ECLI:NL:RBROT:2022:1525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
2 maart 2022
Zaaknummer
C/10/632352 / JE RK 22-166 en C/10/632354 / JE RK 22-167
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 3 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 21 januari 2022 verzoekschriften ingediend, waarin zorgen werden geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die zijn opgegroeid in een onveilige en onstabiele opvoedomgeving. De moeder van de kinderen heeft recentelijk een psychose doorgemaakt, wat heeft geleid tot de tijdelijke uithuisplaatsing van de kinderen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de kinderen, de moeder, de vader van [naam kind 2], de pleegmoeder van [naam kind 1] en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen door de moeder wordt uitgeoefend. [naam kind 1] verblijft in een netwerkpleeggezin, terwijl [naam kind 2] bij de vader woont. De Raad heeft verzocht om een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot aan haar meerderjarigheid en een machtiging tot uithuisplaatsing voor een periode van zes maanden. De moeder en de vader hebben hun instemming met de verzoeken gegeven, waarbij de moeder haar best doet om te herstellen en weer voor de kinderen te zorgen.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de huidige situatie van groot belang is voor hun verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft daarom besloten om [naam kind 1] onder toezicht te stellen tot haar meerderjarigheid en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden. Voor [naam kind 2] is geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig, aangezien hij binnenkort weer bij de moeder zal wonen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/632352 / JE RK 22-166 en C/10/632354 / JE RK 22-167
Datum uitspraak: 3 februari 2022
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van

de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum kind 2] 2011 te [geboorteplaats kind 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder],

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als informant aan ten aanzien van [naam kind 1]:

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder],

hierna te noemen: de pleegouders van [naam kind 1], wonende te [woonplaats pleegouders].
De kinderrechter merkt als informant aan ten aanzien van [naam kind 2]:

[naam vader kind 2],

hierna te noemen: de vader van [naam kind 2], wonende te [woonplaats vader kind 2].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de verzoekschriften met bijlagen van de Raad van
21 januari 2022, ingekomen bij de griffie op 21 januari 2022.
Op 3 februari 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaken met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind 1], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de moeder;
- de vader van [naam kind 2];
- de pleegmoeder van [naam kind 1];
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam 1].
Opgeroepen en niet verschenen zijn een vertegenwoordig(st)er van de GI en de pleegvader van [naam kind 1].
Aan het einde van de zitting is [naam 2] van de GI alsnog telefonisch gehoord.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] verblijft in een netwerkpleeggezin. [naam kind 2] verblijft bij de vader.
Bij beschikking van 17 november 2021 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 17 februari 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 november 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor netwerkpleegzorg en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 2] bij de vader verlengd voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.

De verzoeken

De Raad verzoekt een ondertoezichtstelling van [naam kind 1] tot aan haar meerderjarigheid. Ook wordt een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor netwerkpleegzorg verzocht voor de duur van zes maanden.
Daarnaast verzoekt de Raad een ondertoezichtstelling van [naam kind 2] voor de duur van zes maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft de verzoeken ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. Zij hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en zijn opgegroeid in een onveilige en onstabiele opvoedomgeving. De moeder heeft onlangs een psychose gehad. [naam kind 2] moest toen opeens bij de vader gaan wonen. Op dit moment is de moeder stabiel, waardoor [naam kind 2] weer terug kan naar huis. Samen met de GI moet gekeken worden wanneer [naam kind 2] bij de moeder is en wanneer bij de vader. Voor [naam kind 1] is het belangrijk dat zij rust en stabiliteit krijgt en de ruimte krijgt om zich op haar eigen ontwikkeling te richten. Deze ruimte ervaart zij in het pleeggezin. Het is van belang dat zij hier langer blijft wonen. Het is fijn dat het contact tussen de moeder en [naam kind 1] weer op gang is gekomen.

De standpunten

De moeder is het eens met de verzoeken. De moeder vindt het moeilijk dat [naam kind 1] niet thuis woont, maar zij respecteert de keuze van [naam kind 1]. Zij bellen elke dag. Ook vindt de moeder het fijn dat [naam kind 2] weer vaker thuis is. De moeder doet haar best om te herstellen, zodat zij weer goed voor de kinderen kan zorgen.
De vader is het eens met het verzoek ten aanzien van [naam kind 2]. Het gaat goed met [naam kind 2]. Hij ziet de moeder elke dag.
De pleegmoeder heeft ter zitting aangegeven dat [naam kind 1] elke dag wat losser komt en zich meer thuis gaat voelen. De pleegmoeder vraagt zich wel of [naam kind 1] haar emoties goed kan uiten. Het is fijn als zij daar hulpverlening voor krijgt. [naam kind 1] kan zo lang als zij wil in het pleeggezin blijven.
De GI heeft ter zitting telefonisch de verzoeken van de Raad ondersteund. De moeder is goed bezig om aan zichzelf te werken. [naam kind 1] heeft het naar haar zin in het pleeggezin. Het is van belang dat zij daar voorlopig blijft wonen. [naam kind 2] kan terug naar de moeder, maar hij heeft wel behoefte aan regelmatig contact met de vader.

De mening van [naam kind 1]

heeft aan de kinderrechter verteld dat zij het fijn heeft bij de pleegouders. Zij wil nu liever niet terug naar huis. [naam kind 1] heeft een druk sociaal leven en heeft niet altijd tijd om naar de moeder toe te gaan. Zij heeft regelmatig belcontact met de moeder en gaat af en toe naar huis. De schoolpsycholoog is betrokken bij [naam kind 1].

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op dit moment worden [naam kind 1] en [naam kind 2] ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Er zijn veel zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen. De kinderen hebben meerdere ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt en zijn opgegroeid in een onstabiele en onveilige opvoedsituatie. In november 2021 heeft de moeder een psychose gehad, waarvoor zij met een crisismaatregel is opgenomen in een kliniek van Antes. De moeder is gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis. De kinderen zijn toen uit huis geplaatst. [naam kind 1] verblijft sindsdien in een netwerkpleeggezin en [naam kind 2] bij de vader.
De moeder is betrokken bij de kinderen, maar is onvoldoende emotioneel beschikbaar geweest. Zij heeft niet kunnen voorkomen dat de kinderen herhaaldelijk zijn blootgesteld aan een onstabiele en onveilige opvoedomgeving. Het is bijzonder dat de kinderen zich ondanks alle zorgen positief hebben ontwikkeld. De kinderen zijn momenteel gebaat bij rust en stabiliteit, zodat zij zich kunnen richten op hun ontwikkelingstaken.
De komende periode is het belangrijk dat de moeder de tijd neemt om te herstellen van haar psychose. Daarbij is het van belang dat de moeder hulpverlening blijft accepteren en dat haar situatie stabiel blijft. De kinderen hebben een stabiele moeder nodig. De inzet van een jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk om de juiste hulpverlening voor de kinderen in te zetten en de ontwikkeling van de kinderen te volgen. Gelet op de meewerkende houding van de moeder zal de kinderrechter [naam kind 2] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden en [naam kind 1] tot aan haar meerderjarigheid.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [naam kind 1] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b (BW). [naam kind 1] heeft aangegeven dat zij het fijn heeft in het pleeggezin en daar rust en stabiliteit ervaart. Zij wil nog niet terug naar huis. De moeder is nog niet in staat om [naam kind 1] te bieden wat zij nodig heeft. De plaatsing in het huidige netwerkpleeggezin dient te worden voortgezet. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van zes maanden. Voor [naam kind 2] is er geen machtiging tot uithuisplaatsing nodig. Hij zal binnenkort weer bij de moeder gaan wonen. De GI zal in overleg met de ouders bekijken wanneer [naam kind 2] bij de moeder is en wanneer bij de vader.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 3 februari 2022 tot [geboortedatum kind 1] 2022;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] in een voorziening voor netwerkpleegzorg met ingang van 3 februari 2022 tot 3 augustus 2022;
stelt [naam kind 2] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van 3 februari 2022 tot 3 augustus 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2022 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 17 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.