Lessor onvoldoende geworden en/cf is de mogelijkheid van Lessor zich op het Object te verhalen verminderd of tenietgegaan, dan is Lessee, ondanks de rechten van Lessor op grond van art 9 (Ontbinding en schadevergoeding), verplicht jegens Lessor (aanvullende) zekerheid te stellen. Vestiging van een (nieuwe) zekerheid ten gunste van Lessor strekt niet tot vervanging of vrijgave van (bestaande) zekerheden. (…)”
“9. Ontbinding en schadevergoeding
1. In het geval,
a.
a) Lessee in gebreke blijft tijdig te betalen of een andere op hem rustende verplichting jegens Lessor niet nakomt, (…);
(…)
heeft dit te gelden als een toerekenbare tekortkoming in de nakoming door Lessee van haar verplichtingen en heeft Lessor het recht om i. de Leaseovereenkomst, na ingebrekestelling, door een schriftelijke verklaring aan Lessee met onmiddellijke ingang te ontbinden, ii. het Object terstond weer tot zich te nemen en iii. schadevergoeding te vorderen, alles onverminderd de rechten die de wet en de Leaseovereenkomst aan Lessor toekennen bij niet-nakoming door
Lessee.”
2.7
In 2018 hebben Beequip en Ma-Bo een leaseovereenkomst gesloten voor het object [object 2] (hierna: ‘ [object 2] ’). Daarnaast hebben Beequip en Ma-Bo een voorfinancieringsovereenkomst gesloten op grond waarvan Beequip € 110.613,06 aan Ma-Bo heeft geleend voor betaling van de verschuldigde Duitse BTW (MwSt) (de ‘Upfront BTW’). Beequip heeft op 31 december 2018 een factuur voor dit bedrag aan Ma-Bo gestuurd.
2.8
Eind 2018 heeft Ma-Bo Beequip verzocht om afkoop van de leasovereenkomst voor de [object 1] omdat zij de machine aan een derde wilde verkopen. In een gesprek op 19 december 2018 hebben de leaseofficer van Beequip, [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’) en [eiser 1] hierover afspraken gemaakt. In een e-mail van diezelfde dag heeft [naam 1] de afspraken bevestigd. Daarin staat voor zover van belang:
“(…) zoals besproken een samenvatting van de afspraken.
Afkoop [object 1] ;
Afkoop machine tegen netto outstanding + Eur 10.000,-
Zie onderstaand schema,
Nett
Gross
18-12-2018
€ 445.889,29
€ 506.203,60
21-12-2018
€ 442.015,38
€ 500.946,40
Afspraken nieuwe investeringen;
6x Aichi schaar,
2x vrachtwagenhoogwerker 48 & 75 meter [naam bedrijf 2] ,
(…)”
2.9
Op 12 februari 2019 heeft Beequip Ma-Bo een factuur gestuurd voor € 500.867,77 met betrekking tot de afkoop van de [object 1] .
2.1
Op 28 maart 2019 heeft Ma-Bo Beequip laten weten dat zij de [object 1] aan een derde had verkocht maar dat zij nog niet in staat was de afkoopsom aan Beequip te betalen.
2.11
Bij brief van 3 april 2019 heeft Beequip Ma-Bo laten weten dat zij niet bevoegd was de [object 1] aan een derde te verkopen en heeft zij Ma-Bo in gebreke gesteld en gesommeerd tot betaling van € 500.867,77 aan afkoopsom. Daarnaast is Ma-Bo aansprakelijk gesteld voor schade en heeft Beequip aangekondigd dat zij bevoegd is de overige leaseovereenkomsten te ontbinden.
2.12
Op 5 april 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Beequip en Ma-Bo. In vervolg daarop heeft Ma-Bo Beequip op 8 april 2019 een plan van aanpak gestuurd voor betaling van de afkoopsom voor de [object 1] . In de brief staat voor zover hier van belang:
“(…) Zoals afgelopen vrijdag in ons persoonlijk gesprek mondeling is toegelicht, is de verkoop van deze machine in december 2018 overlegd met [naam 1] . Deze verkoop hield verband met de aandelenuitkoop van [naam 2] per 30-12-2018. De afkoopsom zou volgens [naam 1] het openstaande netto leningbedrag (netto outstanding) zijn vermeerderd met €10.000,-, zoals hij dat in zijn mail van 18 december 2019 bevestigd.(…)
Om reden, die wij u vrijdag 5 april jl. in ons persoonlijk gesprek kenbaar hebben gemaakt, heeft Ma-Bo de lening echter nog niet kunnen aflossen. Zoals afgelopen vrijdag is afgesproken, hebben wij een plan van aanpak gemaakt, om alsnog de openstaande lening binnen afzienbare tijd aanzienlijk te reduceren. (…)
[object 1] is, zoals bekend is bij [naam 1] (en inmiddels ook bij u) verkocht aan [naam bedrijf 2] , [adres bedrijf 2] voor een bedrag van € 540.000. (…). Het bedrag is reeds ontvangen en de machine is ook geleverd aan [naam bedrijf 2] . (…)”
2.13
Op 9 april 2019 heeft Ma-Bo Beequip een gewijzigd plan van aanpak gestuurd voor de betaling van een afkoopsom per 12 februari 2019 van € 500.867,77.
2.14
Op 11 april 2019 heeft Beequip Ma-Bo een ‘pandakte voorbehouden pandrecht’ en een ‘gezamenlijke borgakte’ gestuurd. Beequip heeft in de begeleidende e-mail, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“(…) In vervolg op onze ingebrekestellingsbrief die wij op 3 april 2019 aan u hebben gezonden, berichten we u als volgt.
Wij hebben uw brief van 8 april 2019 en het door u aan ons op 9 april 2019 toegezonden ‘Plan van Aanpak’ ter kennisneming aangenomen.
Wij stellen u hierbij in de gelegenheid om het aan ons verschuldigde bedrag van EUR 500.867,77 vermeerderd met 1,5% vertragingsrente vanaf 12 februari 2019, gefaseerd aan ons te betalen, te weten:
uiterlijk 31 april 2019 dient EUR 402.000,-; en
uiterlijk 31 mei 2019 dient EUR 98.867,77 vermeerderd met voornoemde vertragingsrente, te zijn overgemaakt op onze bankrekening (…)
De mogelijkheid van gefaseerde betaling vindt plaats onder de volgende voorwaarden:
  • u gaat akkoord met de verpanding aan BEEQUIP van het voorwaardelijk eigendom op de leaseobjecten. De desbetreffende pandakte treft u bij deze brief aan.
  • U gaat akkoord met een persoonlijke borgstelling van EUR 500.867,77 als zekerheid voor de uitstaande verplichtingen. De desbetreffende borgakte (met daarbij een toelichting) treft u bij deze brief aan.
BEEQUIP is bereid om op uw verzoek over te gaan tot de verkoop van leaseobjecten en de opbrengst daarvan in mindering te brengen op uw uitstaande verplichtingen aan ons. (…)”
2.15
Tussen 14 april en 16 april 2019 hebben Beequip en Ma-Bo per e-mail gecorrespondeerd over de borgakte en de pandakte. In een e-mail van 16 april 2019 (01.25 uur) heeft Ma-Bo aan Beequip, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Dag [naam 3] ,
Ik vind het uiterst vervelend dat bij jou de indruk is ontstaan dat ik de ingebrekestelling niet serieus neem.
Vanaf het moment dat wij elkaar hierover hebben gesproken (op 5 april jl), ben ik hier dagelijks mee bezig...
Vorige week heb je mondeling aangegeven akkoord te zullen gaan met het plan van aanpak, zoals dit op 9
april jl aan je is gemaild. Je hebt op dat moment tevens aangegeven dat er nog een paar zaken iets anders
geformuleerd zouden moeten worden en dat jij dan vervolgens de stukken naar ons toe zou sturen. Ik was
dan ook erg verbaasd toen wij de mail ontvingen, omdat er ineens allerlei aanvullende stukken bij zaten.
Gisteren heb ik aangegeven met mijn juridisch adviseur te willen overleggen, omdat ik nog allerlei juridisch
inhoudelijke vragen heb ten aanzien van de toegestuurde documenten en dat heb ik ook gedaan. Hij had
echter ook tijd nodig om de stukken te bestuderen en het een en ander uit te zoeken en zou er morgen bij ons
op terug komen. Nu je ons echter voor het blok zet, zijn we zelfs op dit late tijdstip nog met bevriende juristen
in gesprek, die ons in dit vraagstuk kunnen bijstaan. Wij kunnen de stukken namelijk niet zondermeer tekenen
zonder duidelijkheid te krijgen op meerdere vragen, om een voorbeeld te noemen: je vraagt of wij een
borgstelling willen tekenen voor een bedrag van € 500.867,77, waarbij wij tevens moeten verklaren goed te
zijn voor dit bedrag (dit zelfs uitdrukkelijk te vermelden). Dit kunnen wij niet doen, aangezien wij in privé niet
over zoveel geld beschikken. Alle winsten zijn in het verleden geherinvesteerd in het bedrijf en wij hebben
vanuit privé ook diverse leningen aan het bedrijf verstrekt. We hebben, zoals bekend bij jou is, een
kapitaalintensief bedrijf.
Tevens ben ik ook vandaag weer bezig geweest met het ten uitvoer brengen van het plan van aanpak. Zo heb
ik vanavond een afspraak gehad met een financier om te kijken of we jullie lening volledig kunnen oversluiten.
Het is mij wel duidelijk dat het vertrouwen weg is, zoals je ook hebt uitgesproken en waar ik ook begrip voor
heb. Ik betreur wat er is gebeurd, heb er veel spijt van, maar het lijkt me geen goede basis voor de toekomst
voor ons beiden (…).
Naar aanleiding van onze vragen zijn door onze bevriende juristen de volgende opmerkingen geformuleerd.
Opmerkingen pandakte
(…)
Opmerking Borgakte
De borgstelling staat niet in verhouding met het risico. Te meer omdat er ook al een pandrecht is gevestigd. Daarbij komt dat Borgen hun hele privévermogen in het bedrijf hebben geïnvesteerd, waardoor er sprake is van een financieel gezond bedrijf en dit dus ook ten goede komt aan eventuele schuldeisers en zakenpartners zoals Beequip.
Het bedrag van de borgstelling is bovendien niet naar rato van het uitgeleende bedrag en ook voor Borgen veel te hoog. Zij moeten verklaren dat zij 'goed zijn' voor het bedrag, maar zouden dit nooit kunnen waarmaken. Er is niet of nauwelijks overwaarde op de privéwoning, er zijn geen overige waardevolle bezittingen en er is ook geen bankrekening, waar dit bedrag op staat. Borgen zouden dus valsheid in geschrifte plegen als zij zouden verklaren dat zij 'goed zijn' voor genoemd bedrag.
(…)”
2.16
In een e-mail van 16 april 2019 (11.19 uur) heeft Ma-Bo aan Beequip, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Beste [naam 3] ,
hierbij stuur ik je de stukken getekend retour. Wij hebben geen keus dan deze te tekenen, aangezien plan B
het ophalen van alle de machines die jullie in onderpand hebben (en verkopen daarvan) en aangifte doen bij
de politie voor ons het faillissement betekend. Hiermee benadeel ik ook mijn personeel en overige
schuldeisers.
(…).”
2.17
In een e-mail van 7 juni 2019 heeft Ma-Bo per e-mail aan Beequip, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“(…) Tot slot verwijs ik nog graag naar onze mail met betrekking tot het aflosbedrag van de totaal resterende lening, waar wij op vrijdag 21 mei jl om hebben verzocht. Dit overzicht hebben wij tot op heden nog niet mogen ontvangen. (…)”
2.18
Op 27 juni 2019 heeft de gemachtigde van Ma-Bo per e-mail aan de gemachtigde van Beequip, voor zover hier van belang, geschreven:
“(…) Cliënte heeft Beequip herhaaldelijk verzocht om een opgave van het afkoopbedrag van de totale resterende lening. Het is mij niet duidelijk waarom Beequip deze opgave nog steeds niet heeft verstrekt.
Ik verzoek u mij de opgave uiterlijk vrijdag a.s. te verstrekken. (…)”
2.19
In de periode april tot en met juni 2019 heeft Ma-Bo meerdere aflossingen gedaan voor de [object 1] . De laatste betaling is gedaan op 10 juni 2019. Op 25 juni 2019 heeft Beequip Ma-Bo de volgende renteberekening per 20 juni 2019 gestuurd:
2.2
Op 6 augustus 2019 heeft Beequip Ma-Bo voor de [object 1] de volgende renteberekening per 30 juni 2019 gestuurd:
2.21
In een e-mail van 23 augustus 2019 heeft de gemachtigde van Ma-Bo aan (de gemachtigde van) Beequip, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“ (…) In haar e-mail van 7 juni 2019 (zie Bijlage 3) en eerder telefonisch op 21 mei 2019 heeft cliënte rechtstreeks aan Beequip gevraagd om opgave van het afkoopbedrag voor het geval zij zou willen overgaan tot (her)financiering elders.
Schrijf ik op 27 juni 2019 dat mij niet duidelijk is waarom die opgave niet verstrekt wordt, dan kunnen we op dit
moment slechts vaststellen dat die onduidelijkheid alleen maar groter is geworden. Er is namelijk geen enkele
reactie gevolgd.
Ik wijs er daarbij op dat [naam 4] in zijn email van 16 april 2019 schrijft: "Wij staan open voor een volledige
afkoop van onze vordering en zullen onder betaling daarvan onze eigendommen aan jou vrijgeven. Graag zien wij een verzoek van jou voor afkoop van alle leasecontracten tegemoet bij interesse van jouw kant."
Nu het afkoopbedrag door uw cliënte niet gegeven wordt, heeft cliënte op basis van de in het verleden gehanteerde uitgangspunten, afkoop tegen het netto openstaande bedrag, een berekening gemaakt uitgaande van afkoop tegen verschillende data, allen in de maand september 2019, zie Bijlage 4 (overzicht Beequip per september-2019).
Ik verzoek u mij uiterlijk op 30 augustus 2019 voor 12.00 uur te bevestigen dat de berekening van cliënte ten
aanzien van het afkoopbedrag juist is.
Het niet verstrekken van de opgave respectievelijk niet reageren op de bijgesloten berekening, brengt met zich dat
cliënte niet in staat wordt gesteld om een daadwerkelijke afkoop te overwegen. Uw cliënte handelt daarmee in strijd met de mail van [naam 4] en de belangen van cliënte.”

3..Het geschil in conventie en in reconventie in de hoofdzaak

3.1
Beequip vordert in conventie dat Ma-Bo bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van:
€ 23.558,66 aan contractuele rente uit hoofde van de Leaseovereenkomst, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 12 februari 2019 tot en met 10 juni 2019, te vermeerderen met de contractuele rente, dan wel de wettelijke handelsrente, dan wel de wettelijke rente vanaf 10 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
€ 110.613,06 aan Upfront BTW uit hoofde van de Leaseovereenkomst EQ303944, te vermeerderen met de contractuele rente, dan wel de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf 22 februari 2019,
€ 24.356,71 aan contractuele buitengerechtelijke incassokosten, dan wel € 2.398,78 aan buitengerechtelijke incassokosten conform de Staffel Buitengerechtelijke Incassokosten en met veroordeling van Beequip in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2
Beequip legt aan haar vordering tot betaling van de rente uit hoofde van de leaseovereenkomst [object 1] ten grondslag dat Ma-Bo haar verbintenissen op grond van de op 11 april 2019 gesloten overeenkomst dient na te komen. Aan de gevorderde betaling van de Up-Front BTW legt Beequip nakoming van de overeenkomst tot voorfinanciering ten grondslag. Omdat Ma-Bo haar betalingsverplichtingen niet is nagekomen is, heeft Beequip recht op de contractuele rente en de overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
Ma-Bo heeft verweer gevoerd. Daarop zal - voor zover voor de beslissing van belang - hierna worden ingegaan.

4..De vordering en het verweer in reconventie in de hoofdzaak

4.1
Ma-Bo vordert (na vermeerdering van eis) in reconventie bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
artikel 6 lid 4 algemene voorwaarden van Beequip primair te vernietigen, subsidiair buiten toepassing te verklaren;
de betalingsregeling van 11 april 2019 en de daarbij behorende overeenkomst tot verpanding dan wel de pandakte te vernietigen;
de overeenkomst tot verpanding dan wel de pandakte te vernietigen, dan wel voor recht te verklaren dat deze is komen te vervallen;
indien het beroep van Ma-Bo op verrekening wordt gehonoreerd, Beequip te veroordelen om aan Ma-Bo te betalen een bedrag van € 338.073,37;
indien het beroep van Ma-Bo op verrekening niet wordt gehonoreerd, Beequip te veroordelen om aan Ma-Bo te betalen een bedrag van € 412.703,36;
Beequip te veroordelen de eigendomsbewijzen van de afbetaalde machines c.q. leasecontracten binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis aan Ma-Bo te verstrekken;
Beequip te veroordelen het voorbehouden pandrecht op de machines binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis vrij te geven;
Beequip te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,- per dag, althans de hoogte van de op te leggen dwangsom zodanig vast te stellen als uw Rechtbank juist acht, dat Beequip aan de veroordeling onder punt 6 en/of punt 7 van dit petitum geen gehoor geeft, tot een maximum van € 50.000,-, met veroordeling van Beequip in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2
Ma-Bo legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden is onredelijk bezwarend en daarom vernietigbaar op grond van artikel 6:233 sub a BW. De betalingsregeling van 11 april 2019 is vernietigbaar op grond van artikel 3:44 lid 1 BW omdat deze is tot stand gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging. Tussen partijen geldt de oorspronkelijke afspraak van 19 december 2018 dat Ma-Bo de netto afkoopsom plus boete van € 10.000,- is verschuldigd. Ma-Bo heeft meer dan dit bedrag voldaan en heeft recht op terugbetaling van het teveel betaalde. Verder is Beequip tekortgeschoten in haar verplichting om mee te werken aan afkoop van de leaseovereenkomsten en om de eigendomsbewijzen van de afbetaalde machines vrij te geven. Beequip dient haar verplichtingen alsnog na te komen en is daarnaast aansprakelijk voor de schade die Ma-Bo heeft geleden door het niet kunnen vernieuwen van haar wagenpark.
4.3
Beequip heeft verweer gevoerd. Daarop zal - voor zover voor de beslissing van belang - hierna worden ingegaan.

5..De vordering en het verweer in de tussenkomst

5.1
[eisers] vorderen (na vermeerdering van eis) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
primair: voor recht te verklaren dat tussen Beequip en [eisers] geen overeenkomst van borgtocht dan wel borgtochtakte tot stand is gekomen;
subsidiair: de overeenkomst van borgtocht dan wel de borgtochtakte tussen Beequip en [eisers] te vernietigen;
meer subsidiair: voor recht te verklaren dat de overeenkomst van borgtocht dan wel de borgtochtakte is tenietgegaan vanwege de vermelding in het goedschrift, althans vanwege een niet meer bestaande vordering.
5.2
[eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. De borgovereenkomst is niet rechtsgeldig tot stand gekomen omdat niet is voldaan aan het vormvereiste dat de volledige voorgeschreven zin is uitgeschreven. Subsidiair is de overeenkomst vernietigbaar omdat deze tot stand is gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging. Meer subsidiair is de borg teniet gegaan omdat het goedschrift alleen betrekking heeft op de hoofdsom van € 500.867,77 en dit bedrag is voldaan. Als de borg ook betrekking heeft op de vertragingsrente en kosten geldt eveneens dat de borg is teniet gegaan omdat Ma-Bo aan al haar betalingsverplichtingen heeft voldaan.
5.3
Beequip heeft verweer gevoerd. Daarop zal - voor zover voor de beslissing van belang - hierna worden ingegaan.

6..De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
6.1
De zaak gaat - kort gezegd - over de vraag of Ma-Bo op grond van de leaseovereenkomsten met betrekking tot de [object 1] en de [object 2] nog bedragen aan Beequip moet betalen en of Ma-Bo zich kan beroepen op verrekening met vorderingen die zij stelt te hebben op Beequip. Ma-Bo stelt dat zij teveel aan Beequip heeft betaald en recht heeft op terugbetaling. Verder gaat het over de vraag of Beequip aansprakelijk is tegenover Ma-Bo vanwege het niet meewerken aan afkoop van leaseovereenkomsten en het niet vrijgeven van eigendomsbewijzen van machines. Tot slot is in geschil of Ma-Bo en [eisers] (nog) zijn gebonden aan de pandakte en de overeenkomst van borgtocht.
6.2
In conventie wordt geoordeeld dat de vorderingen van Beequip gedeeltelijk toewijsbaar zijn. In reconventie zullen de vorderingen van Ma-Bo worden afgewezen. In de tussenkomst wordt geoordeeld dat de vorderingen van [eisers] gedeeltelijk toewijsbaar zijn.
IN CONVENTIE
I.
De vordering ten aanzien van de [object 1]
6.3
Beequip vordert betaling van € 23.558,66 aan contractuele rente. Beequip legt daaraan ten grondslag dat Ma-Bo gehouden is tot nakoming van de op 11 april 2019 tussen partijen getroffen betalingsregeling. Ma-Bo betwist niet dat deze overeenkomst is gesloten, maar doet een beroep op vernietiging ervan. Volgens Ma-Bo is de overeenkomst onder invloed van misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging tot stand gekomen. Overeengekomen was dat Ma-Bo voor de afkoop van de machine [object 1] een netto afkoopsom vermeerderd met een afkoopboete zou voldoen. Beequip heeft die afspraak eenzijdig gewijzigd en heeft Ma-Bo onder druk gezet om toch de bruto afkoopsom te voldoen. Als gevolg van de vernietiging van de regeling van 11 april 2019 vallen partijen terug op de afspraak dat Ma-Bo de netto afkoopsom met boete zou voldoen. Dat bedrag is ruimschoots voldaan en Ma-Bo is geen rente verschuldigd, aldus Ma-Bo.
Vernietiging betalingsregeling 11 april 2019
6.4
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep op vernietiging van de betalingsregeling van 11 april 2019 vanwege misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging niet slaagt. Daarvoor bestaan de volgende redenen.
6.5
Misbruik van omstandigheden is aanwezig wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, wordt bewogen tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, terwijl dat wat hij weet of moet begrijpen, hem daarvan had behoren te weerhouden [1] . De vereisten voor misbruik van omstandigheden zijn: bijzondere omstandigheden, misbruik en causaal verband. Van bedreiging is sprake indien iemand een ander tot het verrichten van een rechtshandeling beweegt door de ander of een derde onrechtmatig met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen [2] . Bedreiging kan ook aanwezig zijn als het toebrengen van het nadeel waarmee bedreigd wordt op zichzelf niet onrechtmatig is, maar het bedreigen vanwege het beoogde doel of de wijze waarop of de omstandigheden waaronder het plaatsvindt, onrechtmatig is [3] . De beoordeling van het beroep op misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging vindt plaats in het licht van de feitelijke gang van zaken.
Afspraak 19 december 2018
6.6
Partijen twisten over de uitleg van de afspraak van 19 december 2018. Op zichzelf is die uitleg niet van belang omdat vaststaat dat zij op 11 april 2019 een nadere overeenkomst hebben gesloten. Maar vanwege het beroep op vernietiging van die overeenkomst is wel van belang wat partijen op 19 december 2018 zijn overeengekomen en wat zich daarna heeft voorgedaan.
6.7
Bij de uitleg van een overeenkomst gaat het niet alleen maar om een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen daarvan. Het komt daarbij aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (Haviltex-maatstaf).
6.8
Uit een uitleg van de overeenkomst van 19 december 2018 volgt dat partijen een netto afkoopsom met boete zijn overeengekomen. In de e-mail waarin de gemaakte afspraken zijn bevestigd staat dat een netto afkoopsom en een boete is overeengekomen, zonder dat daarbij staat vermeld dat dit alleen geldt bij het aangaan van nieuwe leaseovereenkomsten. De afspraken over de afkoop van de [object 1] en het aangaan van nieuwe leaseovereenkomsten staan in de e-mail afzonderlijk van elkaar weergegeven. De enkele omstandigheid dat in de tabel naast het nettobedrag ook een brutobedrag staat vermeld is onvoldoende om aan te nemen dat de netto afkoopsom alleen gold bij het aangaan van nieuwe leaseverplichtingen. Als partijen dit hadden bedoeld, had het voor de hand gelegen dat uitdrukkelijk te vermelden in de e-mail. Er zijn geen andere stukken overgelegd of feiten aangevoerd waaruit deze bedoeling kan worden afgeleid. De enkele omstandigheid dat Beequip op grond van de limietovereenkomst een bruto afkoopsom in rekening mag brengen leidt niet tot die conclusie. Duidelijk is dat partijen in afwijking van die bepaling andere afspraken hebben gemaakt. Verder wordt betrokken dat, als onvoldoende gemotiveerd weersproken, vaststaat dat het in de praktijk niet ongebruikelijk was dat overeenkomsten tegen een netto afkoopsom werden afgekocht. Ma-Bo mocht er in deze omstandigheden van uitgaan dat zij de netto afkoopsom met boete diende te voldoen.
Totstandkoming afspraak 11 april 2019
6.9
Beequip stelt vervolgens dat zij is teruggekomen van de afspraak van 19 december 2018 omdat Ma-Bo de [object 1] zonder haar toestemming had verkocht en zonder de afkoopsom aan Beequip te voldoen. Volgens Beequip gaven deze omstandigheden haar de bevoegdheid de limietovereenkomsten en de leaseovereenkomsten met Ma-Bo met onmiddellijke ingang te beëindigen. Beequip heeft van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt maar heeft in plaats daarvan de betalingsregeling van 11 april 2019 getroffen.
6.1
De enkele verkoop van de machine aan [naam bedrijf 2] is op zichzelf geen grond voor beëindiging van de overeenkomsten. Beequip wist dat Ma-Bo de leaseovereenkomst wilde afkopen om de [object 1] aan een derde te verkopen en duidelijk is dat Beequip daarvoor ook toestemming heeft verleend. Artikel 7.5 van de limietovereenkomst waarop Beequip zich beroept gaat ook uit van afkoop van de leaseovereenkomst met het oog op verkoop aan een derde. Partijen hebben tegen die achtergrond afspraken gemaakt over de te betalen afkoopsom en Beequip heeft daarvoor op 12 februari 2019 een factuur gestuurd. Wel is duidelijk dat die toestemming was verleend onder de voorwaarde dat Ma-Bo uit de verkoopopbrengst de afkoopsom (zoals hiervoor is overwogen: de netto afkoopsom met boete) zou voldoen. Het staat vast dat Ma-Bo die verplichting niet is nagekomen. Ma-Bo heeft niet (voldoende) bestreden dat de netto afkoopsom met boete per 12 februari 2019 opeisbaar was en dat zij door niet te betalen, per die datum in verzuim is gekomen. Daardoor was Beequip op grond van artikel 10 van de limietovereenkomst en op grond van artikel 9 van de algemene voorwaarden gerechtigd de limietovereenkomst en de leaseovereenkomsten onmiddellijk te beëindigen en de geleasede machines terug te nemen. Beequip heeft in plaats daarvan in de ingebrekestelling van 3 april 2019 aanspraak gemaakt op de volgens artikel 7.5 van de limietovereenkomst verschuldigde bruto afkoopsom. Partijen hebben vervolgens in het gesprek op 5 april 2019 afspraken gemaakt, waarbij Beequip Ma-Bo de gelegenheid heeft geboden om de bruto afkoopsom niet ineens, maar in termijnen te betalen. Hierover hebben partijen overeenstemming bereikt.
Misbruik van omstandigheden en bedreiging
6.11
Het beroep van Ma-Bo op vernietiging van de betalingsregeling wegens misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging wordt verworpen. Beequip en Ma-Bo zijn allebei professionele ondernemingen die zakelijk opereerden. De kantonrechter is met Beequip van oordeel dat Beequip niet is aan te merken als een bank. Uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt verder dat Beequip ook geen 100% dochteronderneming van NIBC Bank is. De Gedragscode Kleinzakelijke Financiering is dus niet van toepassing zodat de daarin neergelegde bijzondere zorgplicht voor Beequip niet geldt. Ma-Bo stelt verder wel dat Beequip de op haar rustende informatieplicht heeft geschonden, maar zij heeft niet concreet gemaakt welke informatieplicht is geschonden met betrekking tot de betalingsregeling. Daarom wordt hieraan voorbij gegaan.
6.12
De omstandigheid dat Ma-Bo zich klem gezet voelde door de aankondiging van Beequip dat als geen overeenstemming zou worden bereikt over de betalingsregeling, alle overeenkomsten zouden worden ontbonden, de geleasede machines zouden worden opgehaald en aangifte zou volgen bij de politie, is onvoldoende om misbruik van omstandigheden aan te nemen. Het enkele feit dat iemand in een economische dwangpositie verkeert en om die reden een overeenkomst aangaat die hij niet zou zijn aangegaan zonder die dwangpositie, levert op zichzelf nog geen misbruik van omstandigheden op. Om in zo’n geval misbruik van omstandigheden te kunnen aannemen zijn bijkomende omstandigheden vereist. Dat kan zijn dat de andere partij voor zichzelf een klaarblijkelijk onevenredig groot voordeel heeft bedongen [4] . Hiervan is geen sprake. Ma-Bo heeft zichzelf in deze positie gebracht door de machine van Beequip aan een derde te verkopen zonder de overeengekomen afkoopsom aan Beequip te voldoen. Beequip was daardoor bevoegd de overeenkomsten te beëindigen en haar eigendommen op te halen. Zij heeft in plaats daarvan een - voor Ma-Bo gunstiger - alternatief geboden in de vorm van de betalingsregeling. Beequip heeft geen hoger bedrag bedongen dan haar op grond van de limietovereenkomst toekwam en heeft dus geen (onevenredig groot) voordeel gehad.
6.13
Het beroep op bedreiging wordt ook verworpen. Hiervoor is overwogen dat Beequip bevoegd was de overeenkomsten op te zeggen en de geleasede machines op te halen. De mededeling van Beequip dat zij hiertoe zou overgaan als geen overeenstemming zou worden bereikt over een betalingsregeling, was daarom geoorloofd en het gebruik ervan was ook niet onrechtmatig. De aankondiging tot het doen van aangifte levert evenmin bedreiging op. Ma-Bo heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat Beequip wist of redelijkerwijs behoorde te weten dat de beschuldiging ongegrond was en ook is er onvoldoende aanleiding om te oordelen dat Beequip dit middel heeft gebruikt voor een doel waartoe dit niet behoort te strekken. Beequip heeft de aankondiging gedaan om Ma-Bo tot nakoming van haar betalingsverplichting aan te sporen. Dat is niet onrechtmatig.
Tussenconclusie
6.14
De conclusie is dat het beroep van Ma-Bo op vernietiging van de betalingsregeling van 11 april 2019 niet slaagt. Ma-Bo was dus de overeengekomen bruto afkoopsom van € 500.867,77 verschuldigd.
Rente over afkoopsom
6.15
Partijen zijn het erover eens dat Ma-Bo op grond van de betalingsregeling van 11 april 2019 een contractuele rente van 1,5% per maand is verschuldigd over het openstaande bedrag aan hoofdsom over de periode 12 februari 2019 tot aan de laatste aflossing op 10 juni 2019. Beequip is, gelet op wat hiervoor is overwogen, bij de berekening van de verschuldigde rente terecht uitgegaan van de hoofdsom van € 500.867,77.
Leasetermijnen januari 2019
6.16
Ma-Bo heeft aangevoerd dat zij in januari 2019 twee betalingen van € 5.660,29 heeft gedaan die ten onrechte niet in mindering zijn gebracht op de hoofdsom, zodat rente is berekend over een te hoog bedrag. Beequip heeft dit gemotiveerd weersproken en heeft verwezen naar het als productie 8 bij dagvaarding overgelegde amortisatieschema. Ma-Bo heeft de juistheid van het amortisatieschema niet (voldoende) betwist, zodat dit schema als juist wordt aangenomen. De in januari 2019 gedane betalingen van elk € 5.660,29 staan weergegeven op instalment 22 en 23. Hieruit kan worden afgeleid dat deze betalingen zijn verwerkt. Ma-Bo heeft niet weersproken dat een optelsom van de instalments 24 tot en met 85 leidt tot het bedrag van
€ 500.867,77. Dit betekent dat de twee betalingen van ieder € 5.660,29 al zijn verwerkt in de afkoopsom van € 500.867,77
,zodat bij de berekening van de rente niet is uitgegaan van een te hoge hoofdsom.
Renteberekening onduidelijk
6.17
Beequip baseert de gevorderde rente op een renteberekening van 6 augustus 2019. Ma-Bo heeft de juistheid van deze berekening betwist. Zij heeft daartoe aangevoerd dat volgens de renteberekening van 25 juni 2019 waarop de twee in april 2019 gedane betalingen van € 5.660,29 nog niet waren verwerkt, de rente € 16.385,27 bedraagt, terwijl volgens de nieuwe renteberekening van 6 augustus 2019 waarop die betalingen wél zijn verwerkt, de rente € 23.558,66 bedraagt. Dat kan volgens Ma-Bo niet kloppen. Ook omdat de hoofdsom op 10 juni 2019 al volledig was voldaan en de rente na die datum dus niet verder kan zijn opgelopen. Beequip heeft hierop niet gereageerd.
Tussenconclusie
6.18
Vanwege het ontbreken van een nadere toelichting van Beequip is het niet mogelijk om vast te stellen of het gevorderde bedrag aan rente juist is. Beequip wordt in de gelegenheid gesteld een duidelijke toelichting te geven op de renteberekening van 6 augustus 2019 en daarbij in te gaan op de door Ma-Bo aangevoerde argumenten. Ma-Bo mag hierop reageren.
Wettelijke rente
6.19
Ma-Bo heeft geen specifiek verweer gevoerd tegen de gevorderde contractuele rente over de verschenen contractuele rente vanaf 10 juni 2019. Deze vordering zal daarom worden toegewezen.
II.
De vordering ten aanzien van de Upfront BTW
6.2
Beequip vordert betaling van € 110.613,06 aan hoofdsom en € 28.206,33 aan contractuele rente vanaf 22 februari 2019 tot aan de dag van dagvaarding uit hoofde van de Upfront BTW voor de [object 2] .
De voorfinanciering
6.21
Ma-Bo betwist niet dat zij uit hoofde van de voorfinanciering van de Upfront BTW € 110.613,06 aan Beequip verschuldigd is, zodat dit vaststaat. Ma-Bo heeft als verweer gevoerd dat zij hiervan al € 35.983,07 heeft betaald. Aanvankelijk (bij conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie) heeft Ma-Bo zich op het standpunt gesteld dat zij hooguit nog € 92.679,99 verschuldigd was. Later, bij conclusie van repliek in conventie heeft zij zich op het standpunt gesteld dat zij hoogstens € 74.629,99 was verschuldigd.
6.22
Anders dan Beequip heeft betoogd is duidelijk dat Ma-Bo niet heeft bedoeld te erkennen dat zij € 92.679,99 is verschuldigd. Duidelijk is dat Ma-Bo in de conclusie van antwoord is uitgegaan van een verkeerde hoofdsom en dat zij heeft bedoeld dat de gevorderde hoofdsom van € 110.613,06 minus het al betaalde bedrag van € 35.983,07 verschuldigd is. Beequip heeft niet betwist dat Ma-Bo € 35.983,07 heeft betaald maar stelt dat dit bedrag aan andere openstaande vorderingen is toegerekend. Beequip heeft niet (voldoende) onderbouwd aan welke vorderingen de betaling is toegerekend, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Aan deze stelling van Beequip wordt daarom voorbij gegaan.
Tussenconclusie
6.23
De conclusie is dat Ma-Bo van de verschuldigde hoofdsom al € 35.983,07 heeft betaald en dat dit bedrag in mindering komt op het gevorderde bedrag van € 110.613,06. Van de gevorderde hoofdsom is dus € 74.629,99 toewijsbaar.
Rente over voorfinanciering
6.24
Ma-Bo heeft zowel de verschuldigdheid als de hoogte van de gevorderde rente bestreden. De te late betaling is niet aan haar toerekenbaar omdat zij de factuur van Beequip waarmee zij het bedrag van de fiscus kon terugvorderen pas in januari 2019 ontving. Bovendien was er veel onduidelijk. Om die reden is het volgens Ma-Bo niet redelijk om rente te vorderen. Als al rente is verschuldigd dan had Beequip rekening moeten houden met een Carenz-tijd van 90 dagen gerekend vanaf 7 oktober 2019 (het moment waarop de Duitse fiscus duidelijkheid heeft verschaft), derhalve vanaf 5 januari 2020. Meer subsidiair is de rente verschuldigd vanaf 22 mei 2019 (90 dagen na 22 februari 2019).
6.25
Ma-Bo heeft niet betwist dat zij per 22 februari 2019 in verzuim was. Op grond van de algemene voorwaarden is Ma-Bo per die datum rente verschuldigd. Voor zover Ma-Bo stelt dat partijen in afwijking van de algemene voorwaarden een andere termijn zijn overeengekomen voor de berekening van de rente, wordt deze stelling als onvoldoende onderbouwd verworpen. Beequip heeft gemotiveerd betwist dat rekening zou moeten worden gehouden met een Carenz-tijd. Ma-Bo heeft geen stukken overgelegd waaruit een dergelijke afspraak blijkt. De omstandigheden dat Beequip in andere gevallen rekening heeft gehouden met een Carenztijd van 90 dagen brengt niet mee dat zij daartoe ook in dit geval verplicht was. Ook het betoog van Ma-Bo dat zij de rente niet is verschuldigd omdat de te late betaling niet aan haar toerekenbaar is vanwege onduidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk was voor de BTW afdracht, wordt verworpen. Beequip heeft het bedrag aan Ma-Bo geleend en overeengekomen is dat Ma-Bo dit bedrag zou terug betalen. Indien en voor zover sprake was van onduidelijkheid over de vraag wie uiteindelijk de BTW moest afdragen, ontsloeg dat Ma-Bo op dat moment niet van haar betalingsverplichting tegenover Beequip. Het beroep van Ma-Bo op opschorting wordt verworpen. Niet gesteld of gebleken is dat Ma-Bo een opeisbare vordering had op Beequip.
Tussenconclusie
6.26
De conclusie is dat de rente zal worden toegewezen over € 74.629,99 gerekend vanaf 22 februari 2019. Beequip wordt in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van dit bedrag (onderbouwd met een berekening).
III.
Buitengerechtelijke kosten
6.27
De door Beequip gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten komt op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden in beginsel voor toewijzing in aanmerking. Deze vergoeding zal echter op grond van artikel 242 Rv worden gematigd omdat niet gesteld of gebleken is dat de werkelijke kosten van Beequip hoger zijn dan de wettelijke staffel, die in het algemeen redelijk wordt geacht. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten zal dan ook gematigd, tot de wettelijke staffel, worden toegewezen.
Het beroep op verrekening
6.28
Ma-Bo voert als verweer dat zij bevoegd is de schuld aan Beequip te verrekenen met haar vorderingen op Beequip. Ma-Bo stelt dat zij een vordering heeft op Beequip van € 412.703,36. Dit bedrag bestaat voor € 130.028,36 aan teveel betaalde bedragen voor de [object 1] en [object 2] en € 282.675,- aan schadevergoeding. De vorderingen van Ma-Bo worden hierna behandeld, waarna de conclusie zal zijn dat het beroep op verrekening slechts slaagt voor een bedrag van € 20.191,78. Voor het overige zijn de vorderingen ongegrond.
Vorderingen ten aanzien van de [object 1] en de [object 2]
6.29
De vordering van € 130.028,36 met betrekking tot de [object 1] en [object 2] bestaat uit:
  • € 49.852,77 aan teveel betaalde afkoopsom voor de [object 1]
  • € 16.899,88 (€ 1.291,95 + 2 maal € 5.660,29 + € 4.287,35) aan teveel betaalde aflossingen voor de [object 1]
  • € 14.612,34 aan teveel betaalde leasetermijnen
  • € 5.472,69 aan ten onrechte betaalde BTW voor de [object 1]
  • € 8.326,47 aan ten onrechte betaalde BTW voor de [object 3]
  • € 35.983,07 aan aflossing voor de [object 2] .
Afkoopsom [object 1]
6.3
Hiervoor is overwogen dat de overeengekomen afkoopsom voor de [object 1] € 500.867,77 bedraagt. De stelling van Ma-Bo dat zij maar € 451.015,38 moest betalen en daardoor € 49.852,77 teveel heeft afgelost, is dus onjuist en wordt verworpen. Het beroep op verrekening van dit bedrag wordt afgewezen.
Teveel betaalde aflossingen [object 1]
6.31
Beequip heeft erkend dat Ma-Bo € 1.291,95 teveel heeft afgelost voor de [object 1] . Dit staat dus vast, zodat Ma-Bo dit bedrag mag verrekenen.
Betalingen januari 2019 [object 1]
6.32
Ma-Bo stelt dat zij in januari 2019 twee betalingen van € 5.660,29 teveel heeft gedaan. Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat deze betalingen gewone leasetermijnen van 2019 betreffen die los staan van de per februari 2019 verschuldigde afkoopsom. De bedragen zijn dus niet teveel betaald. Ma-Bo heeft geen vordering en het beroep op verrekening wordt afgewezen.
Extra aflossing juni 2019
6.33
Ma-Bo stelt dat zij op 25 juni 2019 nog een extra betaling van € 4.287,53 heeft gedaan, waardoor zij teveel heeft betaald. Beequip heeft erkend dat de hoofdsom van € 500.867,77 op 10 juni 2019 volledig was voldaan en dat Ma-Bo toen al teveel had betaald (zie hiervoor). Beequip heeft niet (voldoende) betwist dat Ma-Bo vervolgens op 25 juni 2019 voor de [object 1] nog € 4.287,35 heeft overgemaakt en dat dit bedrag dus teveel is betaald, zodat dit vaststaat. Ma-Bo mag dit bedrag dus verrekenen.
Leasetermijnen april en mei 2019
6.34
Ma-Bo stelt dat zij in maart en april 2019 € 14.612,34 teveel heeft betaald aan leasetermijnen op machines die al waren afgekocht en afbetaald. Beequip heeft niet betwist dat de machines al waren afbetaald maar stelt dat zij de ontvangen leasetermijnen op grond van haar algemene voorwaarden heeft toegerekend aan andere openstaande vorderingen op Ma-Bo en niet aan de hoofdsom. Ma-Bo heeft dit betwist en heeft aangevoerd dat zij geen andere openstaande vorderingen had en dat nergens uit blijkt aan welke vorderingen de betalingen zijn toegerekend.
6.35
Beequip heeft niet (voldoende) onderbouwd aan welke openstaande vorderingen zij de betalingen van Ma-Bo heeft toegerekend, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Aan deze stelling van Beequip wordt daarom voorbij gegaan. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Daarmee staat vast dat Ma-Bo € 14.612,34 teveel heeft betaald zodat haar beroep op verrekening met dit bedrag slaagt.
BTW voor [object 1] en [object 3]
6.36
Ma-Bo stelt dat zij € 5.472,69 aan BTW over de [object 1] aan Beequip heeft betaald, terwijl Ma-Bo dit bedrag zelf moet betalen aan de Duitse fiscus en niet Beequip. Ma-Bo vordert terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag. Beequip heeft gemotiveerd betwist dat dit bedrag onverschuldigd is betaald. Beequip heeft daartoe aangevoerd dat Ma-Bo behalve een advies van haar belastingadviseur [naam 5] geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij voor dit bedrag een (na)heffing heeft gekregen van de Duitse fiscus. Daarnaast voert Beequip aan dat zij alle BTW over de [object 1] - waaronder dit bedrag - heeft afgedragen aan de Duitse fiscus. Ter onderbouwing heeft Beequip een betaalbewijs overgelegd. Ma-Bo heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij daadwerkelijk € 5.472,69 aan de Duitse fiscus moet afdragen, terwijl dat gelet op de gemotiveerde betwisting van Beequip wel op haar weg had gelegen. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Het beroep op verrekening wordt afgewezen.
6.37
Ma-Bo stelt dat zij ten onrechte € 8.326,47 aan BTW over de [object 3] aan Beequip heeft betaald. Beequip heeft dit gemotiveerd betwist. Beequip heeft een creditfactuur voor dit gestuurd en Ma-Bo heeft het bedrag nooit betaald. aldus Beequip. Ma-Bo heeft in reactie hierop enkel aangevoerd dat zij niet bekend is met de creditfactuur. Ma-Bo heeft geen betaalbewijzen overgelegd waaruit blijkt dat zij het bedrag wel aan Beequip heeft betaald, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Dit betekent dat Ma-Bo haar stelling dat zij dit bedrag heeft betaald onvoldoende heeft onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Het beroep op verrekening wordt afgewezen.
Upfront BTW [object 2]
6.38
Het beroep op verrekening met een bedrag van € 35.983,07 wordt afgewezen. Met deze betaling is al rekening gehouden bij de in conventie toe te wijzen hoofdsom uit hoofde van de voorfinanciering [object 2] . Ma-Bo kan dit bedrag daarnaast niet ook nog verrekenen.
Schadevergoeding vanwege wanprestatie
6.39
Ma-Bo vordert € 282.675,- aan schadevergoeding. Ma-Bo baseert die vordering op haar stelling dat Beequip is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot het meewerken aan afkoop van de leaseovereenkomsten en het vrijgeven van eigendomsbewijzen van 35 afbetaalde machines. Ma-Bo heeft als gevolg hiervan haar wagenpark niet kunnen vernieuwen en heeft daardoor huurinkomsten misgelopen. Beequip is hiervoor aansprakelijk. Beequip heeft gemotiveerd betwist dat zij aansprakelijk is. Beequip was niet verplicht om mee te werken aan een afkoop van de leaseovereenkomsten en ook niet tot het vrijgeven van eigendomsbewijzen. Van een tekortkoming is dus geen sprake. Daarnaast is Beequip niet in gebreke gesteld en heeft Ma-Bo ook niet voldaan aan haar klachtplicht. Verder ontbreekt een causaal verband tussen een eventuele tekortkoming en de gestelde schade. Tot slot is sprake van eigen schuld.
Afkoop leaseovereenkomsten
6.4
Partijen twisten over de vraag of op Beequip een verplichting rustte om mee te werken aan afkoop van de leaseovereenkomsten. Dat vraagt om uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst aan de hand van de Haviltex-maatstaf. [5]
6.41
In artikel 7.5 van de limietovereenkomst, waarop Ma-Bo zich beroept, is geregeld onder welke voorwaarde Beequip bereid is mee te werken aan een verzoek tot afkoop van een leaseovereenkomst. Uit die bepaling volgt niet dat Beequip zonder meer verplicht is mee te werken aan een afkoop. Ma-Bo heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat partijen dit wel hebben beoogd en dat zij ook op die wijze uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst. Beequip heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij niet verplicht was tot medewerking aan afkoop gewezen op het feit dat zij in de e-mail van 16 april 2020 aan Ma-Bo slechts heeft aangegeven “open te staan” voor een verzoek tot afkoop van Ma-Bo. Op basis van deze feiten en omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat voor Beequip een verplichting bestond om mee te werken aan afkoop. De omstandigheid dat Beequip niet is ingegaan op verzoeken van Ma-Bo tot afkoop levert daarom geen tekortkoming op.
Vrijgave eigendomsbewijzen
6.42
Partijen zijn het erover eens dat het eigendomsrecht van 35 geleasede objecten na betaling van de laatste aflossingstermijn op 9 september 2020 is overgegaan naar Ma-Bo. Volgens Ma-Bo was Beequip toen verplicht de eigendomsbewijzen van de machines te verstrekken en is zij, door dit na te laten, tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen en daardoor schadeplichtig. Beequip heeft gemotiveerd betwist dat zij hiertoe verplicht was. Beequip heeft in dat kader aangevoerd dat zij niet over eigendomsbewijzen beschikt maar alleen over Duitse kentekenbewijzen. Die kentekenbewijzen liggen in bewaring bij een notaris die deze op verzoek van Ma-Bo en Beequip kan vrijgeven. Ma-Bo heeft hier niet om verzocht, ook niet nadat Beequip haar hierop bij brief van 22 juni 2021 uitdrukkelijk op heeft gewezen.
6.43
Ma-Bo baseert haar stelling op artikel 5.3 van de limietovereenkomst. In die bepaling staat dat Beequip zich het eigendomsrecht op de objecten voorbehoudt totdat zij uit hoofde van de leasovereenkomst niets meer van Ma-Bo te vorderen heeft. In die bepaling is niets geregeld over het verstrekken van eigendoms- en/of kentekenbewijzen door Beequip na het vervallen van het eigendomsvoorbehoud. Ook elders in de limietovereenkomst of in de algemene voorwaarden ontbreekt een specifieke bepaling hierover. Dit vraagt om aanvulling van de overeenkomst [6] . Er zijn geen wetsartikelen waarmee de leemte kan worden aangevuld en over de gewoonte binnen de kring waarin partijen zich bevinden, is niets gesteld. De leemte moet daarom worden aangevuld aan de hand van de aard van de overeenkomst en de eisen van redelijkheid en billijkheid. Naar het oordeel van de kantonrechter mag van Beequip worden verwacht dat zij na het vervallen van het eigendomsvoorbehoud de bij de objecten behorende eigendoms- en/of kentekenbewijzen aan Ma-Bo overdraagt. Dat betekent echter niet dat Beequip deze onmiddellijk na de laatste aflossing uit eigen beweging dient te verstrekken. Ma-Bo heeft niet gesteld en ook is niet gebleken dat zij na de laatste aflossing en vóór de eisvermeerdering van 4 juni 2021 op enig moment heeft verzocht om de eigendomsbewijzen. Van een tekortkoming is om die reden al geen sprake.
6.44
Maar ook als wel aangenomen zou worden dat Beequip de documenten uit eigen beweging had moeten verstrekken, dan betekent het feit dat zij dit heeft nagelaten nog niet dat zij schadeplichtig is. Beequip heeft terecht aangevoerd dat zij niet in verzuim is. Ma-Bo heeft erkend dat zij Beequip niet in gebreke heeft gesteld. Dat had wel gemoeten. Anders dan Ma-Bo heeft betoogd was nakoming niet blijvend onmogelijk. Beequip had de documenten op elk moment alsnog kunnen verstrekken. Een uitzondering als bedoeld in artikel 6:83 BW op grond waarvan verzuim intreedt zonder ingebrekestelling doet zich ook niet voor. Zoals hiervoor is overwogen is niet gebleken van een verzoek van Ma-Bo tot het verstrekken van eigendomsbewijzen. Van verzuim is dus geen sprake. Wel zal Beequip de documenten op eerste verzoek van Ma-Bo (alsnog) moeten afgeven.
6.45
Het voorgaande betekent dat Beequip niet gehouden is tot vergoeding van schade. Het beroep op verrekening met het gevorderde bedrag aan schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
Tussenconclusie
6.46
De conclusie is dat het beroep van Ma-Bo op verrekening wordt toegestaan voor een bedrag van € 20.191,82.
IN RECONVENTIE
I.
Vernietiging artikel 6 lid 4 algemene voorwaarden
6.47
Ma-Bo vordert om, voor zover Beequip zich beroept op artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden, voor recht te verklaren dat deze bepaling vernietigbaar is op grond van artikel 6:233 sub a BW dan wel dat deze op grond van artikel 6:248 lid 2 BW buiten toepassing dient te blijven.
6.48
Hiervoor is overwogen dat het beroep op deze bepaling onvoldoende heeft onderbouwd, zodat dit niet slaagt. Dit brengt mee dat Ma-Bo geen belang (meer) heeft bij de gevorderde verklaring van recht. Deze zal worden afgewezen.
II.
Vernietiging betalingsregeling en pandakte
6.49
Hiervoor is overwogen dat het beroep op vernietiging van de betalingsregeling van 11 april 2019 op grond van misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging als bedoeld in artikel 3:44 BW niet slaagt. De gevorderde vernietiging wordt daarom afgewezen.
6.5
De gevorderde vernietiging van de pandakte vanwege misbruik van omstandigheden wordt ook afgewezen, vanwege de volgende redenen.
6.51
Verwezen wordt naar rechtsoverweging 6.5 tot en met 6.13. Wat daar is overwogen geldt ook voor het beroep op vernietiging van de pandakte. In aanvulling daarop wordt het volgende overwogen. Op grond van de algemene voorwaarden was Beequip bevoegd aanvullende zekerheden te verlangen. Dat Beequip dit bij eerdere afkopen niet heeft gedaan betekent niet dat zij van die bevoegdheid nu ook geen gebruik mocht maken. Beequip heeft in dat verband ook aangevoerd dat zij gegronde redenen had om aanvullende zekerheid te verlangen. Ma-Bo had zelf verklaard dat zij de [object 1] aan een derde had verkocht maar niet in staat was de afkoopsom te voldoen uit de verkoopopbrengst. Hoewel aangenomen kan worden dat Ma-Bo ook wat betreft de ondertekening van de pandakte een zekere druk heeft ervaren doordat Beequip haar het alternatief (ontbinding leaseovereenkomsten en ophalen machines) heeft voorgehouden, is dat op zichzelf onvoldoende voor een beroep op misbruik van omstandigheden. Van bijkomende omstandigheden die tot een andere conclusie zouden kunnen leiden, is geen sprake. Ma-Bo heeft zichzelf in deze positie gebracht door de machine te verkopen zonder de afkoopsom aan Beequip te voldoen. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat de pandakte Beequip onevenredig groot voordeel hebben opgeleverd. De overeenkomsten boden Beequip weliswaar zekerheid tot betaling maar daar tegenover stond het voordeel voor Ma-Bo om de afkoopsom in termijnen te mogen voldoen in plaats van ineens. Daar komt bij dat Beequip onweersproken heeft aangevoerd dat de vestiging van een pandrecht op de leaseobjecten niet bezwarend voor Ma-Bo was. Ma-Bo kon op normale wijze haar onderneming voeren. Tot slot heeft Ma-Bo vóór ondertekening van de pandakte juridisch advies ingewonnen zodat aangenomen kan worden dat zij een weloverwogen keuze heeft gemaakt.
6.52
Het standpunt dat de pandakte vernietigbaar is omdat Beequip haar zorgplicht heeft geschonden, wordt eveneens verworpen. Zoals hiervoor is overwogen rustte op Beequip geen bijzondere zorgplicht. Ma-Bo stelt wel dat Beequip ten aanzien van alle geschilpunten in deze procedure haar zorgplicht heeft geschonden door niet te voldoen aan haar informatieplicht, maar zij heeft niet (voldoende) concreet gesteld in welk opzicht Beequip precies is tekortgeschoten bij de totstandkoming van de pandakte. Ma-Bo heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat Beequip bij de totstandkoming van de pandakte een op haar rustende zorgplicht heeft geschonden.
6.53
Het beroep op bedreiging slaagt evenmin. De mededeling dat Beequip alsnog zou overgaan tot ontbinding van de overeenkomsten en het ophalen van haar eigendommen was, zoals hiervoor is overwogen, niet onrechtmatig. Beequip was op grond van de overeenkomst ook bevoegd aanvullende zekerheden te verlangen. Dat Beequip naar eigen zeggen in de onderhandelingen ‘een hardere opstelling’ heeft ingenomen maakt nog niet dat sprake is van bedreiging. Daarbij wordt ook betrokken dat Ma-Bo zichzelf in deze positie heeft gebracht en dat Ma-Bo zich juridisch heeft laten adviseren, zodat zij goed geïnformeerd was.
III.
Pandrecht vervallen
6.54
Ma-Bo vordert een verklaring voor recht dat het pandrecht is komen te vervallen.
Partijen zijn het erover eens dat het aanvullende pandrecht zou vervallen als Ma-Bo haar verplichtingen op grond van de betalingsregeling van 11 april 2019 volledig zou hebben voldaan. Ma-Bo stelt dat aan deze voorwaarde is voldaan. Beequip is het hiermee niet eens omdat, zo voert zij aan, de vertragingsrente nog niet is voldaan.
6.55
Het standpunt van Beequip wordt gevolgd. Onderdeel van de betalingsregeling van 11 april 2019 was ook betaling van de contractuele vertragingsrente. Die rente is nog niet betaald en dus is de voorwaarde voor het vervallen van het pandrecht niet vervuld. De gevorderde verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
IV.
Geldvorderingen
6.56
Ma-Bo heeft betaling gevorderd van € 338.073,37 als het beroep op verrekening in conventie wordt gehonoreerd, dan wel € 412.703,36 als het beroep op verrekening in conventie niet wordt gehonoreerd. Deze vorderingen die ook ten grondslag zijn gelegd aan het beroep van Ma-Bo op verrekening, zijn hiervoor al behandeld onder rechtsoverweging 6.28 tot en met 6.46. Daar is uitgelegd dat het beroep van Ma-Bo op verrekening slechts wordt toegestaan voor € 20.191,82 en dat de vorderingen voor het overige ongegrond zijn. Het gevolg daarvan is dat de geldvorderingen van Ma-Bo in reconventie (ook) zullen worden afgewezen.
V.
Verstrekken eigendomsbewijzen
6.57
Ma-Bo vordert een veroordeling van Beequip tot het verstrekken van eigendomsbewijzen van de afbetaalde machines. Beequip heeft in haar akte na comparitie en de conclusie van dupliek in reconventie en in de tussenkomst betoogd dat zij niet over eigendomsbewijzen beschikt maar uitsluitend over Duitse kentekenbewijzen. Ma-Bo heeft hierop nog niet kunnen reageren. De kantonrechter gaat er voorlopig vanuit dat Ma-Bo heeft bedoeld de Duitse kentekenbewijzen te vorderen. Voor het geval Ma-Bo met eigendomsbewijzen (ook) andere documenten heeft bedoeld, mag zij zich hierover bij akte uitlaten en haar standpunt (met stukken) onderbouwen.
6.58
Met betrekking tot de Duitse kentekenbewijzen wordt het volgende overwogen. Beequip heeft erkend dat het eigendomsrecht van de afbetaalde machines op Ma-Bo is overgegaan en heeft aangevoerd dat Ma-Bo de bij die machines behorende Duitse kentekenbewijzen, al dan niet gezamenlijk met Beequip, kan opvragen bij de Duitse notaris die deze in bewaring heeft. Ma-Bo heeft dit niet bestreden en heeft ook geen argumenten aangevoerd op basis waarvan kan worden gevreesd dat Beequip aan een daartoe strekkend verzoek niet zal meewerken. De kantonrechter gaat er gelet op de uitlating van Beequip van uit dat zij op eerste verzoek van Ma-Bo zal meewerken aan een gezamenlijk verzoek aan de notaris tot het verstrekken van de Duitse kentekenbewijzen aan Ma-Bo, zodat een veroordeling hiertoe niet nodig is. De gevorderde veroordeling en de vordering tot het opleggen van een dwangsom worden daarom afgewezen.
VI.
Vrijgave pandrecht
6.59
Onder rechtsoverweging 6.54 en 6.55 is overwogen dat het pandrecht niet is vervallen omdat niet is voldaan aan alle verplichtingen op grond van de betalingsregeling van 11 april 2019. Als gevolg daarvan ontbreekt een grond om Beequip te veroordelen tot vrijgave van het voorbehouden pandrecht op de machines. Het beroep van Ma-Bo op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt verworpen. Zoals hiervoor is overwogen zijn partijen het erover eens dat het pandrecht vervalt zodra Ma-Bo aan haar verplichtingen op grond van de betalingsregeling van 11 april 2019 heeft voldaan. Ma-Bo kan door nakoming van haar betalingsverplichtingen zelf bewerkstelligen dat het pandrecht komt te vervallen. Het enkele feit dat de waarde van de machines waarop het pandrecht is gevestigd fors hoger is dan de schuld van Ma-Bo aan Beequip, maakt het beroep van Beequip op de pandakte niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarvoor zijn bijzondere omstandigheden nodig, die door Ma-Bo niet (voldoende) zijn gesteld.
6.6
De vordering tot vrijgave van het pandrecht en de vordering tot het opleggen van een dwangsom zullen vanwege het voorgaande worden afgewezen.
IN DE TUSSENKOMST
I.
Rechtsgeldigheid borgtocht
6.61
De primaire vordering van [eisers] om voor recht te verklaren dat tussen Beequip en [eisers] geen overeenkomst van borgtocht c.q. borgtochtakte tot stand is gekomen zal worden afgewezen. Daarvoor bestaan de volgende redenen.
6.62
[eisers] stellen dat de overeenkomst van borgtocht niet rechtsgeldig is omdat deze niet is ondertekend conform de door Beequip verstrekte toelichting dat boven de handtekening de tekst: "goed voor...[het bedrag in letters] Euro met rente en kosten" moet worden geschreven. Beequip heeft dit gemotiveerd bestreden. De kantonrechter begrijpt dat [eisers] zich op het standpunt stellen dat sprake is van schending van een contractueel vormvoorschrift [7] . De passage in de toelichting bij de akte over de wijze van ondertekening kan evenwel niet als zodanig worden aangemerkt. De toelichting is - zoals [eisers] zelf ook stellen - slechts een informatieblad. Het document is niet door partijen ondertekend en maakt geen deel uit van de overeenkomst. Maar ook als wel wordt aangenomen dat het een contractueel vormvoorschrift is, brengt de omstandigheid dat [eisers] de akte niet op de voorgeschreven wijze hebben ondertekend nog niet mee dat deze in het geheel niet rechtsgeldig is. Het voorschrift is bedoeld om ervoor te zorgen dat het voor de borg duidelijk is welke risico’s deze aanvaardt. [eisers] , die zich hierover ook juridisch hebben laten adviseren, waren zich goed bewust welke risico’s zij aangingen. Aan de strekking van dat voorschrift is dus ondanks dat de akte niet op de voorgeschreven wijze is ondertekend, voldaan.
II.
Vernietiging borgtocht
6.63
[eisers] hebben subsidiair vernietiging van de overeenkomst van borgtocht gevorderd vanwege schending van zorgplicht dan wel misbruik van omstandigheden dan wel bedreiging. Hierover wordt het volgende overwogen.
6.64
Het beroep op misbruik van omstandigheden slaagt, om de volgende redenen.
Beequip wist dat [eisers] zich gedwongen voelden akkoord te gaan met de borgtocht omdat anders het voortbestaan van de onderneming in gevaar zou komen. Uit de tussen partijen gevoerde e-mailcorrespondentie kan worden afgeleid dat Beequip de nodige druk heeft uitgeoefend en niet bereid was gehoor te geven aan het verzoek van [eisers] om meer tijd te bieden voor overleg met hun jurist. [eisers] hebben voorafgaand aan ondertekening van de borgtocht ook uitdrukkelijk aan Beequip kenbaar gemaakt dat zij niet over voldoende privévermogen beschikten om de borgstelling waar te maken. Zij hebben er daarbij op gewezen dat als zij zouden verklaren goed te zijn voor het bedrag van de afkoopsom zij valsheid in geschrifte zou opleveren. [eisers] hebben zich toen ook op het standpunt gesteld dat de borgstelling niet in verhouding stond tot de hoogte van de schuld en dat het pandrecht op de machines al voldoende zekerheid bood, ook gelet op het feit dat Ma-Bo een financieel gezonde onderneming was.
6.65
Beequip heeft niet (voldoende) weersproken dat zij wist dat [eisers] in privé niet over voldoende vermogen beschikten om de afkoopsom te betalen. Zij heeft aangevoerd dat [eisers] beschikten over alle aandelen in Ma-Bo en dat het wagenpark een waarde van 2 miljoen euro had. [eisers] hebben hiertegen ingebracht dat zij alleen over dit vermogen kunnen beschikken door de aandelen in Ma-Bo te verkopen terwijl die aandelen nog maar weinig waarde vertegenwoordigen op het moment dat [eisers] tot betaling worden aangesproken. Beequip zal eerst de machines terugnemen waardoor de bedrijfsactiviteiten niet meer kunnen worden verricht, wat de waarde van de onderneming drukt. Naar het oordeel van de kantonrechter is aannemelijk dat de waarde van de onderneming in ieder geval zal verminderen als Beequip haar zekerheidsrechten op de machines zal uitoefenen, waardoor onzeker is of een verkoop van de aandelen voldoende zal opbrengen om de afkoopsom te voldoen. Hier komt bij dat Beequip niet (voldoende) heeft weersproken dat het pandrecht al voldoende zekerheid bood tot nakoming van de betalingsverplichtingen van Ma-Bo, zodat zij onvoldoende belang had bij een persoonlijke borgstelling van [eisers] . Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Beequip in deze omstandigheden met het eisen van de borgtocht voor zichzelf onevenredig voordeel bedongen in verhouding tot het grote financiële risico dat [eisers] op zich namen.
6.66
In deze omstandigheden had Beequip [eisers] behoren te weerhouden van het aangaan van de borgtocht, zodat het beroep op vernietiging wegens misbruik van omstandigheden slaagt. De gevorderde vernietiging van de borgtocht zal worden toegewezen.
Slotoverwegingen
6.67
De zaak wordt verwezen naar de rolzitting van
dinsdag 22 maart 2022. Op die rolzitting mag Beequip zich bij akte uitlaten over de gevorderde rente (zie rechtsoverweging 6.18 en 6.26) en Ma-Bo over de gevorderde eigendomsbewijzen (zie rechtsoverweging 6.57). Voor zover nodig krijgen partijen daarna nog gelegenheid om op elkaars standpunten te reageren.
6.68
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7..De beslissing

De kantonrechter
:
in de hoofdzaak:
in conventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 22 maart 2022voor het nemen van een akte door Beequip zoals bedoeld onder 6.18 en 6.26;
in reconventie
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 22 maart 2022voor het nemen van een akte door Ma-Bo zoals bedoeld onder 6.57;
in de hoofdzaak en in de tussenkomst:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
34650

Voetnoten

1.artikel 3:44 lid 4 BW
2.artikel 3:44 lid 2 BW
3.HR 8 januari 1999, NJ 1999/342 (https://www.navigator.nl/document/id157619990108r98039nj1999342dosred)
4.HR 2 november 1979,
5.Zie rechtsoverweging 6.7
6.Zie artikel 6:248 lid 1 BW: een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
7.Zie artikel 3:37 lid 1 BW