In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 januari 2022 verzoekschriften ingediend, waarin zorgen werden geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die zijn opgegroeid in een onveilige en onstabiele opvoedomgeving. De moeder van de kinderen heeft recentelijk een psychose doorgemaakt, wat heeft geleid tot de tijdelijke uithuisplaatsing van de kinderen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de kinderen, de moeder, de vader van [naam kind 2], de pleegmoeder van [naam kind 1] en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen door de moeder wordt uitgeoefend. [naam kind 1] verblijft in een netwerkpleeggezin, terwijl [naam kind 2] bij de vader woont. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot aan haar meerderjarigheid en een machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De moeder en de vader hebben hun instemming met de verzoeken gegeven, waarbij de moeder haar best doet om te herstellen en weer voor de kinderen te zorgen.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de huidige situatie van groot belang is voor hun verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind 1] onder toezicht te stellen tot haar meerderjarigheid en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden. Voor [naam kind 2] is geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig, aangezien hij binnenkort weer bij de moeder zal wonen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.