Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het procesverloop
- het verzoekschrift ex artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub g BW, met een productie, per e-mail ontvangen op de griffie op 18 februari 2022;
- het verweerschrift ex artikel 7:671b BW.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de Stichting Pameijer en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Pameijer verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 mei 2022, zonder toekenning van een transitievergoeding. De stichting stelde dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, waardoor een vruchtbare samenwerking niet langer mogelijk was. Pameijer voegde hieraan toe dat herplaatsing van [verweerder] niet mogelijk was en dat deze al gecompenseerd was door een afvloeiingsregeling.
[Verweerder] verzet zich primair tegen de ontbinding, maar erkent dat er een verstoorde arbeidsverhouding is en dat herplaatsing niet mogelijk is. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter en stelde dat er geen aanleiding is voor een transitievergoeding, aangezien hij al lange tijd vrijgesteld is van werk.
De kantonrechter overwoog dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden als er een redelijke grond voor is en herplaatsing niet mogelijk is. Beide partijen waren het erover eens dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding en dat [verweerder] geen verwijt treft. De kantonrechter concludeerde dat er geen opzegverbod van toepassing was en dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 mei 2022, zonder toekenning van een transitievergoeding, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.