ECLI:NL:RBROT:2022:1534

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
9699102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding zonder transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Pameijer en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Pameijer verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2022, zonder toekenning van een transitievergoeding. De stichting stelde dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, waardoor een vruchtbare samenwerking niet langer mogelijk was. Pameijer voegde hieraan toe dat herplaatsing van [verweerder] niet mogelijk was en dat deze al gecompenseerd was door een afvloeiingsregeling.

[Verweerder] verzet zich primair tegen de ontbinding, maar erkent dat er een verstoorde arbeidsverhouding is en dat herplaatsing niet mogelijk is. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter en stelde dat er geen aanleiding is voor een transitievergoeding, aangezien hij al lange tijd vrijgesteld is van werk.

De kantonrechter overwoog dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als er een redelijke grond voor is en herplaatsing niet mogelijk is. Beide partijen waren het erover eens dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en dat [verweerder] geen verwijt treft. De kantonrechter concludeerde dat er geen opzegverbod van toepassing was en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 mei 2022, zonder toekenning van een transitievergoeding, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9699102 \ VZ VERZ 22-1439
uitspraak: 28 februari 2022
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Pameijer,
gevestigd te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. L. van Luipen te Rotterdam,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. K. ten Broek te Rotterdam.
Partijen worden hierna Pameijer en [verweerder] genoemd.

1..Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub g BW, met een productie, per e-mail ontvangen op de griffie op 18 februari 2022;
  • het verweerschrift ex artikel 7:671b BW.
1.2.
Zoals door beide partijen in hun begeleidend schrijven is voorgesteld, heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beslissing bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1.
Pameijer verzoekt de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden met ingang van 1 mei 2022, zonder toekenning van een transitievergoeding aan [verweerder] . Aan het verzoek legt Pameijer ten grondslag dat, als gevolg van een verschil van inzicht tussen partijen, sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig dat een vruchtbare samenwerking niet langer mogelijk is, zonder dat aan [verweerder] hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Zij stelt verder dat herplaatsing van [verweerder] binnen Pameijer niet mogelijk is gebleken. Toekenning van een transitievergoeding is voorts niet redelijk, omdat [verweerder] al door een afvloeiingsregeling is gecompenseerd.
2.2.
Hoewel [verweerder] zich primair verzet tegen ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bevestigt hij wel dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat er geen mogelijkheden zijn voor herplaatsing. Hij heeft zich ten aanzien van het ontbindingsverzoek gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. Voor toekenning van een transitievergoeding is geen aanleiding, omdat [verweerder] reeds lange tijd is vrijgesteld van werk.

3. De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden opgezegd, als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Die eisen gelden op grond van artikel 7:671b lid 2 BW ook voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.
3.2.
Partijen zijn het er over eens dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding op grond waarvan van Pameijer niet kan worden verlangd de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Er is daarom sprake van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Partijen zijn het er ook over eens dat [verweerder] geen enkel verwijt treft ten aanzien van de ontbindingsgrond en dat herplaatsing van [verweerder] in een andere passende functie niet mogelijk is.
3.3.
Pameijer stelt verder dat geen sprake is van enig opzegverbod. [verweerder] bevestigt dit. Hij merkt daarbij op dat hij weliswaar arbeidsongeschikt is, maar dat de verzochte ontbinding hiermee geen verband houdt. Op grond van artikel 7:671b lid 6 sub a BW staat de arbeidsongeschiktheid daarom niet in de weg aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Van een ander opzegverbod is de kantonrechter niets gebleken.
3.4.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden, op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW, in combinatie met artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt daarbij met oog op artikel 7:671b lid 9 BW bepaald op 1 mei 2022.
3.5.
Partijen zijn het erover eens dat aan [verweerder] geen transitievergoeding toekomt.
3.6.
Gelet op de aard van het geschil worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.

4..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2022;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van deze procedure draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
33394