In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Woonbron en een gedaagde die zelf procedeert. De zaak betreft een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van een woning. De rechtbank heeft eerder op 11 november 2021 een tussenvonnis gewezen waarin werd overwogen dat Woonbron voorshands in het bewijs was geslaagd dat de gedaagde de woning zonder toestemming in gebruik had gegeven aan derden en daar niet haar hoofdverblijf had gehouden. De gedaagde kreeg de gelegenheid om tegenbewijs te leveren, maar is niet verschenen en heeft geen tegenbewijs geleverd.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde tekort is geschoten in haar verplichtingen als huurder. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde is toegewezen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 518,65 per maand tot aan de ontruiming. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 629,39.
De beslissing van de kantonrechter omvat de ontbinding van de huurovereenkomst, de ontruiming van de woning, de betaling van huur tot aan de ontruiming, en de veroordeling van de gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.