Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het procesverloop
- de dagvaarding met producties van 3 september 2021;
- de e-mail van [gedaagde] van 12 oktober 2021;
- de aantekeningen van de griffier van het aanvullende mondelinge antwoord van [gedaagde] van 11 november 2021;
- de conclusie van repliek met producties;
- de e-mail van [gedaagde] van 7 januari 2022.
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
- op 13 januari 2021 ter hoogte van € 511,42;
- op 12 februari 2021 ter hoogte van € 333,14;
- op 31 maart 2021 ter hoogte van € 270,57.
4..De beoordeling
Ik gaa het morgen direkt nakijken”. [gedaagde] heeft vervolgens niet betwist dat die reactie van hem afkomstig is of namens hem is geschreven. De kantonrechter leidt uit deze reactie af dat [gedaagde] wel degelijk bekend was met de factuur van € 511,42. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat hij op 30 april 2021 heeft gebeld met de vrouw van [gedaagde] over de openstaande facturen, dat hem toen is meegedeeld dat die facturen al betaald waren maar dat het aangekondigde betalingsbewijs nooit is ontvangen. Deze gang van zaken – die door [gedaagde] niet is betwist – strookt evenmin met het standpunt van [gedaagde] . Het had op zijn weg gelegen hier op in te gaan. Dat heeft hij niet gedaan.